In deze zaak heeft verzoeker op 18 mei 2022 een wrakingsverzoek ingediend tegen rechter mr. S. Dijkstra tijdens een zitting in de bestuursrechtelijke procedure LEE 21/734. Verzoeker was niet in staat om fysiek aanwezig te zijn bij de zitting vanwege positieve zelftesten voor Covid-19 en had de griffie geïnformeerd over zijn afwezigheid. Desondanks vond de zitting digitaal plaats via Microsoft Teams, wat verzoeker als onterecht beschouwde. Hij stelde dat de rechter niet onpartijdig was, omdat hij meende dat er een voorkeurspositie was verleend aan de gemeente, en dat de rechter zich niet hield aan de overheidsaanbevelingen omtrent Covid-19.
De rechter heeft in haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat de wraking gebaseerd was op een procedurele beslissing, wat volgens haar geen grond voor wraking kan opleveren. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat de rechter uit hoofde van haar aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat er bijzondere omstandigheden zijn die deze veronderstelling zouden rechtvaardigen.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de beslissing om de zitting digitaal te laten plaatsvinden een procedurele beslissing is en dat de motivering van deze beslissing niet kan leiden tot een wrakingsverzoek. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat de aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond opleverden voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid in de hoofdzaak schade zou kunnen lijden. De procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.