Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar. Daarnaast moet aan verdachte de maatregel van TBS met voorwaarden worden opgelegd en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om in het geval van een bewezenverklaring aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Aan het voorwaardelijke deel van deze gevangenisstraf kunnen bijzondere voorwaarden worden verbonden op grond waarvan verdachte begeleid en behandeld kan worden.
Onder verwijzing naar diverse uitspraken heeft de raadsman de rechtbank verzocht om geen hogere straf op te leggen dan in vergelijkbare zaken wordt opgelegd. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte het feit dat hij heeft gepleegd niet beschouwt als een aanslag op de persvrijheid. Daarnaast heeft de raadsman de rechtbank verzocht er rekening mee te houden dat de feiten aan verdachte verminderd toegerekend kunnen worden. Bovendien zijn er geen slachtoffers gevallen en er is sprake van beperkte schade aan de woning. Tot slot heeft verdachte de feiten in een vroeg stadium bekend en heeft hij uit eigen beweging de slachtoffers een brief geschreven waarin hij spijt betuigt.
Ten aanzien van de door de reclassering geadviseerde TBS-maatregel heeft de raadsman aangevoerd dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, niet vereist dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, ook niet in een voorwaardelijk kader. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor ernstige strafbare feiten. Het verleden van verdachte biedt dan ook geen enkel aanknopingspunt dat hij een reële bedreiging vormt voor personen of goederen.
Er is sprake geweest van een buitenissig incident.
Bovendien is verdachte tot inkeer gekomen en inmiddels heeft hij ingezien dat hij een grote fout heeft gemaakt. Ook wordt hij tegenwoordig minder in beslag genomen door complottheorieën en het bekritiseren van de overheid.
De kans op recidive is daarmee tot een aanvaardbaar niveau geslonken. In het verlengde daarvan heeft de raadsman de rechtbank verzocht om ook geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de psychiater, de psycholoog en de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachten hebben samen in het holst van de nacht, terwijl de beide aangevers lagen te slapen, een brandende molotovcocktail door een raampje in de voordeur van de woning naar binnen gegooid waardoor brand is ontstaan. Brandstichting is een zeer ernstig feit. Dat de brand uiteindelijk beperkt is gebleven is het gevolg van een gelukkige samenloop van omstandigheden en is niet aan het handelen van verdachten te danken. De brandstichting was een doelbewuste actie, gericht tegen de journalist [slachtoffer 1] . Verdachte had zijn pijlen al langere tijd op deze journalist gericht, omdat deze in zijn ogen in een te negatieve toonzetting verslag deed van de demonstraties tegen de corona-maatregelen waar beide verdachten regelmatig aan deelnamen. Ook was verdachte kwaad over een artikel van [slachtoffer 1] waarin deze onbewezen theorieën over het bestaan van een satanisch pedoseksueel misbruiknetwerk die in diverse sociale mediakanalen verspreid werden, van commentaar voorzag.
De rechtbank neemt het verdachten kwalijk dat zij de feiten hebben gepleegd in en bij de woning van aangevers, bij uitstek de plek waar zij zich veilig zouden moeten kunnen voelen.
Welke gevolgen deze gebeurtenissen hebben gehad is door beide aangevers treffend verwoord tijdens het door hen uitgeoefende spreekrecht. Uit hun verklaringen blijkt dat het incident zeer beangstigend is geweest en nog altijd een grote impact op hun leven heeft.
Niet in de laatste plaats heeft het incident gevolgen voor de manier waarop zij hun werk als journalist uitoefenen. [slachtoffer 1] heeft aangegeven dat hij sinds het feit altijd op zijn hoede is en zich deels beroofd voelt van zijn journalistieke vrijheid. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk. Journalistieke vrijheid is een belangrijke pijler van de democratische rechtsstaat. Journalisten moeten zich vrijelijk kunnen uiten, zonder dat zij hoeven te vrezen voor hun veiligheid. Verdachte was er op uit dit veiligheidsgevoel aan te tasten. Het bewezenverklaarde rekent de rechtbank verdachte ook om deze reden zwaar aan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de hiervoor omschreven ernst van het feit niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische rapportage van 12 april 2022 opgemaakt door T.W.D.P. van Os, psychiater en de psychologische rapportage van 10 april 2022 opgemaakt door J. Hamel, GZ-psycholoog.
