ECLI:NL:RBNNE:2022:2543

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
18/143509-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan gewoontewitwassen in het kader van oplichtingen via Marktplaats

Op 18 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van gewoontewitwassen. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar oplichtingen via Marktplaats, waarbij de verdachte zijn bankrekening ter beschikking had gesteld aan een onbekend gebleven persoon. Gedurende de periode van 11 mei 2017 tot en met 19 september 2017 zijn er door negen verschillende aangevers aanzienlijke geldbedragen overgemaakt naar de bankrekening van de verdachte, die vervolgens kort daarna werden opgenomen. De officier van justitie vorderde veroordeling voor het primair ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet op de hoogte was van de stortingen en dat er mogelijk misbruik van zijn rekening was gemaakt.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen van gewoontewitwassen, maar dat de verdachte wel medeplichtig was aan het witwassen van de geldbedragen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk zijn bankrekening en pinpas ter beschikking had gesteld aan een ander, waardoor hij het witwassen van crimineel vermogen had gefaciliteerd. De rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde bewezen en veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 60 uren, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/143509-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 18 juli 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 juni 2022.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. F.A. van Katwijk, advocaat te Utrecht, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 11 mei 2017 tot en met 19 september 2017, althans in 2017, te Groningen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (van) een voorwerp, te weten op of omstreeks: -12 mei 2017, 275 euro (aangifte [benadeelde partij 1] , dossierpagina 2528), en/of
-12 mei 2017, 625 euro (aangifte [benadeelde partij 2] , dossierpagina 2534), en/of
-16 mei 2017, 800 euro (aangifte E. [benadeelde partij 3] , dossierpagina 2539), en/of
-11 mei 2017, 275 euro (aangifte [benadeelde partij 4] , dossierpagina 2544), en/of
-11 mei 2017, 275 euro (aangifte [benadeelde partij 5] , dossierpagina 2549), en/of
-19 september 2017, 800 euro (aangifte [benadeelde partij 6] , dossierpagina 2552), en/of
-29 juni 2017, 1600 euro (aangifte [benadeelde partij 7] , dossierpagina 2557), en/of
-7 september 2017, 1160 euro (aangifte [benadeelde partij 8] , dossierpagina 2561), en/of -19 september 2017, 900 euro (aangifte [benadeelde partij 9] , dossierpagina 2575), althans (telkens) een hoeveelheid geld,
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet of gebruik gemaakt,
terwijl verdachte (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een onbekend gebleven persoon in of omstreeks de periode van 11 mei 2017 tot en met 19 september 2017, althans in 2017, te Groningen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft die persoon tezamen en in vereniging met elkaar of een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (van) een voorwerp, te weten op of omstreeks:
-12 mei 2017, 275 euro (aangifte [benadeelde partij 1] , dossierpagina 2528), en/of
-12 mei 2017, 625 euro (aangifte [benadeelde partij 2] , dossierpagina 2534), en/of
-16 mei 2017, 800 euro (aangifte E. [benadeelde partij 3] , dossierpagina 2539), en/of
-11 mei 2017, 275 euro (aangifte [benadeelde partij 4] , dossierpagina 2544), en/of
-11 mei 2017, 275 euro (aangifte [benadeelde partij 5] , dossierpagina 2549), en/of
-19 september 2017, 800 euro (aangifte [benadeelde partij 6] , dossierpagina 2552), en/of
-29 juni 2017, 1600 euro (aangifte [benadeelde partij 7] , dossierpagina 2557), en/of
-7 september 2017, 1160 euro (aangifte [benadeelde partij 8] , dossierpagina 2561), en/of -19 september 2017, 900 euro (aangifte [benadeelde partij 9] , dossierpagina 2575),
althans (telkens) een hoeveelheid geld, verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet of gebruik gemaakt,
