ECLI:NL:RBNNE:2022:2505

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
18/009725-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld, poging tot afpersing, poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging in Leeuwarden

Op 14 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, poging tot afpersing, poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op om recidive te voorkomen. De feiten vonden plaats in Leeuwarden, waarbij de verdachte op verschillende data geweld heeft gebruikt tegen slachtoffers in het Julianapark. De rechtbank oordeelde dat de diefstal met geweld en de poging tot afpersing als voortgezette handeling moesten worden beschouwd. De verdachte heeft geen toepassing gekregen van het adolescentenstrafrecht, ondanks zijn jonge leeftijd. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als bewijs gebruikt, en heeft de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/009725-22
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/210448-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 juli 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande, thans gedetineerd in het [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 juni 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Bollema, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/009725-22, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 12 januari 2022 te Leeuwarden, op of aan de openbare weg, althans een voor het publiek toegankelijke plaats, het Julianapark, een Iphone 10 en/of een portemonnee, althans een hoeveelheid (klein)geld en/of een schoudertas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van hel gestolene te verzekeren, door
  • naar die [benadeelde partij 1] toe te lopen en/of
  • een mes te pakken en/of te tonen aan die [benadeelde partij 1] en/of nabij de borst van die
[benadeelde partij 1] te houden en/of daarbij te zeggen "ik ga jou neersteken" en/of
  • die [benadeelde partij 1] te dwingen zijn jas en/of schoenen uit te trekken en/of
  • de schoudertas, inhoudende genoemde Iphone 10 van die [benadeelde partij 1] af te pakken en/of
  • een portemonnee (met daarin kleingeld) uit de binnenzak van de jas van die [benadeelde partij 1] te halen en/of
  • die [benadeelde partij 1] meermalen, althans eenmaal met kracht tegen diens mond en/of tegen de linkerslaap, althans in/tegen het gezicht en/of tegen diens hoofd te slaan en/of te stompen, ten gevolge waarvan die [benadeelde partij 1] meermalen, althans eenmaal op de grond is gevallen;
2. hij op of omstreeks 12 januari 2022 te Leeuwarden op de openbare weg, althans een voor het publiek toegankelijke plaats, het Julianapark, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander dan verdachte toebehoorde, immers heeft/is verdachte
  • tegen die [benadeelde partij 1] gezegd dat hij zijn Iphone moest openen en/of ontgrendelen (doorgezichtsherkenning en/of toegangscode) voor verdachte en/of
  • met zijn arm in de binnenzak van zijn jas te gegaan en/of hebbende verdachte daarmee die[benadeelde partij 1] het idee te geven dat hij, verdachte (wederom) zijn mes zou pakken, althans een feitelijkheid van gelijke bedreigende aard en/of
  • daarmee die [benadeelde partij 1] gedwongen een betaalverzoek (via een zgn."tikkie") op zijnIphone te activeren en/of (een) geldbedrag(en) over te maken naar de rekening van verdachte, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair, indien vorenstaande feit niet tot een veroordeling kan leiden,
hij op of omstreeks 12 januari 2022 te Leeuwarden op de openbare weg, althans een voor het publiek toegankelijke plaats, het Julianapark, een ander, te weten [benadeelde partij 1] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten, [benadeelde partij 1] Aftin Maailm heeft gedwongen zijn Iphone en/of op die Iphone zich bevindende app's en/of bestanden te openen en/of die Iphone te ontgrendelen, door tegen die [benadeelde partij 1] te zeggen dat hij zijn Iphone moest openen en/of ontgrendelen en/of met zijn arm in de binnenzak van zijn jas te gegaan en/of hebbende verdachte daarmee die [benadeelde partij 1] het idee te geven dat hij, verdachte (wederom) zijn mes zou pakken, althans een feitelijkheid van gelijke bedreigende aard
3. hij op of omstreeks 21 augustus 2021 te Leeuwarden op of aan de openbare weg, althans
een voor het publiek toegankelijke plaats, het Julianapark, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij 2] , opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte die [benadeelde partij 2] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de rechterzijde van de rug, althans in het lichaam gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair, indien vorenstaande feit niet tot een veroordeling kan leiden,
hij op of omstreeks 21 augustus 2021 te Leeuwarden op of aan de openbare weg, althans een voor het publiek toegankelijke plaats, het Julianapark, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen immers heeft verdachte die [benadeelde partij 2] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de rechterzijde van de rug, althans in het lichaam gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
4. hij op of omstreeks 21 augustus 2021 te Leeuwarden, op of aan de openbare weg, althanseen voor het publieke toegankelijke plaats, het Julianapark, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed naar zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om. bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft/is verdachte
- een snapchatbericht via het account [naam 1] naar die [benadeelde partij 2] gestuurd en/of
zich aldus voordoende als ware hij [naam 1] en/of hem uitgenodigd om naar het
Julianapark te komen voor een date en/of ontmoeting en/of
- toen die [benadeelde partij 2] (op zijn flets) in het Julianapark, althans op de plek van
afspraak arriveerde, met een mes in zijn hand naar die [benadeelde partij 2] gerend en/of gelopen en/of
- toen die [benadeelde partij 2] weg wilde vluchten, althans (hard) wegfietste, achter die
[benadeelde partij 2] aangerend en/of daarbij die [benadeelde partij 2] gestoken en/of gesneden in zijn rug, althans lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair, indien vorenstaande feit niet tot een veroordeling kan leiden,
hij op of omstreeks 21 augustus 2021 te Leeuwarden, op of aan de openbare weg, althans een voor het publiek toegankelijke plaats, het Julianapark ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [benadeelde partij 2] te dwingen tot de afgifte van enig goed naar zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, immers heeft/is verdachte - een snapchatbericht via het account [naam 1] naar die [benadeelde partij 2] gestuurd en/of
zich aldus voordoende als ware hij [naam 1] en/of hem uitgenodigd om naar het Julianapark te komen voor een date en/of ontmoeting en/of
  • toen die [benadeelde partij 2] (op zijn fiets) in het Julianapark, althans op de plek van afspraakarriveerde, met een mes in zijn hand naar die [benadeelde partij 2] gerend en/of gelopen en/of
  • toen die [benadeelde partij 2] weg wilde vluchten, althans (hard) wegfietste, achter die [benadeeldepartij 2] aangerend en/of daarbij die [benadeelde partij 2] gestoken en/of gesneden in zijn rug, althans lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/210448-21 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 juli 2021 te Leeuwarden openlijk, te weten, op of aan de Wirdumerdijk en/of het Naauw en/of de St. Jacobsstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde partij 3] door die [benadeelde partij 3] meermalen, althans eenmaal:
  • te stompen en/of te slaan op/tegen het gezicht, althans tegen het lichaam en/of
  • te schoppen tegen het lichaam en/of
  • met stoelen tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te gooien

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ter zake het ten laste gelegde onder 3 primair, 4 primair en 4 subsidiair ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/009725-22. Zij heeft daartoe aangevoerd dat noch uit de letselverklaring, noch uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging, afgeleid kan worden dat er een aanmerkelijke kans op de dood is geweest. Ten aanzien van feit 4
primair en 4 subsidiair zijn er onvoldoende aanwijzingen in het dossier voor zowel een poging tot diefstal als een poging tot afpersing, aldus de officier van justitie.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd ter zake het ten laste gelegde onder 1, 2 primair en 3 subsidiair ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/009725-22, en ter zake het ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 18/210448-21.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/009725-22 gepleit voor het volgende. Verdachte dient vrijgesproken te worden van de geweldscomponent in het onder 1 ten laste gelegde, omdat het vereiste bijkomende oogmerk ontbreekt. Het geweld of de bedreiging met geweld is niet gebruikt met het doel een diefstal te kunnen plegen, maar om informatie te krijgen over een vermeende verkrachting. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van een eenvoudige diefstal.