De conclusie van het rapport van de psychiater luidt, zakelijk weergegeven, dat er bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke ontwikkelingsstoornis en stoornis in het gebruik van stimulantia. Verdachte is een zwak-gestructureerde en beperkt begaafde man die afhankelijk is van prosociale steun en bijsturing. Hij bouwde in de loop der tijd een hoeveelheid woede op betreffende vrijheidsbeperkende maatregelen van de overheid en vanwege gekrenktheid door en miskenning van de aangever (narcistische trekken) als representant van dit overheidsbeleid. Hij liet zich toenemend beïnvloeden door het extremistisch gedachtengoed omtrent het overheidsbeleid en raakte toenemend gefocust op de aangever. Verdachte kwam toenemend in een wij-zij positie, versterkt door zijn grote behoefte om ergens bij te horen en warmte en steun te ervaren. Er knapte iets bij verdachte toen hij de conclusie trok dat de aangever het misbruik van kinderen niet veroordeelde. Dit leidde tot een triggering van zijn eigen verleden en tot wrok en de impuls om de aangever hiervoor te straffen. Met de beperkte verstandelijke vermogens was verdachte onvoldoende in staat om de rol die aangever had in perspectief te zien en zijn machteloosheid terug te dringen. Hij is meer dan anderen afhankelijk van de steun, coaching en begrenzing van anderen. De dynamiek met medeverdachte is onduidelijk maar onder invloed van middelen ontbrak het aan de prosociale steun en begrenzing en vervolgens kwam hij tot de hem tenlastegelegde feiten.
Geadviseerd wordt om de aan verdachte ten laste gelegde feiten verminderd toe te rekenen. Het risico op gewelddadig gedrag in de toekomst moet als hoog worden ingeschat.
Er is een klinische behandeling geïndiceerd bij een forensische kliniek met primair expertise op het gebied van LVB. Tevens zal er gemonitord moeten worden op middelengebruik. Vanuit de klinische fase kan toegewerkt worden naar het wonen in een beschermde woonvorm voor een LVB doelgroep.
Vanuit gedragskundig oogpunt wordt geadviseerd om verdachte een tbs-maatregel op te leggen, om er zeker van te zijn dat de behandeling zal worden afgemaakt. Ingeschat wordt dat er een langer durend klinisch traject nodig is met voldoende bescherming en beveiliging om te voorkomen dat hij terugkeert naar zijn eerdere netwerk dat te veel zijn frustraties en onlusten zou kunnen voeden. Verdachte is niet eerder langdurig klinisch behandeld en de verwachting is dat hij van een klinische opname kan profiteren. De inschatting is dat de maatregel tbs met voorwaarden voldoende garanties zal bieden om deze behandeling vorm te geven en de risico’s af te dekken. Bovendien kan verdachte wel in staat geacht worden zich aan voorwaarden te houden en wil hij meewerken aan een behandeling.
De conclusie van het rapport van de psycholoog luidt, zakelijk weergegeven, dat er bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking met een kwetsbare, zwak gestructureerde persoonlijkheid. Daarnaast is er sprake van een stoornis in middelengebruik, betreffende zowel cannabis als stimulantia. Differentiaal diagnostisch is er sprake van een posttraumatische stressstoornis.
Gezien de licht verstandelijke beperking van verdachte en zijn kwetsbare persoonlijkheid wordt geadviseerd om het ten laste gelegde in verminderde mate aan hem toe te rekenen.
De kans op recidive moet als hoog moet worden beschouwd.