terwijl die persoon (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door (telkens) opzettelijk
-die persoon een bankrekeningnummer en/of bankpas op naam van verdachte en/of met bijbehorende pincode ter beschikking te stellen, en/of
-die persoon toe te staan dat (dat/die) geldbedrag(en) werd(en) gestort op dat rekeningnummer en/of werd(en) opgenomen, en/of
-(op verzoek) een of meer van dat/die geldbedrag(en) (deels) heeft opgenomen en/of afgegeven.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de verschillende aangiftes blijkt dat er in totaal 9 keer een bedrag is overgemaakt naar de bankrekening die op naam staat van verdachte en dat deze bedragen gelijk daarna zijn opgenomen. Uit de verklaring van getuige [naam 1] blijkt verder dat verdachte zich bezighield met het plegen van oplichtingen via Marktplaats. Daarmee is er sprake van een wezenlijke en substantiële bijdrage van verdachte aan het gewoontewitwassen, zodat sprake is van medeplegen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde (gewoonte)witwassen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte in de ten laste gelegde periode een ongeordend bestaan leidde, waarbij mogelijk door derden misbruik van verdachte en van zijn bankrekening is gemaakt. Uit het dossier volgt niet dat verdachte enige wetenschap had van de stortingen van die bedragen of dat hij opzet had op het witwassen.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat alleen een bewezenverklaring kan volgen voor het subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan schuldheling, waarbij aan verdachte enkel kan worden verweten dat hij onvoldoende controle heeft uitgeoefend op zijn eigen rekening en de transacties die daarop plaatsvonden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt ten aanzien van het ten laste gelegde, op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen
1, het volgende vast.
[rekeningnummer]
Op 15 november 2018 heeft [benadeelde partij 4] aangifte gedaan van oplichting. Zij heeft op 11 mei 2017 op Marktplaats.nl gereageerd op een advertentie voor een hangmat van het merk Fatboy. Zij heeft vervolgens een overeenkomst gesloten met de verkoper, die aangaf een faillissementshandelaar te zijn, waarna zij een bedrag van € 275,00 heeft overgemaakt op het IBAN-nummer
[rekeningnummer] ten name van [verdachte] . [benadeelde partij 4] heeft na betaling geen hangmat geleverd gekregen.
2Op dezelfde dag is ook door aangever [benadeelde partij 5] € 275,00 overgemaakt naar IBAN-nummer [rekeningnummer] ten name van [verdachte] voor de aanschaf van een hangmat via Marktplaats.nl. Ook hij heeft na betaling geen hangmat ontvangen.
3Door aangever [benadeelde partij 1] is op 12 mei 2017 eveneens € 275,00 overgemaakt naar ditzelfde IBAN-nummer. Ook hij wilde een hangmat aanschaffen via Marktplaats, maar heeft na betaling geen hangmat ontvangen. Door de aanbieder van de hangmat werd gebruik gemaakt van een account dat al 10 jaar actief was op Marktplaats.
4
Vervolgens is op 12 mei 2017 door aangever [benadeelde partij 2] een bedrag van € 600,00 overgemaakt naar IBAN-nummer [rekeningnummer] ten name van [naam 2] voor de aanschaf van een camera. Na betaling heeft aangever geen camera ontvangen. De aanbieder van de camera was al 11 jaar actief op Marktplaats en het rekeningnummer kwam niet voor op de site van de politie. Het is aangever na zijn betaling niet meer gelukt om contact te krijgen met de verkoper.
5Voor de aanschaf van een Big Green Egg via Marktplaats heeft aangever [benadeelde partij 3] op 16 mei 2017 een bedrag van € 800,00 overgemaakt naar het IBAN-nummer [rekeningnummer] ten name van [naam 3] . Ook hij heeft na betaling niks ontvangen en hij kon vervolgens geen contact meer krijgen met de verkoper.
6
[rekeningnummer]
Op 29 juni 2017 is door aangeefster [benadeelde partij 7] een bedrag van € 1.600,00 overgemaakt voor de aankoop van een Canon-camera via Marktplaats. Zij heeft dit bedrag overgemaakt naar IBANnummer [rekeningnummer] ten name van [naam 4] . Na betaling zou de verkoper de camera opsturen, maar aangeefster heeft geen camera ontvangen en kon vervolgens ook geen enkel contact meer krijgen met de verkoper.
