ECLI:NL:RBNNE:2022:2517

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
C/18/213354 / KG RK 22-88
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid en subjectieve aspecten van wrakingsverzoek in civiele procedure

In deze zaak gaat het om een wrakingsverzoek dat is ingediend door verzoekers tegen de kantonrechter in een civiele procedure. Het verzoek is ingediend op 29 april 2022, naar aanleiding van een zitting op 25 april 2022, waarbij verzoekers zich onheus bejegend voelden door de rechter. De rechter had tijdens de zitting niet geluisterd naar de verzoekers en hun gemachtigde, en had hen het gevoel gegeven dat hun argumenten niet serieus werden genomen. De rechter heeft in haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat de zitting bedoeld was om de tegenpartij de gelegenheid te geven zich uit te laten over de gevorderde rente en dat de verzoekers niet in de gelegenheid waren gesteld om bewijsstukken in te dienen omdat dit al eerder was beslist in een tussenvonnis.

De wrakingskamer heeft beoordeeld of het wrakingsverzoek tijdig was ingediend. Volgens de wrakingskamer was dit het geval, omdat verzoekers pas na de zitting op de mogelijkheid van wraking zijn gewezen. De wrakingskamer heeft ook gekeken naar de subjectieve aspecten van onpartijdigheid. Het is vastgesteld dat de verzoekers zich onheus bejegend voelden en dat de rechter tijdens de zitting niet de nodige uitleg heeft gegeven over de procedure, wat heeft geleid tot een gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking toegewezen, met de beslissing dat de hoofdzaak verder behandeld zal worden door een andere rechter. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 mei 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
zaaknummer: C/18/213354 / KG RK 22-88

beslissing van de meervoudige kamer van 23 mei 2022

op het verzoek van

1. [verzoeker 1] ,

2. [verzoekster 2] ,wonende te [plaats] , verzoeker s
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
tot wraking van

mr. M.A.B. Faber-Siermann, rechter.

Procesverloop

Bij brief van 29 april 2022 is namens verzoekers een verzoek ingediend tot wraking van
bovengenoemde rechter, kantonrechter in het cluster privaatrecht van deze rechtbank, in de procedure met zaaknummer 8062731 CV EXPL 19-9517, waarin verzoekers partij zijn.
Bij brief van 4 mei 2022 heeft de rechter medegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is ter zitting van 16 mei 2022 door de wrakingskamer behandeld.
Verzoekers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechter is zonder kennisgeving niet verschenen. Namens de wederpartij in bovenvermelde procedure is verschenen mr. J.M. Suurmeijer.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op
verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Het verzoek en de reactie hierop

2. Verzoekers betogen dat de rechter tijdens de zitting van 25 april 2022 niet luisterde naar
hen. Ook corrigeerde de rechter ‘liefelijk’ dat stukken van de tegenpartij niet aan verzoekers waren doorgestuurd. Verzoekers geven hierbij aan dat het betoog van de gemachtigde van verzoekers aan dovemans oren was gericht en dat de door hun gemachtigde meegebrachte bewijsstukken niet werden geaccepteerd. Duidelijk werd, aldus verzoekers, dat dit alles was omdat de gemachtigde geen advocaat is.
3. De rechter heeft in haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven
dat aanleiding voor de mondelinge behandeling van 25 april 2022 een tussenvonnis van 7 december 2021 was waarin het voornemen was geuit om terug te komen op een eerder gegeven bindende eindbeslissing. Ook was de zitting bedoeld om de tegenpartij in de gelegenheid te stellen zich nader uit te laten over de (grondslag van de) gevorderde contractuele rente van 10% per maand. De rechter geeft aan dat voor zover het verzoek ziet op proceshandelingen van vóór het tussenvonnis van 7 december 2021 dit tardief is. Ook de klacht die betrekking heeft op de zitting van 25 april 2022 is te laat voorgedragen nu er inmiddels meer dan een week is verstreken. Ten slotte geeft de rechter aan dat zij de gemachtigde van verzoekers tijdens de zitting van 25 april 2022 heeft moeten begrenzen door haar slechts toe te staan zich alsnog uit te laten over het voornemen om terug te komen op een eerder gegeven (tussen)beslissing en de rentekwestie. Zij heeft de gemachtigde van verzoekers niet toegestaan om zich uit te laten over de bewijslevering omdat hierover in een tussenvonnis van 7 december 2021 al is beslist. Van vooringenomenheid of partijdigheid van haar zijde is geen sprake.

