Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar. Daarnaast moet aan verdachte de maatregel van TBS met voorwaarden worden opgelegd en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte de maatregel van tbs met voorwaarden kan worden opgelegd. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening te houden met het feit dat de schade beperkt is gebleven. Daarnaast moet er rekening worden gehouden met de situationele aard van het delict en het feit dat verdachte zich heeft laten meeslepen door de medeverdachte. De raadsman heeft opgemerkt dat een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar te hoog is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de psychiater, de psycholoog en de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachten hebben samen in het holst van de nacht, terwijl de beide aangevers lagen te slapen, een brandende molotovcocktail door een raampje in de voordeur van de woning naar binnen gegooid waardoor brand is ontstaan. Brandstichting is een zeer ernstig feit. Dat de brand uiteindelijk beperkt is gebleven is het gevolg van een gelukkige samenloop van omstandigheden en is niet aan het handelen van verdachten te danken. De brandstichting was een doelbewuste actie, gericht tegen de journalist [slachtoffer 1] . De medeverdachte had zijn pijlen al langere tijd op deze journalist gericht, omdat deze in zijn ogen in een te negatieve toonzetting verslag deed van de demonstraties tegen de corona-maatregelen waar beide verdachten regelmatig aan deelnamen.
De rechtbank neemt het verdachten kwalijk dat zij de feiten hebben gepleegd in en bij de woning van aangevers, bij uitstek de plek waar zij zich veilig zouden moeten kunnen voelen.
Welke gevolgen deze gebeurtenissen hebben gehad is door beide aangevers treffend verwoord tijdens het door hen uitgeoefende spreekrecht. Uit hun verklaringen blijkt dat het incident zeer beangstigend is geweest en nog altijd een grote impact op hun leven heeft.
Niet in de laatste plaats heeft het incident gevolgen voor de manier waarop zij hun werk als journalist uitoefenen. [slachtoffer 1] heeft aangegeven dat hij sinds het feit altijd op zijn hoede is en zich deels beroofd voelt van zijn journalistieke vrijheid. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk. Journalistieke vrijheid is een belangrijke pijler van de democratische rechtsstaat. Journalisten moeten zich vrijelijk kunnen uiten, zonder dat zij hoeven te vrezen voor hun veiligheid. Verdachte heeft dit veiligheidsgevoel aangetast.
Het bewezenverklaarde rekent de rechtbank verdachte ook om deze reden zwaar aan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de hiervoor omschreven ernst van het feit niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank voorts gelet op de psychiatrische rapportage van 12 april 2022 opgemaakt door T.W.D.P. van Os, psychiater en de psychologische rapportage van 10 april 2022 opgemaakt door J. Hamel, GZ-psycholoog.
De conclusie van beide rapporten luidt, zakelijk weergegeven, dat er bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en borderline trekken en een lichte stoornis in gebruik van alcohol. In de aanloop naar de hem ten laste gelegde feiten leidde verdachte een leven met weinig structuur en inhoud en was er sprake van leegheid en verveling. Verdachte greep de demonstraties tegen het coronabeleid aan om wat vertier en gezelschap te hebben. Uit het onderzoek is niet naar voren gekomen dat verdachte vanwege extreme denkbeelden of opvattingen het delict heeft gepleegd, maar wat er wel precies in hem omging en wat hem exact heeft gedreven blijft onduidelijk. Verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis waarbij een van de kenmerken is dat hij, om invulling aan innerlijke leegheid te geven, in sterke mate geneigd is om prikkels op te zoeken, onder meer door het gebruik van middelen. Daarnaast spelen zijn sterk impulsieve gedrag, het gebrek aan controle over emoties en het in algemene zin ontbreken van een stabiele identiteit bij verdachte een rol.
Geadviseerd wordt om verdachte het hem ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Verdachte heeft op basis van zijn persoonlijkheidsstoornis onvoldoende sturingsvermogen om zich ondanks dat hij bekend is met de gevolgen van zijn middelengebruik te onthouden van alcohol omdat hij alcohol gebruikt om innerlijke leegheid op te vullen en op te krikken. Er was een disbalans in de drijvende krachten, te weten het neutraliseren en opvullen van verlatenheid en leegte (borderline) enerzijds en in de remmende vermogens van een tekortschietend geweten (antisociaal, egoïsme) anderzijds.
Alles overziend is het risico op gewelddadig gedrag in de toekomst hoog. Het gebruik van alcohol doet het risico verder toenemen. Zonder behandeling blijven de risicofactoren die van belang zijn in het hem ten laste gelegde onveranderd. Een behandeling en begeleiding is noodzakelijk om de kans op herhaling te verlagen. Geadviseerd wordt de behandeling klinisch te starten op beveiligingsniveau 3. De behandeling zal zich dienen te richten op zijn persoonlijkheidsproblematiek en als afgeleide daarvan op zijn verslavingsgevoeligheid. Trainingen zijn noodzakelijk voor de impulsregulatie problemen. Een delictscenario is voor hem van belang om zijn eigen aandeel en de rol die alcohol speelt in zijn persoonlijkheid in beeld te krijgen. Vervolgens is een langdurige begeleiding -in het kader van zijn resocialisatie- van een Forensisch ACT-team noodzakelijk om hem te ondersteunen in het vormgeven van zijn dagelijks leven. Daarbij hoort het invullen van een woonvorm die op dat moment passend is in zijn psychologische make up.
De begeleiding van het Forensisch ACT-team dient verder gericht te zijn op het vormgeven van de andere levensdomeinen met een gezonde dagstructuur met werk of dagbesteding, vrijetijdsbesteding en op aandacht voor het opbouwen en onderhouden van een prosociaal netwerk.
Het advies is om verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Een behandeling in het kader van een tbs met voorwaarden biedt voldoende garanties en behandelmogelijkheden om de problematiek met gunstig resultaat aan te pakken.
De rechtbank kan zich vinden in de adviezen van de deskundigen en neemt deze adviezen over. De rechtbank concludeert dan ook dat de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Dat de feiten aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend heeft een matigend effect op de op te leggen straf. De rechtbank acht het daarnaast positief dat verdachte ter terechtzitting zijn spijt heeft betuigd ten overstaan van de slachtoffers.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Maatregelen
Gelet op de bevindingen van de deskundigen is het naar het oordeel van de rechtbank onverantwoord om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Om het recidiverisico te reduceren is de rechtbank – in het verlengde van de bevindingen van de deskundigen – van oordeel dat hij langdurige zorg in de vorm van structuur, begeleiding en behandeling behoeft.
Met de deskundigen acht de rechtbank het aangewezen dat het in te zetten traject wordt gerealiseerd in het kader van de TBS-maatregel. De rechtbank is het ook met de deskundigen eens dat het bevel tot verpleging van overheidswege vooralsnog achterwege kan blijven. Aan de verdachte zal dan ook de maatregel van TBS met voorwaarden worden opgelegd.
Bij rapport van 9 juni 2022 heeft Reclassering Nederland de rechtbank geadviseerd over de te stellen voorwaarden. Bij het formuleren van deze voorwaarden zal de rechtbank aansluiting zoeken bij hetgeen de reclassering heeft voorgesteld en de afwijkingen/aanvullingen daarop van de officier van justitie ter terechtzitting, een en ander zoals hieronder opgenomen in het dictum. Verdachte heeft zich op de terechtzitting van
4 juli 2022 bereid verklaard deze voorwaarden na te leven.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke eisen als genoemd in de artikelen 37a en 38 Sr is voldaan, aangezien bij de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, de bewezen verklaarde feiten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving elk een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld, en naar het oordeel van de rechtbank de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden eist.
De maatregel zal worden opgelegd wegens brandstichting en poging moord, derhalve misdrijven die zijn gericht tegen en/of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zodat de duur van de terbeschikkingstelling, indien in de toekomst alsnog zal worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, niet op voorhand is gemaximeerd.
De reclassering heeft in haar rapport daarnaast de oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel geadviseerd. Met deze maatregel kan verdachte, na beëindiging van de TBS-maatregel, in een forensisch kader worden ondersteund, begeleid en gemonitord door de reclassering. Dit aanvullende kader biedt samen met de geadviseerde TBS-maatregel een ruimer forensisch vangnet richting resocialisatie. Het vermindert daarmee de kans op het vastlopen van een langdurig begeleidingstraject, doordat het bewandelen van een alternatieve route mogelijk wordt gemaakt.
De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat het noodzakelijk is om aan verdachte naast de TBS met voorwaarden de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen.
Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om de verdachte ook na de terbeschikkingstelling met voorwaarden, indien dat tegen die tijd nodig blijkt, onder toezicht te stellen. Op die manier wordt het risico op herhaling van geweldsdelicten geminimaliseerd. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr is voldaan. Aan de verdachte wordt immers de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd.
Daarnaast is de oplegging van de maatregel van artikel 38z Sr naar het oordeel van de rechtbank in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen.
De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van die maatregel en het eventuele bepalen van specifieke voorwaarden zal in de laatste fase van de executie van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar dient in het kader van die beoordeling plaats te vinden.