7
Naar ditzelfde IBAN-nummer is op 7 september 2017 een bedrag van € 1.160,00 euro overgemaakt door aangever [benadeelde partij 8] , maar ditmaal ten name van [naam 5] . Hij had via Marktplaats een overeenkomst gesloten voor de aanschaf van een camera met een persoon die aangaf te wonen aan de [straatnaam] in Den Haag. Dit bleek echter een vals adres te zijn. De verkoper heeft zich niet aan de gemaakte afspraak gehouden en heeft de camera niet toegezonden na de betaling te hebben ontvangen.
8
Door aangever [benadeelde partij 9] is op 19 september 2017 een bedrag van € 900,00 overgemaakt voor de aanschaf van een CDJ-systeem via Marktplaats. Aangever heeft dit bedrag ook overgemaakt naar IBAN-nummer [rekeningnummer] , maar ditmaal ten name van [naam 6] . De aanbieder bood aan om het CDJ-systeem per post te versturen, maar aangever heeft na zijn betaling niks ontvangen.
9
Tot slot heeft ook aangever [benadeelde partij 6] een bedrag van € 800,00 overgemaakt naar IBANnummer [rekeningnummer] ten name van [naam 7] . [benadeelde partij 6] heeft dit bedrag overgemaakt naar aanleiding van een overeenkomst die hij heeft gesloten via Marktplaats voor de aanschaf van een spiegelreflexcamera (Canon 6D). Na de betaling te hebben ontvangen zou de aanbieder de camera per post versturen, maar aangever heeft deze nooit ontvangen. Vervolgens bleek contact met de aanbieder niet meer mogelijk.
10
Onderzoek IBAN-nummers
Door het onderzoeksteam zijn de gegevens van IBAN-nummer [rekeningnummer] opgevraagd bij de
SNS-bank. De SNS-bank heeft de SNS-bank medegedeeld dat deze rekening in gebruik was bij [naam 8] met de geboortedatum [geboortedatum] .
11
Vervolgens is er nader onderzoek verricht naar het mutatieoverzicht van deze rekening. Hieruit is gebleken dat deze rekening is opgeheven op 12 juni 2017. Ten tijde van de bijschrijvingen in de periode van 11 april 2017 tot en met 16 juni 2017 is sprake geweest van een overstapservice. Dit houdt in dat de betalingen van de aangevers die in die periode naar dit IBAN-nummer zijn overgemaakt, achter de schermen zijn doorgesluisd naar een andere bankrekening, te weten [rekeningnummer] .
12Uit onderzoek is gebleken dat ook dit bankrekeningnummer op naam staat van [naam 8] .
13
Uit het mutatieoverzicht van IBAN-nummer [rekeningnummer] blijkt dat kort nadat aangevers een bedrag hebben overgemaakt er ofwel een pinopname van een soortgelijk bedrag plaats heeft gevonden in de plaats Groningen dan wel een overschrijving naar de Oranje spaarrekening met nummer [rekeningnummer] .
14
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij mensen zijn bankpasje wel eens heeft laten gebruiken en dat zij ook voor hem pinnen. Hij ontkent iets met de oplichtingen via marktplaats te maken te hebben.
15
Bewijsoverweging rechtbank
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Afkomstig van enig misdrijf
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen vast dat door in totaal 9 aangevers bedragen zijn overgemaakt naar twee verschillende bankrekeningen die op naam staan van verdachte. Deze bedragen zijn overgemaakt ten behoeve van aankopen via Marktplaats, waarbij de goederen door de aanbieder niet zijn geleverd. Naast het gebruik van diverse oplichtingsmiddelen, heeft de aanbieder nimmer de intentie gehad om de aangeboden goederen te leveren. De rechtbank concludeert derhalve dat de bedragen die door aangevers zijn overgemaakt afkomstig zijn van enig misdrijf, te weten oplichting.