Verdachte dient voorts vrijgesproken te worden van het onder 2 primair ten laste gelegde. Allereerst omdat het overmaken van geld via een betaalverzoek meer in de sfeer van diefstal in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht past, en ten tweede omdat (de bedreiging met) het geweld niet is gebruikt om de afgifte van goederen af te dwingen. Net als bij feit 1 ontbreekt hier ook het oogmerk. Verdachte dient tevens vrijgesproken te worden van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde, omdat aangever [benadeelde partij 1] zelf heeft aangeboden het geld over te maken. Verdachte heeft met aangever [benadeelde partij 1] onderhandeld en heeft hem niet gedwongen.
De raadsman heeft verder betoogd dat verdachte primair dient te worden vrijgesproken van het onder 3 primair, 3 subsidiair, 4 primair en 4 subsidiair, ten laste gelegde, omdat er onvoldoende overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is. Verdachte heeft die feiten niet alleen ontkend, maar ook een alibi aangedragen. Verdachte heeft verklaard dat hij de avond van 21 augustus 2021 een rondje heeft gelopen met zijn nichtje. Verdachte heeft geen motief om aangever [benadeelde partij 2] te willen beroven en/of te steken. De politie ziet een zelfde modus operandi betreffende de incidenten als onder 1 en 2 ten laste gelegd en het incident onder 3 en 4 ten laste gelegd, maar volgens de raadsman zijn er meer verschillen dan overeenkomsten. Aangever [benadeelde partij 2] heeft verdachte daarnaast niet herkend als de dader. Voorts heeft verdachte de mobiele telefoon van [naam 1] pas in oktober 2021 gekregen, waardoor hij dus onmogelijk berichten heeft kunnen sturen naar [benadeelde partij 2] . Tevens is het niet duidelijk wat het wapen is geweest. Het vermeende mes is niet aangetroffen. [naam 1] heeft verklaard dat verdachte aan haar heeft bekend dat hij iemand die bewuste avond heeft gestoken. De verdediging ziet niet dat [naam 1] daderkennis heeft, zoals de officier stelt, nu zij in zeer algemene bewoordingen de bewuste avond heeft beschreven en zij daarnaast het een en ander in het nieuws kan hebben gelezen. Subsidiair, indien en voor zover de rechtbank wel bewezen acht dat verdachte bij het incident op 21 augustus 2021 betrokken is geweest, stelt de raadsman zich op het standpunt dat slechts het onder 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden. Het onder 4 primair en 4 subsidiair ten laste gelegde kan volgens de raadsman niet worden bewezen. De raadsman sluit zich ten aanzien van feit 3 subsidiair en feit 4 primair en 4 subsidiair aan bij het standpunt van de officier van justitie.
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van het ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 18/210448-21 gepleit voor (partiële) vrijspraak. De raadsman betoogt dat hooguit één klap in het gezicht van aangever [benadeelde partij 3] bewezen kan worden, omdat verdachte het verder aan hem ten laste gelegde heeft ontkend en er overigens onvoldoende ander overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/009725-22, omdat er onvoldoende bewijs is voor voorwaardelijk opzet op de dood. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van aangever [benadeelde partij 2] – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Uit de verklaring van [benadeelde partij 2] volgt dat hij, terwijl hij wegfietste, van achter in zijn rug is gesneden met een scherp voorwerp. [benadeelde partij 2] kan niets verklaren over de specifieke toedracht, nu hij de aanval niet heeft kunnen zien. Verder zijn er geen getuigen die iets hebben kunnen verklaren over de aanval. Hierdoor is de specifieke toedracht van de aanval tot op heden niet duidelijk geworden. De rechtbank is daarom, net als de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet is komen vast te staan dat door het handelen van verdachte sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 3 primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/009725-22, wegens het ontbreken van voldoende overtuigend bewijs.
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4 primair en 4 subsidiair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/009725-22, omdat voor die feiten onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is. De rechtbank komt tot dezelfde conclusie. De rechtbank ziet als enig aanknopingspunt in het dossier de getuigenverklaring van [naam 1] , waarin zij verklaart dat verdachte “iemand ging schetsen”, hetgeen beroven of steken betekent. Waar het gaat om beroven staat deze verklaring echter op zichzelf en vindt deze verklaring geen steun in andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 4 primair en 4 subsidiair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/009725-22, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder 1, 2 primair en 3 subsidiair in de zaak met parketnummer 18/009725-22, en het ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 18-21044821 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is – ook in onderdelen – slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/009725-22:
Feiten 1 en 2 primair:
1. De door verdachte ter terechtzitting van 30 juni 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben op 12 januari 2022 in het Julianpark in Leeuwarden naar [benadeelde partij 1] gelopen. Ik had een mes bij mij. Ik heb dit mes aan [benadeelde partij 1] getoond en weer in mijn jas gestopt. Ik hield het mes voor mijn borst. Ik heb tegen [benadeelde partij 1] gezegd dat hij zijn jas, schoenen en tas uit en af moest doen. Ik heb zijn portemonnee, telefoon en schoudertas gepakt en meegenomen. Ik heb [benadeelde partij 1] twee klappen gegeven. Ik heb een tikkie naar [benadeelde partij 1] gestuurd. Ik heb om de code van zijn telefoon gevraagd. Het is niet gelukt om het bedrag van zijn rekening naar mijn rekening over te maken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 20 januari2022, opgenomen op pagina 314 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022125702 d.d. 19 mei 2022, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik zag dat [benadeelde partij 1] bezig was met zijn telefoon. Ik ben rechtstreeks naar hem toe gelopen. Toen ik ongeveer 1.5 meter van hem vandaan stond, pakte ik hem beet met mijn linkerhand. Ik pakte hem bij zijn kraag, aan de voorzijde ter hoogte van zijn borst. Ik ging met mijn rechterhand mijn mes pakken, welke ik in mijn jas had gedaan. Ik liet dit mes aan hem zien. Ik deed het mes toen meteen weer terug. Hij werd hierdoor bang. Ik zei tegen [benadeelde partij 1] : doe je vest uit en je schoenen uit , maar dat wilde hij niet. Het was koud. Ik zei tegen hem dat ik iets van hem moest meenemen. Ik had uitgelegd dat ik de telly had. Hiermee bedoel ik zijn telefoon. Ik heb hem 2x met de vuist geslagen. Met mijn rechtervuist ter hoogte van ongeveer zijn kaak. Hij gaf aan dat hij geld wilde geven.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 12 januari 2022,opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] , afgelegd op 12 januari 2022:
Ik ben vanavond 12 januari 2022 beroofd in het Julianapark in Leeuwarden. Ik zag een jongen. Die jongen kwam gelijk naar mij toe, hij pakte een mes uit de binnenzak van zijn jas. Hij zei dat hij mij zou steken. Ik moest mijn schoenen uitdoen en ook mijn jas. Ik was bang dat hij mij zou gaan steken als ik niet deed wat hij zei. Ik had ook een schoudertas bij me. Die tas heeft hij van mij afgepakt en meegenomen. Hij pakte mijn telefoon, een I-phone 10. Die is beveiligd met gezichtsbeveiliging en pincode. Hij dwong mij mijn telefoon te openen voor hem. Omdat ik bang was dat hij mij zou steken, heb ik de telefoon met de pincode geopend. Hij heeft toen geprobeerd geld over te maken van mijn bank naar een andere rekening. Hij heeft ook geld uit mijn portemonnee gepakt. Dat was muntgeld. Hij wilde ook mijn vest hebben, maar dat heb ik hem niet gegeven. Hij heeft mij toen twee keer geslagen. Hij sloeg mij met kracht met zijn gebalde rechter vuist in mijn gezicht, hij raakte mij links op de mond, op mijn lip. En op mijn linker slaap vlak bij mijn oor. Door dat slaan viel ik op de grond. Ik vroeg mijn telefoon terug, maar dat deed hij niet. Ik heb die goederen aan hem afgegeven omdat hij mij met een mes bedreigde en geweld tegen mij gebruikte.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever van 13 januari2022, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :
Hij pakte mij bij de bovenkant van mijn jas en met zijn andere hand pakte hij een mes uit de binnenkant van zijn jas. Ik hoorde hem zeggen: "Ik ga jou neersteken”. Ik zag dat hij het mes voor mijn borst hield. Hij pakte mijn portemonnee en pakte muntgeld uit mijn portemonnee. Ik hoorde die jongen zeggen dat ik mijn telefoon open moest maken. Ik zei dat ik dat niet wilde. Ik zag toen dat hij zijn arm naar de binnenkant van zijn jas deed. Ik werd bang omdat daar het mes zat. Ik heb mijn telefoon gepakt en geopend met de code. Ik had de telefoon in mijn handen. Hij zei dat ik geld naar hem moest overmaken. Hij wilde een tikkie sturen. Hij heeft zijn telefoonnummer in mijn telefoon gezet. Er is een tikkie naar mij verstuurd. Ik zag dat hij het betaalverzoek opende op mijn telefoon. Ik zag dat hij inlogde op mijn ING. Hij heeft ergens op gedrukt. Ik heb via face ID geprobeerd te betalen maar dat lukte niet. Toen heb ik de code ingevoerd. Ik had de telefoon nog in mijn handen. Ik stopte de telefoon in mijn broekzak. Toen pakte die jongen de telefoon uit mijn broekzak en liep hij weg.
Feit 3 subsidiair:
1. De door verdachte ter terechtzitting van 30 juni 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik had de telefoon van [naam 1] in gebruik. Ik heb op 21 augustus 2021 een rondje in Leeuwarden gelopen en ben toen teruggegaan naar de [straatnaam] in Leeuwarden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 22 augustus 2021,opgenomen op pagina 214 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022125702 d.d. 19 mei 2022, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 2] :
Op 21 augustus 2021 vroeg ik via Snapchat wie zin had om af te spreken. [naam 1] reageerde op dit verzoek en gaf aan af te willen spreken. Hierop hebben [naam 1] en ik op 21 augustus 2021 afgesproken in het Julianapark te Leeuwarden. Toen ik op 21 augustus 2021 omstreeks 22:00 uur in het Julianapark aankwam was het nacht. Ik zag een persoon. Ik zag iets glinsterends in zijn handen. Ik ben hierop naar mijn fiets gelopen en wilde snel opstappen om weg te fietsen. Ik zag de man rennen in mijn richting. Vlak voordat ik het Julianapark wilde verlaten zag ik dat deze man op ongeveer een meter afstand van mij was. Ik voelde ineens iets prikken in mijn rechter onderrug. Ik bloedde op mijn rug. In mijn vest zat een gat. Ik ben naar de eerste hulp van het ziekenhuis gegaan. Hier bleek dat ik een wond had. Toen ik uit het ziekenhuis kwam wilde ik [naam 1] benaderen via Snapchat. Ik zag echter dat [naam 1] mij geblokkeerd had op Snapchat.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 3 mei 2022,opgenomen op pagina 115 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
V Vertel eens over de 21 augustus. Wat is er gebeurd.
A [verdachte] was toen mijn vriend. Hij had mijn telefoon in beheer. Hij had ruzie gemaakt met iemand op mijn Snapchat en ging afspreken. Ze kwamen terug en zeiden we hebben iemand gestoken.
V Had hij ook de inlogcodes van jouw telefoon?
A Ja
V Kwam hij alleen terug?
A Ja
V Hij kwam terug en hij vertelde dat hij iemand had gestoken.
A Ja
V Heeft hij ook verteld waar hij iemand had gestoken?
A Daar bij die Julianalaan bij dat park.
V Bij het parkje, hier in Leeuwarden?
A Ja
V Was dat in de ochtend, in de middag, in de avond?
A In de avond. Het was wel wat donker.
V Je was op de 21 augustus bij [naam 2] ?
A Ja.
V [naam 2] zeg je? Op de [straatnaam] . Daar was je in de woning.
V Heeft hij nog iets meer verteld?
A Dat diegene daarna snel is weggefietst.
V Dus als ik jou begrijp, ben jij die 21 augustus samen met [naam 2] en [verdachte] samen bij [naam
2] thuis. A Ja
V Dan zijn jullie daar met zijn drieën en dan op een gegeven moment gaat [verdachte] weg.
Heeft hij ook gezegd waarom hij wegging?
A Nee, hij zei ik ga even wat doen. Toen kwam die terug en toen zei die dat ie iemand had gestoken. Niet gestoken maar meer zo daarlangs is gegaan, gesneden.
V Heeft hij toen ook een mes laten zien waarmee hij had gesneden?
