In deze zaak heeft verzoekster op 27 april 2022 een wrakingsverzoek ingediend tegen rechter G.J. Baken, die betrokken was bij verschillende procedures waarin verzoekster partij was. De wraking werd behandeld op 17 juni 2022, waarbij verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde, terwijl de rechter niet verscheen. Verzoekster voerde aan dat de rechter zich vooringenomen had getoond en niet adequaat had gereageerd op haar verzoeken tijdens de zitting van 26 april 2022. Ze voelde zich niet gehoord en had het gevoel dat de rechter niet naar haar verhaal wilde luisteren. De rechter had in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat hij de gevoegde behandeling van de verzoeken had besproken en dat verzoekster zelf verantwoordelijk was voor het uitnodigen van informanten.
De wrakingskamer overwoog dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De kamer concludeerde dat de door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden geen zwaarwegende aanwijzingen opleverden voor vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer stelde vast dat de rechter een evenwichtige behandeling van de zaak had gewaarborgd en dat verzoekster voldoende gelegenheid had gekregen om haar standpunten naar voren te brengen. De beslissing van de wrakingskamer was dat het verzoek tot wraking werd afgewezen, en de procedures in de hoofdzaak zouden worden voortgezet.