Vrijspraak medeplegen
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen, zodat verdachte van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat weliswaar kan worden vastgesteld dat de bedragen zijn overgemaakt naar bankrekeningen die op naam stonden van verdachte, maar dat niet kan worden vastgesteld wat de precieze rol van verdachte is geweest in het geheel. De verklaring van getuige [naam 1] , waarin zij heeft verklaard dat verdachte zich zou bezighouden met oplichtingen via Marktplaats, acht de rechtbank niet voldoende concreet voor het kunnen vaststellen van een wezenlijke en substantiële bijdrage van verdachte bij het witwassen van de tenlastegelegde bedragen. Ook kan niet worden vastgesteld of en op welke manier verdachte betrokken is geweest bij de pinopnames die hebben plaatsgevonden. Het dossier bevat derhalve onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen dat sprake is geweest van medeplegen.
Medeplichtigheid
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte zijn bankpas heeft uitgeleend en dat er in de periode van 11 mei 2017 tot 19 september 2017 door negen verschillende aangevers forse geldbedragen zijn overgemaakt naar deze rekening. Zoals hiervoor overwogen is de rechtbank van oordeel dat kan worden vastgesteld dat deze bedragen van enig misdrijf afkomstig zijn. Uitgaande van de verklaring van verdachte dat hij zijn rekening ter beschikking heeft gesteld aan een ander, is de rechtbank van oordeel dat dit verdachte niet ontslaat van de verplichting om toezicht te houden op de transacties die plaats hebben gevonden op zijn rekening. In een periode van ruim vier maanden zijn er meerdere forse bedragen overgemaakt naar zijn rekening waarbij in de omschrijving vaak is aangegeven om welk product het gaat. De overgemaakte bedragen werden vervolgens kort daarna opgenomen van zijn bankrekening. Aldus is sprake geweest van witwassen, in die zin dat geld dat onmiddellijk van misdrijf afkomstig was is verworven, voorhanden gehad en omgezet van giraal naar contant geld. Voor verdachte moet het derhalve op enig moment duidelijk zijn geweest waar zijn bankrekening voor werd gebruikt.
De bijdrage van verdachte heeft hieruit bestaan dat hij op verzoek van een ander zijn pinpas met pincode heeft afgegeven. Bij de witwashandelingen zelf is hij naar eigen zeggen niet betrokken geweest en zoals hiervoor is overwogen kan dat op basis van het dossier ook niet worden vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook sprake geweest van medeplichtigheid, nu verdachte het witwassen van de geldbedragen op zijn rekening opzettelijk heeft gefaciliteerd.
Gewoonte
Gelet op de duur van de periode en de frequentie van de gepleegde handelingen, is de rechtbank van oordeel dat er bij het witwassen sprake is geweest van het maken van een gewoonte. De rechtbank heeft daarbij gelet op het feit dat de intentie van verdachte er kennelijk op was gericht om gedurende een periode van ruim vier maanden telkens behulpzaam te zijn bij het op bovenstaande wijze geld verwerven met een criminele herkomst.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het een gewoonte maken van opzetwitwassen als bedoeld in artikel 420bis Sr.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
een onbekend gebleven persoon in de periode van 11 mei 2017 tot en met 19 september 2017, in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft die persoon meermalen op of omstreeks:
-12 mei 2017, 275 euro (aangifte [benadeelde partij 1] ), en
-12 mei 2017, 625 euro (aangifte [benadeelde partij 2] ), en
-16 mei 2017, 800 euro (aangifte E. [benadeelde partij 3] ), en
-11 mei 2017, 275 euro (aangifte [benadeelde partij 4] ), en
-11 mei 2017, 275 euro (aangifte [benadeelde partij 5] ), en
-19 september 2017, 800 euro (aangifte [benadeelde partij 6] ), en
-29 juni 2017, 1600 euro (aangifte [benadeelde partij 7] ), en
-7 september 2017, 1160 euro (aangifte [benadeelde partij 8] ), en -19 september 2017, 900 euro (aangifte [benadeelde partij 9] ),
telkens een hoeveelheid geld, verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet of gebruik gemaakt,
terwijl die persoon telkens wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
bij en tot het plegen van welk misdrijf verdachte telkens opzettelijk behulpzaam is geweest en gelegenheid en middelen heeft verschaft door telkens opzettelijk
-die persoon een bankrekeningnummer en bankpas op naam van verdachte met bijbehorende pincode ter beschikking te stellen, en