A Ja hij heeft het gewoon laten zien. Die had hij eigenlijk altijd bij zich.
V Heeft hij ingelogd op jouw telefoon via Snapchat
A Nee want hij had mijn telefoon, hij wilde dat altijd in beheer hebben.
V Hij heeft 21 augustus ook jouw telefoon gebruikt en heeft op Snapchat met een jongen ruzie gemaakt.
A Ja
V Weet je ook met welke jongen dat is geweest?
A Een blanke jongen
V Hoe weet je dat hij ruzie had met die jongen?
A Nou d’r was zo’n woord voor wat ze gingen doen. Schetsen. Hij ging iemand schetsen, dat betekent dat je iemand gaat beroven of iemand gaat steken.
V Dat zei hij tegen jou dat hij dat zou doen?
A Ja, hij kwam terug en hij zei ik heb die jongen geschetst. Ik heb hem gestoken.
V Heeft [verdachte] ook duidelijk tegen jou gezegd dat hij een blanke jongen heeft gestoken?
A Staat me iets van bij dat hij [benadeelde partij 2] heet.
V Ik zie een vinger bij vader omhoog gaan.
Vader zegt: [benadeelde partij 2] .
V Als ik jou goed begrijp, op 21 augustus was je samen met [verdachte] bij [naam 2] thuis. Op een gegeven moment gaat [verdachte] weg. Op het moment dat hij terug komt doe jij de deur open voor hem en vertelt hij dat hij iemand had gestoken.
A Ja.
V En deed hij die beweging van rechts naar links, liet het mes zien.
A Ja.
V Maar vertelde hij WIJ hebben dat gedaan of dat HIJ dat zelf heeft gedaan.
A HIJ.
A Volgens mij had ie al die mensen verwijderd of geblokkeerd en bij geblokkeerd staat niet de naam... Die dag erna of dezelfde avond heeft ie denk ik die jongen verwijderd van Snapchat.
V Je geeft aan, hij heeft contact gehad met die jongen via Snapchat, en heeft dezelfde nacht of de volgende dag dat Snapchataccount weer verwijderd, van die persoon.
A Ja. Ik had tussen geblokkeerd gekeken en daar staat ie niet.
V Bedoel je nu die [benadeelde partij 2]
A Ja
V Dus [verdachte] maakte gebruik van jouw telefoon in die periode. Hij heeft aangegeven dat hij contact heeft gehad met een blanke jongen en dat hij die uiteindelijk had gestoken in het parkje bij de Julianalaan.
A Ergens wel hier volgens mij, niet in zijn been. Hier volgens mij.
V En je wijst nu eigenlijk de buik aan.
A Gewoon de romp. Niet het hoofd en niet de benen. Hij deed het zo bij mij voor.
V Oké, je doet hier een beetje zijkant zo?
A Ja
4. Een geneeskundige verklaring, op 26 augustus 2021 opgemaakt en ondertekend door M.B. Boom, forensisch arts i.o., onder supervisie van R. Noordbruis, forensisch arts, opgenomen op pagina 236 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als haar verklaring:
Datum onderzoek: 26 augustus 2021
Betrokkene: [benadeelde partij 2]
Plaats: Op de rechterzijde van de rug
Soort verwonding: Snijverwonding (waarbij de wond breder is dan diep)
Ouderdom verwondingen: De geconstateerde letsels kunnen zijn ontstaan op het moment zoals betrokkene heeft verklaard.
Mate van overeenkomst tussen opgegeven toedracht en verwonding: Geheel overeenkomstig
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/210448-21:
1. De door verdachte ter terechtzitting van 30 juni 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
U mag mij [verdachte] noemen. Op 2 juli 2021 was ik met “Anti’s” (de rechtbank begrijpt: Antillianen) bij [bedrijf] in Leeuwarden. Ik zag aangever [benadeelde partij 3] . Ik heb aangever [benadeelde partij 3] in zijn gezicht geslagen. Daarna ging het gevecht los. Het gevecht ging door in [bedrijf] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 4 juli 2021,opgenomen op pagina 94 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021157734 d.d. 18 augustus 2021, inhoudend als verklaring van verdachte: V. Heb je ook een bijnaam.
A. [verdachte] .
V. Wat gebeurde er volgens jou.
A. Ik zag mijn mattie vechten met diezelfde jongen. Dat is mijn mattie [naam 3] .
V. Heeft hij ook een bijnaam.
A. [naam 3] .
V. Wat is er gebeurd in [bedrijf] .
A. Vechten tussen mijn mattie en die jongen V. Wat is er gebeurd met de stoelen in [bedrijf] .
A. Er werd met stoelen gegooid in [bedrijf]
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 2 juli 2021,opgenomen op pagina 60 e.v. van het dossier van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 3] :
Vandaag 2 juli 2021 was ik in de stad Leeuwarden op de Wirdumerdijk. We kwamen een aantal
Antilliaanse jongens tegen. Ik zag dat de Antilliaanse jongen op mij af liep en mij uit het niets een
klap met gebalde vuist in mijn gezicht gaf. Door de klap voelde ik direct pijn op de linkerzijde van mijn gezicht. Ik rende [bedrijf] in. Ik zag dat er twee Antilliaanse jongens achter mij aan kwamen [bedrijf] in. Eén van de jongens was de jongen die mij hiervoor had geslagen. Ik zag en voelde op dat moment dat ik van beide Antilliaanse jongens klappen en schoppen kreeg over mijn hele lichaam. Overal waar ik geraakt werd voelde ik pijn. Ik zag dat er stoelen naar mij werden gegooid door beide jongens. Dit ging voluit en gericht op mijn lichaam. Ik werd geraakt op mijn lichaam en één stoel raakte mij vol bovenop mijn hoofd. Ik voelde hierdoor weer pijn. Door de stoel die ik in [bedrijf] tegen mijn hoofd kreeg gegooid heb ik nu een bloedende hoofdwond over gehouden. Ze gooiden beiden stoelen naar mij in [bedrijf] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 4 juli 2021,opgenomen op pagina 70 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 4] :
Ik zal vertellen wat er 2 juli 2021 is gebeurd in de binnenstad van Leeuwarden. Ik was in de stad en kwam mijn vriend [benadeelde partij 3] in de stad tegen. Ik zag een jongen aankomen lopen. Ik weet dat deze jongen " [verdachte] " wordt genoemd. Ik zag [verdachte] met zijn vuist uithaalde naar [benadeelde partij 3] . Toen zag ik dat er een tweede jongen aan kwam rennen vanaf het "Waagplein"/" [bedrijf] ". Ik zag dat dit ook een Antilliaanse jongen was. Ik noem hem nummer 2. Ik zag dat nummer 2 toen 2 of 3 keer met zijn vuisten op [benadeelde partij 3] sloeg. Ze waren raak. Ik zag dat [benadeelde partij 3] bij de " [bedrijf] " naar binnen rende. Ik zag dat [verdachte] en nummer 2 toen direct achter [benadeelde partij 3] aanrenden [bedrijf] in. Ik zag dat zowel [verdachte] als nummer 2 onmiddellijk toen ze binnen in [bedrijf] waren weer beiden op [benadeelde partij 3] in begonnen te slaan. Ik zag ook dat de klappen raak waren. Ze sloegen beide meerdere keren met hun vuisten en de klappen van allebei raak waren. Toen [benadeelde partij 3] op de grond lag in [bedrijf] zag ik dat beide jongens op hem door bleven slaan en dat ze hem raakten. Ik zag dat [verdachte] en nummer 2 door bleven slaan. Ik zag in [bedrijf] dat er toen 2 stoelen over de kop lagen. Ik zag dat [benadeelde partij 3] gewond was aan zijn hoofd. Ik zag dat hij bloed had links op zijn voorhoofd.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 3 juli 2021,opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 5] :
Ik zat op 2 juli 2021 te Leeuwarden op een bankje. Vanaf dit bankje had ik zicht op het Waagplein en een deel van de Wirdumerdijk en een deel van de Sint Jacobsstraat. Ik zag een paar mensen slaan op de Wirdumerdijk. Er waren mensen die [bedrijf] in gingen. In [bedrijf] werd met stoelen gegooid. Toen die mensen naar buiten kwamen, zag ik dat 1 man bloed op zijn hoofd had.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachtevan 3 juli 2021, opgenomen op pagina 107 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [naam 3] :
V. Wat is er gisteren gebeurd op de Nieuwestad te Leeuwarden (Waag)
A. Ik kom aan bij [bedrijf] . Toen liepen daar twee jongens. Ik zag dat de mattie van de anderen de mattie van ons sloeg. Ik zag dat onze mattie terug sloeg. Ik werd boos en duwde hem en toen begonnen te vechten met elkaar.