Klinische opname als start is noodzakelijk, om verdachte voldoende holding, structuur, begeleiding en bescherming te kunnen bieden. Geadviseerd wordt om de klinische opname te starten op FPK niveau. Geadviseerd wordt om verdachte de maatregel TBS op te leggen. Verdachte heeft een langdurige, deels klinische behandeling nodig met voldoende bescherming en beveiliging, omdat de kans anders groot is dat hij terugkeert naar zijn oude situatie en netwerk. Hij zal zich dan opnieuw kunnen aansluiten bij een soortgelijke groep, bij wie hij acceptatie, warmte en begrip vindt en die appelleert aan zijn frustraties en ongenoegens. Er moet voldoende tijd zijn om de geïndiceerde behandeling kans van slagen te geven. TBS met dwangverpleging is op dit moment niet noodzakelijk; de inschatting is dat TBS met voorwaarden toereikend zal zijn.
Verdachte geeft aan dat hij bereid is om mee te werken en toont zich gemotiveerd voor opname en behandeling.
De rechtbank kan zich vinden in de adviezen van de deskundigen en neemt deze adviezen over. De rechtbank concludeert dan ook dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Dat de feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend heeft een matigend effect op de op te leggen straf. De rechtbank acht het daarnaast positief dat verdachte ter terechtzitting zijn spijt heeft betuigd ten overstaan van de slachtoffers.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Maatregelen
Gelet op de bevindingen van de deskundigen is het naar het oordeel van de rechtbank onverantwoord om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Om het recidiverisico te reduceren is de rechtbank – in het verlengde van de bevindingen van de deskundigen – van oordeel dat hij langdurige zorg in de vorm van structuur, begeleiding en behandeling behoeft.
Het stellen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, zoals door de raadsman bepleit, is in dit kader naar het oordeel van de rechtbank ontoereikend. Bij overtreding van dergelijke voorwaarden zal het voorwaardelijk opgelegde strafdeel ten uitvoer gelegd kunnen worden, maar tegelijkertijd krijgt verdachte dan niet de noodzakelijke behandeling en begeleiding. Met de deskundigen acht de rechtbank het daarom aangewezen dat het in te zetten traject wordt gerealiseerd in het kader van de TBS-maatregel. De rechtbank is het ook met de deskundigen eens dat het bevel tot verpleging van overheidswege vooralsnog achterwege kan blijven. Aan de verdachte zal dan ook de maatregel van TBS met voorwaarden worden opgelegd.
Bij rapport van 10 juni 2022 heeft Reclassering Nederland de rechtbank geadviseerd over de te stellen voorwaarden. Bij het formuleren van deze voorwaarden zal de rechtbank aansluiting zoeken bij hetgeen de reclassering heeft voorgesteld en de afwijkingen/aanvullingen daarop van de officier van justitie ter terechtzitting, een en ander zoals hieronder opgenomen in het dictum. Verdachte heeft zich op de terechtzitting van
4 juli 2022 bereid verklaard deze voorwaarden na te leven.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke eisen als genoemd in de artikelen 37a en 38 Sr is voldaan, aangezien bij de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, de bewezen verklaarde feiten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving elk een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld, en naar het oordeel van de rechtbank de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden eist.
De maatregel zal worden opgelegd wegens brandstichting en poging moord, derhalve misdrijven die zijn gericht tegen en/of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zodat de duur van de terbeschikkingstelling, indien in de toekomst alsnog zal worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, niet op voorhand is gemaximeerd.
De reclassering heeft in haar rapport geconcludeerd dat verdachte zijn leven lang afhankelijk zal blijven van externe structuur en adviseert daarom oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat het noodzakelijk is om aan verdachte naast de TBS met voorwaarden de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen.
Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om de verdachte ook na de terbeschikkingstelling met voorwaarden, indien dat tegen die tijd nodig blijkt, onder toezicht te stellen. Op die manier wordt het risico op herhaling van geweldsdelicten geminimaliseerd. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr is voldaan. Aan de verdachte wordt immers de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. Daarnaast is de oplegging van de maatregel van artikel 38z Sr naar het oordeel van de rechtbank in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen.
De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van die maatregel en het eventuele bepalen van specifieke voorwaarden zal in de laatste fase van de executie van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar dient in het kader van die beoordeling plaats te vinden.