De beoordeling

4. In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan,
namelijk zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoekers bekend waren geworden – zoals artikel 37, eerste lid, van het Rv vereist.
4.1
De wrakingskamer beantwoordt deze vraag bevestigend. Hiertoe overweegt de wrakingskamer als volgt. Verzoekers zijn op de zitting van 25 april 2022 in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. In het wrakingsverzoek hebben verzoekers toegelicht dat zij pas na de zitting van 25 april 2022 op een site het middel van wraking tegenkwamen en dat zij van deze mogelijkheid daarvoor niet op de hoogte waren. Omdat verzoekers gelet op het verloop van de zitting geen vertrouwen meer hebben in de rechter hebben zij daarom op 29 april 2022 het wrakingsverzoek opgesteld. Het is vaste jurisprudentie dat de zinsnede “zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn” betekent, dat een wrakingsverzoek dient te worden gedaan onmiddellijk na het bekend worden van de feitelijke grond tot wraking, waarbij een korte tijd voor beraad acceptabel is. De wrakingskamer is van oordeel dat – zeker nu geen sprake is van een partij met ruime procesrechtelijke ervaring – in dit geval sprake is van een korte tijd van beraad zodat het wrakingsverzoek tijdig is gedaan.
5. In het onderhavige geval is naar het oordeel van de wrakingskamer een beroep gedaan
op de subjectieve aspecten van onpartijdigheid. Deze aspecten hebben betrekking op de persoonlijke instelling van de rechter. In een dergelijk geval geldt als criterium dat een rechter moet worden vermoed uit hoofde van zijn aanstelling onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende persoonlijk, dan wel aangaande een standpunt in een zaak, een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. De vrees voor subjectieve partijdigheid van de rechter moet daarbij objectief gerechtvaardigd zijn.
6. In het wrakingsverzoek en ter zitting hebben verzoekers aangegeven dat zij zich tijdens
de zitting van 25 april 2022 onheus bejegend hebben gevoeld. Hiertoe hebben verzoekers aangegeven dat de rechter tijdens de zitting niet wilde luisteren, dat zij geen vragen mochten stellen en dat zij geen bewijsstukken mochten indienen. Ook zou de rechter tijdens de zitting hebben gezegd dat de gemachtigde geen verstand van het recht had, dat zij wel bepaalde dingen behoorde te weten en dat zij niets begreep van ‘het spel’. Tijdens de zitting van de wrakingskamer hebben verzoekers hieraan toegevoegd dat zij het vonnis niet hoeven af te wachten omdat zij de uitkomst nu ook al wel weten. Ten slotte hebben verzoekers er nog op gewezen dat de advocaat van de tegenpartij voor de zitting van 25 april 2022 nog een stuk had aangeleverd welke verzoekers niet hadden gekregen maar dat de rechter hieraan geen consequenties verbond.
6.1
Uit het uiterst summiere proces-verbaal van de zitting is naar het oordeel van de wrakingskamer niet af te leiden wat er nu precies is gezegd tijdens de zitting. Uit het schriftelijk verweer van de rechter leidt de wrakingskamer af dat niet wordt weersproken dat zij tijdens de mondelinge behandeling op 25 april 2022 de door verzoekers genoemde uitlatingen heeft gedaan. In het verweer heeft de rechter wel aangegeven dat de gemachtigde niet bekend is met de procesrechtelijke regels en dat dit het gesprek tijdens de zitting heeft bemoeilijkt. Naar het oordeel van de wrakingskamer maakt de optelsom van de door de rechter gedane uitlatingen, in het licht van de onevenwichtige professionele kennis bij de partijen en in samenhang bezien met de omstandigheid dat niet is gebleken dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling een nadere uitleg of toelichting heeft gegeven over de te verwachte gang van zaken en de te bespreken punten, dat de bij verzoekers ontstane vrees dat de rechter ten aanzien van hun vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer overweegt daarbij dat het aan de rechter is om – mede gezien het feit dat Timmermans door de rechter als gemachtigde is toegelaten – daar waar nodig toe te lichten hoe de zitting zal verlopen en wat er ter zitting aan de orde gesteld kan worden op een wijze waarbij ook de niet professionele partij in haar waarde wordt gelaten.
7. Het bovenstaande brengt met zich dat, nu iedere schijn van partijdigheid of
vooringenomenheid dient te worden vermeden, het verzoek tot wraking dient te worden toegewezen.

Beslissing

De rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking toe;
  • beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekers en hun gemachtigde, de rechter en de belanghebbende;
  • bepaalt dat de hoofdzaak met zaaknummer 8062731 CV EXPL 19-9517 verder zal worden behandeld door een andere rechter en beveelt dat de zaak daartoe in handen wordt gesteld van de teamvoorzitter van het cluster privaatrechter, locatie Groningen.
Aldus gegeven door mr. Th. A. Wiersma, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en mr. S. Zwarts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Havinga als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2022.
griffier voorzitter
(de griffier is verhinderd deze beslissing
mede te ondertekenen)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.