-die persoon toe te staan dat dat geldbedragen werden gestort op dat rekeningnummer en werden opgenomen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Medeplichtigheid aan gewoontewitwassen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen. De officier van justitie heeft gelet op de overschrijding van de redelijke termijn een korting toegepast op zijn eis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij een eventuele bewezenverklaring gepleit voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en verzocht verdachte geen straf of maatregel op te leggen. Daarbij heeft hij aangevoerd dat verdachte vorig jaar voor een soortgelijk feit is veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf. Gelet op deze straf en de toepasselijkheid van artikel 63 Sr is de raadsman van mening dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf thans niet passend is. Uiterst subsidiair heeft de raadsman gepleit voor oplegging van een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim vier maanden schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan gewoontewitwassen. Verdachte heeft twee bankrekeningen ter beschikking gesteld aan een ander, waarna er op zijn rekeningen bedragen werden gestort die afkomstig waren van marktplaatsoplichting. Daarmee werd verhuld wie de rechthebbende was op uit die oplichtingen verkregen geldbedragen. Verdachte heeft niet nagedacht over de consequenties van zijn handelen.
Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Daarnaast vormt witwassen een aantasting van de legale economie en wordt daarmee het vertrouwen in het handelsverkeer geschaad.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Zo is hij op 18 mei 2021 veroordeeld voor medeplichtigheid aan witwassen tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank dient derhalve rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf voorts rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. De termijn is aangevangen bij de aanhouding van verdachte en zijn eerste verhoor op 7 mei 2019. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Daarmee is de redelijke termijn met ruim een jaar en twee maanden overschreden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen die de termijnoverschrijding rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding tot gevolg moet hebben dat er een korting moet worden toegepast op de op te leggen straf.
Gelet op het feit dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het primair ten laste gelegde, de overschrijding van de redelijke termijn en de toepassing van artikel 63 Sr, acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats. Gelet op de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank echter niet worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel. De rechtbank acht alles afwegende een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 48, 49, 63 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 60 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. F. Sieders, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2022.
Mr. Sieders en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummer aangeduide processen-verbaal en andere stukken betreft dit op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van Districtsrecherche Groningen, onderzoek TUCKER met het kenmerk NN2R018134, met als sluitingsdatum 23 maart 2020.
A-115-01 Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 4] , d.d. 15 november 2018, p. 2544 e.v.
A-116-01 Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 5] , d.d. 23 november 2018, p. 2549 e.v.
A-112-01 Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 1] , d.d. 15 november 2018, p. 2528 e.v.
A-113-01 Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 2] , d.d. 15 november 2018, p. 2534 e.v.
A-114-01 Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 3] , d.d. 15 november 2018, p. 2539 e.v.
A-118-01 Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 7] , d.d. 15 november 2018, p. 2577 e.v.
A-119-01 Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 8] , d.d. 15 november 2018, p. 2561 e.v.
A-120-01 Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 9] , d.d. 15 november 2018, p. 2575 e.v.
A-117-01 Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 6] , d.d. 15 november 2018, p. 2552 e.v.
AH-036-01 Proces-verbaal van bevindingen 126nc SNS, d.d. 5 februari 2019, p. 2594 e.v.
AH-037-01 Proces-verbaal van bevindingen 126nd, d.d. 1 februari 2019, p. 2595 e.v.
AH-038-01 Proces-verbaal van bevindingen 126nc ING, d.d. 1 februari 2019, p. 2597 e.v.
FIN-031-03 Saldo- en transactiegegevens van bankrekening [rekeningnummer] op naam van [naam 8] , p. 2648 e.v.
V-018-01 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 mei 2019, p. 2696 e.v.