V. Wat gebeurde er toen volgens jou.
A. Vechten en we belandden in [bedrijf] volgens mij.
V. Wat gebeurde er op straat nog meer tussen jullie.
A. We begonnen te vechten.
V. Wat bedoel je met vechten.
A. Hij sloeg mij met de vuist en ik sloeg hem met de vuist terug.
V. Hoe vaak heb je hem geslagen.
A. Ongeveer drie keer.
V. Waar raakte je hem.
A. Eén keer op zijn wang en de andere op zijn arm en eentje op zijn been.
V. Heb jij gegooid met stoelen in zijn richting van die persoon.
A. Ik probeerde met stoelen te gooien.
V. Wie was er bij je toen jullie buiten aan het vechten waren.
A. Een vriend van mij genaamd [verdachte] stond erbij.
V. Heeft hij een bijnaam.
A. Ja hij heet [verdachte] .
V. Wat is jouw bijnaam.
A. [naam 3] .
O. De verdachte werd een deel van de aangifte voorgelezen waarin de aangever zegt dat er jongens van Antilliaanse afkomst naar hem kwamen toe lopen. V. Reageer eens.
A. Ik denk dat dit een mattie van ons was. Dat is die [verdachte] .
V. Hoe kom jij dan op de hoek Peperstraat/Wirdumerdijk.
A. Ik hoorde geschreeuw en ben er naartoe gelopen.
V. Hoe kan het dat de aangever letsel heeft.
A. Hun hadden ruzie en ik bedoel mijn mattie dus en die hadden ruzie onderling
V. De jongen zegt dat hij geraakt werd door jou op zijn hoofd.
A. Ja. Ik heb hem geraakt op de zijkant van zijn hoofd.
V. Ben jij, toen je de aangever zag, naar de aangever/het slachtoffer toegelopen.
A. Mijn mattie is eerst gegaan en toen ben ik er achteraan gelopen.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van de zaak met parketnummet 18/009725-22, feiten 1 en 2 primair:
De raadsman van verdachte heeft ter zake het aan verdachte onder 1 en 2 primair in de zaak met parketnummer 18/009725-22 bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van diefstal met geweld en afpersing (met geweld). Ten aanzien van het strafverzwarende geweldsaspect overweegt de rechtbank dat verdachte gezien de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging wel degelijk het vereiste oogmerk heeft gehad. Verdachte heeft aangever [benadeelde partij 1] direct na contact een mes getoond. Daarna heeft verdachte de schoudertas, de telefoon en de portemonnee van [benadeelde partij 1] afgepakt. [benadeelde partij 1] verklaart dat verdachte ook zijn vest wilde hebben, en toen [benadeelde partij 1] deze niet wilde geven, verdachte hem als reactie twee klappen gaf. Gedurende dit alles heeft verdachte [benadeelde partij 1] ook gedwongen via tikkies een bedrag aan hem te betalen. [benadeelde partij 1] verklaart verder dat hij de gestolen goederen slechts heeft afgegeven omdat verdachte hem met een mes bedreigde en geweld tegen hem gebruikte. Uit het voorgaande volgt dat verdachte het geweld en de bedreiging met geweld heeft ingezet met het doel de diefstal en (de poging tot) afpersing voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Voorts verwerpt de rechtbank het verweer dat het betalen van een tikkie meer in de sfeer van diefstal in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht past. Bij diefstal in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht gaat het om ‘wegnemen’. Dit betekent dat verdachte ten aanzien van het gestolen goed een bepaalde handeling moet verrichten. Bij afpersing in de zin van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht gaat het om ‘dwang’. Dit betekent dat het slachtoffer ten aanzien van het afgeperste goed een bepaalde handeling moet verrichten zodat het goed wordt afgegeven aan verdachte. In onderhavige zaak is sprake van dit laatste. Aangever [benadeelde partij 1] moet namelijk een handeling verrichten, te weten het betaalverzoek (“tikkie”) te betalen of het geldbedrag over te maken naar de rekening van verdachte, zodat het gewenste goed in het bezit komt van verdachte. Doordat verdachte [benadeelde partij 1] heeft gedwongen om aan het betaalverzoek te voldoen, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing.
Daarmee zijn de verweren van de raadsman verworpen, en komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde.
Het verweer van de raadsman ten aanzien van feit 2 subsidiair in de zaak met parketnummer 18009725-22 behoeft geen bespreking, omdat de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde komt.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/009725-22, feit 3 subsidiair:
Verdachte heeft alle betrokkenheid bij het incident op 21 augustus 2021 in het Julianapark ontkend. De raadsman van verdachte heeft (mede) daarom vrijspraak van het ten laste gelegde
onder feit 3 primair, 3 subsidiair, 4 primair en 4 subsidiair ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/009725-22 verzocht. De rechtbank acht op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen wel bewezen dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Aangever [benadeelde partij 2] heeft verklaard dat hij op 21 augustus 2021 via Snapchat met [naam 1] heeft afgesproken om elkaar in het Julianpark te Leeuwarden te ontmoeten. Toen [benadeelde partij 2] rond 22:00 uur in het Julianpark aankwam was het al donker. Hij zag daar geen vrouw maar een man met iets glinsterends in zijn hand. Deze man heeft hem vervolgens “in zijn rug geprikt”. Later bleek dat er een gat in het vest van [benadeelde partij 2] zat en dat [benadeelde partij 2] een snijverwonding op de rechterzijde van zijn rug heeft opgelopen. De forensisch arts constateert dat deze verwonding kan zijn ontstaan op de wijze zoals [benadeelde partij 2] heeft verklaard. Verdachte heeft verklaard dat hij de telefoon van [naam 1] gebruikte, en hij op 21 augustus 2021 een rondje in Leeuwarden heeft gelopen en daarna terug is gegaan naar de [straatnaam] te Leeuwarden. Verdachte plaatst zichzelf met deze verklaring op de bewuste avond in de buurt van de plaatsdelict. Naast de aangifte en de geneeskunde verklaring, hecht de rechtbank veel waarde aan de getuigenverklaring van [naam 1] , de (toenmalige) vriendin van verdachte. Zij verklaart dat het verdachte is geweest die [benadeelde partij 2] op 21 augustus 2021 in zijn romp heeft gesneden. Dit zou verdachte namelijk aan haar hebben bekend. De rechtbank hecht bijzonder veel waarde aan deze verklaring omdat [naam 1] over daderkennis beschikt. Verdachte zou op de ten laste gelegde datum aan [naam 1] , die op dat moment aan de [straatnaam] te Leeuwarden verbleef, hebben verklaard dat hij zojuist iemand heeft gestoken, althans gesneden. Opvallend hierbij is dat [naam 1] heeft verklaard dat het slachtoffer ook snel zou zijn weggefietst. Ook weet zij te benoemen dat het slachtoffer blank is, en staat haar bij dat het slachtoffer “ [benadeelde partij 2] ” heet. De vader van [naam 1] , die ook bij het verhoor aanwezig is, noemt direct de naam “
[benadeelde partij 2] ”. De voornaam van aangever [benadeelde partij 2] is [benadeelde partij 2] . Ook zeer opmerkelijk is dat [naam 1] weet te benoemen waar [benadeelde partij 2] is geraakt, en dat [naam 1] het heeft over ‘snijden’, en niet over ‘steken’, hetgeen precies overeenkomt met de geneeskundige verklaring. [benadeelde partij 2] heeft namelijk geen diepe ‘steekwond’ opgelopen, maar een brede ‘snijwond’. Al deze feiten en omstandigheden tezamen maken dat de rechtbank van oordeel is dat [naam 1] beschikt over daderkennis. Zij beschikt over dusdanig essentiële en specifieke kennis over de toedracht van het feit en het letsel, dat zij die kennis naar het oordeel van de rechtbank enkel en alleen als dader of van de dader kan hebben gehoord. Nu [benadeelde partij 2] heeft verklaard dat de dader een man is, wordt uitgesloten dat [naam 1] zelf de dader is. De verklaring van [naam 1] sluit op essentiële punten aan bij de aangifte van [benadeelde partij 2] : na chatcontact tussen het Snapchataccount van [naam 1] en [benadeelde partij 2] heeft er een ontmoeting plaatsgevonden op de avond van 21 augustus 2021 in het
Julianapark te Leeuwarden tussen verdachte en [benadeelde partij 2] , waarbij verdachte
[benadeelde partij 2] , toen hij probeerde weg te fietsen, in zijn rug heeft gesneden met een mes. Hierdoor heeft [benadeelde partij 2] een snijverwonding opgelopen. Na het incident heeft verdachte [benadeelde partij 2] geblokkeerd. Deze feiten en omstandigheden zoals naar voren komen uit de aangifte, letselverklaring en getuigenverklaring van [naam 1] tezamen, alsmede het feit dat verdachte zichzelf op 21 augustus 2021 in de buurt van de plaats-delict plaatst en heeft verklaard gebruik te hebben gemaakt van de telefoon van [naam 1] , maken dat de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs ziet voor de betrokkenheid van verdachte bij het feit op 21 augustus 2021.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde, te weten poging tot zware mishandeling, in de zaak met parketnummer 18/009725-22. Verdachte heeft rennend, in het donker en ongecontroleerd met een mes in de richting van het slachtoffer een snijdende beweging gemaakt, terwijl het slachtoffer in beweging was. Het slachtoffer heeft hierdoor een snijwond in zijn rug opgelopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat door met een mes in de richting van de rug van het slachtoffer een snijdende beweging te maken de aanmerkelijke kans bestaat dat vitale structuren of organen worden geraakt en dat dit tot zwaar lichamelijk letsel kan leiden. Dat het in onderhavige zaak bij een oppervlakkige snijwond is gebleven, is niet aan verdachte zijn handelen te danken. Het had veel ernstiger met het slachtoffer kunnen aflopen, indien het mes het lichaam van het slachtoffer dieper had geraakt. De gedraging van verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat daaruit volgt dat verdachte de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever [benadeelde partij 2] bewust heeft aanvaard. De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/210448-21:
Door de verdediging is betoogd dat de verdachte (partieel) van het in de zaak met parketnummer 18/210448-21 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, aangezien verdachte heeft verklaard slechts één klap te hebben uitgedeeld en verder slechts als toeschouwer in die groep aanwezig is geweest en zich verder deels aan de mogelijk gepleegde geweldshandeling(en) heeft onttrokken.
De rechtbank stelt voorop dat van het in vereniging plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die in vereniging geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast. Aangever [benadeelde partij 3] verklaart door twee personen mishandeld te zijn, doordat hij geslagen, geschopt en door stoelen geraakt is. Medeverdachte [naam 3] heeft zijn aandeel bekend, en verklaart meerdere keren te hebben geslagen en in [bedrijf] te hebben geprobeerd om met stoelen te gooien. Blijkens de aangifte van [benadeelde partij 3] en getuigenverklaringen van [naam 4] en [naam 3] is verdachte de aanstichter van de ruzie. Ook blijkt uit de verklaringen van [naam 4] en [naam 3] dat verdachte de eerste klap uitdeelde. Voorts blijkt uit de aangifte van [benadeelde partij 3] en de getuigenverklaring van [naam 4] dat verdachte meerdere keren heeft geslagen en geschopt. Uit de verklaringen van [benadeelde partij 3] en [naam 5] blijkt tevens dat verdachte in [bedrijf] met stoelen heeft gegooid.
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat de verdachte niet enkel de groep getalsmatig heeft versterkt, maar dat hij door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Daarmee wordt het verweer verworpen en komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde onder feit 1, 2 primair en 3 subsidiair ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/009725-22, en het ten laste gelegde feit ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/210448-21 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
In de zaak met parketnummer 18/009725-22:
1:
hij op 12 januari 2022 te Leeuwarden, op de openbare weg, het Julianapark, een Iphone 10, een hoeveelheid geld en een schoudertas die geheel aan [benadeelde partij 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door
  • naar die [benadeelde partij 1] toe te lopen en
  • een mes te pakken en te tonen aan die [benadeelde partij 1] en nabij de borst van die [benadeeldepartij 1] te houden en daarbij te zeggen "ik ga jou neersteken" en
  • die [benadeelde partij 1] te dwingen zijn jas en schoenen uit te trekken en
  • de schoudertas, genoemde Iphone 10 van die [benadeelde partij 1] af te pakken en
  • een portemonnee met daarin geld uit de binnenzak van de jas van die [benadeelde partij 1] te halenen
  • die [benadeelde partij 1] meermalen met kracht tegen diens mond en tegen de linkerslaap, en tegendiens hoofd te slaan, ten gevolge waarvan die [benadeelde partij 1] op de grond is gevallen;
2 primair:
hij op 12 januari 2022 te Leeuwarden op de openbare weg, het Julianapark, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag dat geheel aan die [benadeelde partij 1] toebehoorde, immers heeft/is verdachte
  • tegen die [benadeelde partij 1] gezegd dat hij zijn Iphone moest openen en ontgrendelen voorverdachte en
  • met zijn arm in de binnenzak van zijn jas te gegaan en daarmee die [benadeelde partij 1] het idee tegeven dat hij, verdachte zijn mes zou pakken en
  • daarmee die [benadeelde partij 1] gedwongen een betaalverzoek via een zgn."tikkie" op zijn Iphonete activeren en geldbedragen over te maken naar de rekening van verdachte, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3 subsidiair:
hij op 21 augustus 2021 te Leeuwarden op de openbare weg, het Julianapark, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen immers heeft verdachte die [benadeelde partij 2] met een mes in de rechterzijde van de rug gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
In de zaak met parketnummer 18/210448-21:
hij op 2 juli 2021 te Leeuwarden openlijk, te weten op de Wirdumerdijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde partij 3] door die [benadeelde partij 3] meermalen:
  • te slaan tegen het gezicht en
  • te schoppen tegen het lichaam en
  • met stoelen tegen het hoofd te gooien.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

In de zaak met parketnummer 18/009725-22:
1: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg
2. primair: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg
3. subsidiair: poging tot zware mishandeling
In de zaak met parketnummer 18/210448-21: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank is van oordeel dat in de zaak met parketnummer 18/009725-22 met betrekking tot de bewezenverklaring van feit 1 en feit 2 primair sprake is van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht. Voor het overige zal de rechtbank toepassing geven aan de regeling van de meerdaadse samenloop in artikel 57 van het Wetboek van Strafvordering.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het ten laste gelegde onder 1, 2 primair en 3 subsidiair in de zaak met parketnummer 18/009725-22, en ter zake het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/210448-21 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat aan het voorwaardelijk deel van de straf bijzondere voorwaarden worden verbonden. Als bijzondere voorwaarden vordert de officier van justitie de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met de wijziging dat de voorwaarde ‘Volgen van opleiding’ wordt veranderd in ‘Het hebben van dagbesteding’. Voorts vordert de officier van justitie toevoeging van de bijzondere voorwaarde ‘Het opvolgen van aanwijzingen van de reclassering, zoals het volgen van behandeling.’.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht om, conform het reclasseringsadvies, het jeugdstrafrecht toe te passen. De raadsman heeft voorts oplegging bepleit van een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest, met een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee maanden, alsmede een taakstraf. Aan een voorwaardelijke straf kunnen de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd worden verbonden, met toevoeging van andere voorwaarden die nog wenselijk zijn.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere geweldsdelicten. Op 2 juli 2021 heeft verdachte samen met anderen in het centrum van Leeuwarden openlijk geweld gepleegd tegen een jonge man, door deze samen met anderen te slaan, te schoppen en te bekogelen met stoelen van [bedrijf] . Op 21 augustus 2021 heeft verdachte een jonge man via het snapchataccount van iemand anders naar het Julianapark te Leeuwarden gelokt. De man rook onraad en vluchtte op zijn fiets richting de uitgang van het park. Verdachte is toen achter hem aangerend en heeft hem van achteren in zijn rug gesneden met een mes. Ten slotte heeft verdachte op 12 januari 2022 op eenzelfde manier via snapchat een jonge man naar het Julianapark te Leeuwarden gelokt. Verdachte heeft daar de man met een mes bedreigd, heeft hem geslagen in zijn gezicht en heeft hem bestolen van zijn portemonnee, telefoon en schoudertas. Verder werd de man gedwongen zogenaamde “tikkies” te betalen. Dat laatste is niet gelukt.
Het gedrag van verdachte zorgt voor angst en pijn bij de slachtoffers. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke geweldsfeiten zich nog lang onveilig voelen en lange tijd gebukt kunnen gaan onder negatieve psychische gevolgen. De rechtbank merkt in het bijzonder op dat het een zeer laffe daad is om iemand die vlucht van achteren in zijn rug te snijden met een mes. Het slachtoffer heeft de aanval niet kunnen zien aankomen. Daar komt bij dat feiten als de onderhavige bijdragen aan de in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid. Dat geldt te meer als die feiten op de openbare weg worden gepleegd, zoals hier het geval was. Verdachte heeft bij twee van de drie incidenten een mes op zak gehad en heeft bij één incident het mes ook daadwerkelijk gebruikt om te snijden. De rechtbank rekent verdachte dit zeer ernstig aan.
Verdachte is een 19-jarige jongen die ten tijde van het plegen van de delicten 18 en 19 jaar oud was.
Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte is hij niet eerder veroordeeld. Verder is van verdachte bekend dat hij sinds augustus 2020 in Nederland woont en geen vaste woonof verblijfplaats heeft. Voorafgaand aan zijn voorarrest verbleef hij voornamelijk bij vrienden en op straat. Verdachte heeft voorts ter terechtzitting verklaard agressieproblemen te hebben.
Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert bij een veroordeling om de volgende bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen: een meldplicht, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het volgen van een opleiding. Voorts adviseert de reclassering om het jeugdstrafrecht toe te passen, maar de begeleiding bij de volwassenenreclassering te leggen.
