Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 4 tot en met 30 april 2018, althans in 2018, te Groningen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(van) een voorwerp, te weten op/in of omstreeks:
-8 of 9 april 2018, 2015 euro (aangifte [benadeelde partij 1], dossierpagina 2893), en/of
-26 april 2018, 350 euro (aangifte [benadeelde partij 2], dossierpagina 2905), en/of
-de periode van 14 tot en met 16 april 2018, 1106,95 euro
(aangifte [benadeelde partij 3], dossierpagina 2909), en/of
-9 april 2018, 185 euro (aangifte [benadeelde partij 4], dossierpagina 2915), en/of
-30 april 2018, 358 euro (aangifte [benadeelde partij 5], dossierpagina 2925) en/of -4 april 2018, 1600 euro (aangifte [benadeelde partij 6], dossierpagina 3083), althans (telkens) een hoeveelheid geld,
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet of gebruik gemaakt,
terwijl verdachte (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een (onbekend gebleven) persoon in of omstreeks de periode van van 4 tot en met 30 april 2018, althans in 2018, te Groningen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft die persoon tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (van) een voorwerp, te weten op of omstreeks:
-8 of 9 april 2018, 2015 euro (aangifte [benadeelde partij 1], dossierpagina 2893), en/of
-26 april 2018, 350 euro (aangifte [benadeelde partij 2], dossierpagina 2905), en/of
-de periode van 14 tot en met 16 april 2018, 1106,95 euro
(aangifte [benadeelde partij 3], dosierpagina 2909), en/of
-9 april 2018, 185 euro (aangifte [benadeelde partij 4], dossierpagina 2915), en/of
-30 april 2018, 358 euro (aangifte [benadeelde partij 5], dossierpagina 2925) en/of -4 april 2018, 1600 euro (aangifte [benadeelde partij 6], dossierpagina 3083); althans (telkens) een hoeveelheid geld,
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet of gebruik gemaakt,
terwijl die persoon (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door (telkens) opzettelijk
-die persoon een bankrekeningnummer en/of bankpas op naam van verdachte en/of met bijbehorende pincode ter beschikking te stellen, en/of
-die persoon toe te staan dat (dat/die) geldbedrag(en) werd(en) gestort op dat rekeningnummer en/of werd(en) opgenomen, en/of
-(op verzoek) een of meer van dat/die geldbedrag(en) (deels) heeft opgenomen en/of afgegeven;
2.
hij in of omstreeks de periode van 4 tot en met 5 juli 2019 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in totaal ongeveer) 2264,95 euro, en/of een of meer
(waarde)kaarten en/of sigaretten en/of andere goederen (bij benzinestation [bedrijf 1] te Groningen), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 7], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat/die weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een onrechtmatige digitale betaling (via een iPhone) ten laste van de bankrekening van die [benadeelde partij 7] ;
(aangifte dossierpagina 2804)
3.
hij in of omstreeks de periode van 18 tot en met 19 juli 2019 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in totaal ongeveer) 1780 euro, en/of een of meer
(waarde)kaarten en/of bonnen en/of sigaretten en/of andere goederen (bij benzinestation [bedrijf 2] te Groningen), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 8], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat/die weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een onrechtmatige digitale betaling (via een iPhone) ten laste van de bankrekening van die [benadeelde partij 8];
(aangifte dossierpagina 2939)
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het door verdachte ter beschikking stellen van zijn bankrekening geen cruciale schakel is geweest bij het plegen van de oplichtingen, zodat er geen sprake is van medeplegen maar van medeplichtigheid. Daarnaast heeft de raadvrouw zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van gewoontewitwassen, gelet op de beperkte periode en de beperkte hoeveelheid oplichtingen die hebben plaatsgevonden.
Ten aanzien van de aangifte van [benadeelde partij 4] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken, aangezien de in de tenlastelegging genoemde datum (9 april 2018) niet overeenkomt met de in de aangifte genoemde datum (9 april 2017).
Ten aanzien van feit 2 en 3 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ten aanzien van feit 1:
Deze opgave luidt als volgt: