ECLI:NL:RBNNE:2022:2525

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
C/18/214528 KG RK 22-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 12 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een wrakingsverzoek van een verzoeker ongegrond verklaard. Het verzoeker richtte zich tegen mr. T.A. Oudenaarden, de rechter die belast was met de behandeling van een bestuursrechtelijke zaak. Verzoeker was het niet eens met de beslissing van de rechter om zijn ex-partner niet als belanghebbende aan te merken in de procedure. Hij stelde dat deze beslissing zonder hoor en wederhoor was genomen, wat volgens hem in strijd was met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). De wrakingskamer overwoog dat het wrakingsverzoek niet was onderbouwd met concrete feiten die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter op grond van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker was niet voldoende om aan te nemen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond was, omdat de beslissing van de rechter om de ex-partner niet als partij toe te laten een procesbeslissing was waartegen hoger beroep mogelijk was. De rechtbank besloot dat de procedure met zaaknummer LEE AWB 21/3464 WET voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Wrakingskamer
Zittingsplaats Leeuwarden
Rekestnummer: C/18/214528 KG RK 22-15
Zaaknummer: LEE AWB 21/3464 WET
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 12 juli 2022
op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Bij de afdeling bestuursrecht van deze rechtbank is een zaak aanhangig met zaaknummer LEE AWB 21/3464 WET.
1.2.
Bij bericht van 29 juni 2022 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend. Het verzoek richt zich tot wraking van mr. T.A. Oudenaarden, die is belast met de behandeling van de zaak (hierna mede te noemen: de rechter). Verzoeker is in die zaak tevens verzoeker.

2.Het standpunt van de verzoeker

2.1.
Verzoeker legt, kort samengevat, aan zijn verzoek ten grondslag dat de rechter ten onrechte het besluit heeft genomen om (zoals hij had verzocht) zijn ex-partner niet als partij aan te merken. Volgens verzoeker is de rechter zonder hoor en wederhoor tot deze beslissing gekomen, hetgeen volgens hem een overtreding is van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Verzoeker neemt geen genoegen met het feit dat de behandelend rechter zonder het toepassen van het beginsel van hoor en wederhoor en zonder het doen van gedegen onderzoek zijn beslissing heeft genomen.

3.Het standpunt van mr. Oudenaarden

3.1.
Mr. Oudenaarden berust niet in de wraking en heeft zijn standpunt ten aanzien van het wrakingsverzoek op 5 juli 2022 schriftelijk aan de wrakingskamer kenbaar gemaakt.
3.2.
Mr. Oudenaarden is van mening dat het wrakingsverzoek niet is gebaseerd op feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Hij stelt zich op het standpunt dat het wel of niet toelaten van een derde als partij in een procedure een procesbeslissing is, waartegen verzoeker te zijner tijd hoger beroep kan instellen indien hij het hier niet mee eens is. De wrakingsprocedure is er niet voor bedoeld om procesbeslissingen ter discussie te stellen.

4.De beoordeling

4.1.
De wrakingskamer overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 8:15 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 6 van het EVRM, in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens daaromtrent ontwikkelde criteria.
4.2.
Artikel 8:15 Awb bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 8:15 Awb/artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening gehouden worden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
4.3.
De wrakingskamer overweegt dat het verzoek tot wraking van mr. T.A. Oudenaarden zich richt op de procesbeslissing om de ex-partner van verzoeker niet als partij aan te merken. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in bestuursrechtelijke zaken brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig geen grond kan vormen voor wraking; wraking is namelijk geen verkapt rechtsmiddel. Alleen als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit anders zijn. De wrakingskamer begrijpt uit de motivering van het wrakingsverzoek dat het verzoeker er om gaat dat geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden voordat mr. Oudenaarden heeft besloten om de ex-partner niet als partij (in de zin van belanghebbende) toe te laten. Hoor en wederhoor is echter geen vereiste om de in geding zijnde procesbeslissing te kunnen nemen. Voor het overige heeft verzoeker geen feiten aangedragen waaruit vooringenomenheid van mr. Oudenaarden blijkt. Het wrakingsverzoek is daarom kennelijk ongegrond. Een mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking kan op grond van artikel 4 lid 2 onder a van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Noord-Nederland achterwege blijven.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart het wrakingsverzoek ongegrond;
5.2.
bepaalt dat de procedure met zaaknummer LEE AWB 21/3464 WET wordt voortgezet in de stand waarin het zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking, bevond;
5.3.
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan:
- verzoeker;
- mr. T.A. Oudenaarden;
- de partijen in de hoofdzaak.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. C.M. Telman en mr. C.W. Couperus-van Kooten, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2022 in tegenwoordigheid van mr. H.J. Boon als griffier.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.