De verdachte was 18 en 19 jaar oud toen hij het bewezenverklaarde pleegde. Artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachten en het jeugdstrafrecht toe te passen. De reclassering heeft ook geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank volgt dit advies niet. Verdachte woont al enige tijd zelfstandig, zonder de zorg van zijn ouders of andere naaste familieleden. Ook de bewezenverklaarde feiten geven geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de ernst en het planmatige karakter van deze feiten. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat verdachte open staat voor beïnvloeding door volwassenen. De rechtbank past daarom het volwassenenstrafrecht toe.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet met een andere straf worden volstaan dan met een langdurige gevangenisstraf. Verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten. De rechtbank acht het gedrag van verdachte zorgwekkend gezien zijn jonge leeftijd, maar ook omdat verdachte pas een korte periode in Nederland verblijft en in toenemende mate in beeld blijft komen bij politie en justitie. Verdachte neemt tevens geen of weinig verantwoordelijkheid voor zijn daden. Integendeel, hij legt de schuld bij anderen, bagatelliseert zijn handelen, of ontkent. De rechtbank neemt verdachte dat kwalijk. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). In het kader van het voorkomen van recidive en het ondergaan van een behandeling zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden die zijn geadviseerd door de reclassering. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarde dat verdachte meewerkt aan diagnostiek en behandeling gericht op agressieregulatie toevoegen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn ook aan die voorwaarde mee te werken. Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden.

Beslag

De officier van justitie heeft gevorderd dat het inbeslaggenomen mes wordt onttrokken aan het verkeer dan wel verbeurd wordt verklaard, en de in beslag genomen Iphone X wordt teruggegeven aan verdachte.
De raadsman van verdachte heeft geen standpunt ingenomen over het openstaande beslag.
De rechtbank acht het in beslag genomen mes vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het bewezenverklaarde onder 1 en 2 primair in de zaak met parketnummer 18/009725-22 is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is, dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet. De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen Iphone X kan worden teruggegeven aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[benadeelde partij 1] , tot een bedrag van € 13,00 ter zake van proceskosten, vermeerderd metwettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 2] , tot een bedrag van € 385,00 ter vergoeding van materiële schade en
€ 1.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [ [benadeelde partij 3] , tot een bedrag van € 1.129,98 ter vergoeding van materiële schade en
€ 1.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering onvoldoende duidelijk en onderbouwd is.
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet kan worden toegewezen, omdat het niet is gelukt om het bedrag van € 13,00 over te maken naar verdachte zijn rekening.
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] verzocht deze af te wijzen, omdat de onderbouwing in het verzoek tot schadevergoeding niet overeenkomt met het beeld dat [benadeelde partij 2] bij de politie heeft geschetst. Bij de politie zou [benadeelde partij 2] hebben verklaard dat het goed met hem gaat, terwijl het tegenovergestelde uit de vordering tot schadevergoeding blijkt. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de onderbouwing onvoldoende is. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 2] slechts toe te wijzen voor wat betreft het eigen risico van € 385,00.
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] geheel af te wijzen, omdat niet uit het dossier blijkt dat [benadeelde partij 3] zijn broek is kwijtgeraakt. Bovendien voert de raadsman aan dat er geen causaal verband bestaat tussen het strafbare feit en het kwijtraken van een broek. Voorts voert de raadsman aan dat de schoenen van [benadeelde partij 3] niet kapot kunnen zijn gegaan doordat verdachte hem heeft geslagen en dat er geen foto van de schoenen in het dossier aanwezig is. Ten aanzien van de telefoon voert de raadsman allereerst aan dat blijkens de bijgevoegde offerte de telefoon pas drie maanden na het feit is gerepareerd, en daarmee het causaal verband tussen de reparatie en het strafbare feit ontbreekt. Tevens voert de raadsman aan dat de broer van [benadeelde partij 3] heeft verklaard dat de telefoon is teruggegeven aan [benadeelde partij 3] en het daarmee voor [benadeelde partij 3] klaar was. De raadsman heeft ook verweer gevoerd met betrekking tot het verlies van arbeidsvermogen, omdat de onderbouwing van die kostenpost onvoldoende duidelijk is. Ten slotte voert de raadsman aan dat met betrekking tot de immateriële schade het causaal verband tussen het strafbare feit en de psychische klachten ontbreekt. De raadsman merkt hierbij op dat [benadeelde partij 3] blijkens de stukken van de huisarts al voorafgaand aan het incident iets heeft meegemaakt waardoor hij een trauma heeft opgelopen. Hierdoor is niet vast te stellen of [benadeelde partij 3] op dit moment psychische klachten ondervindt van het onderhavige strafbare feit of de andere traumatische ervaring.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk verklaren.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 18/009725-22. Hoewel de gestelde materiële schade, bestaande uit het eigen risico, van € 385,00, niet nader is onderbouwd, acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat [benadeelde partij 2] deze schade heeft geleden. Het eigen risico is immers een standaard bedrag dat wordt vastgesteld door de rijksoverheid. [benadeelde partij 2] is als gevolg van het strafbare feit in het ziekenhuis behandeld aan zijn verwonding en heeft één hechting en een tetanusbooster gekregen. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat [benadeelde partij 2] voor deze behandeling zijn eigen risico van € 385,00 heeft moeten betalen. Voorts acht de rechtbank de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,00 redelijk en billijk, omdat [benadeelde partij 2] fysiek en psychisch letsel heeft opgelopen als gevolg van het strafbare feit. De rechtbank heeft bij de hoogte van de immateriële schade rekening gehouden met hetgeen in vergelijkbare zaken wordt toegewezen.
De vordering zal volledig worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 augustus
2021. Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank zal verdachte tevens veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [benadeelde partij 3] de materiële schade met betrekking tot de reparatie van de telefoon en met betrekking tot het verlies van de broek heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/210448-21 bewezenverklaarde feit. De benadeelde heeft in zijn aangifte verklaard dat hij een schone broek (rode Nike Tec trainingsbroek) bij zich had, omdat hij uit zijn werk kwam en verklaart dat hij door het strafbare feit deze broek is verloren. Voorts is de telefoon van benadeelde kapot gegaan door het strafbare feit. Benadeelde heeft zijn telefoon laten repareren. Op grond van deze gegevens staat voor de rechtbank voldoende vast dat deze schade is geleden als gevolg van het strafbare feit. De rechtbank zal deze twee schadeposten toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2021. De overig gestelde materiële schade, te weten de schoenen, het t-shirt en het verlies van arbeidsvermogen, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij heeft geen werkgeversverklaring bijgevoegd of foto’s waarop de schade zichtbaar is geworden. De rechtbank kan niet vaststellen of die schade veroorzaakt is door het onderhavige feit. Schorsing van het onderzoek ter terechtzitting om de benadeelde partij het causaal verband tussen het incident en de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom voor een deel niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan eventueel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank acht de gevorderde immateriële schadevergoeding redelijk en billijk, omdat benadeelde fysiek en psychisch letsel alsmede een litteken op zijn hoofd heeft opgelopen als gevolg van het strafbare feit. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de gevorderde immateriële schade op € 500,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en het meer gevorderde deel niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank het voor het toegewezen bedrag de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte deze schade zal vergoeden. De rechtbank zal verdachte tevens veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. Ten slotte stelt de rechtbank vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 45, 56, 57, 60a, 141, 302, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 primair, 4 primair en 4 subsidiair in de zaak met parketnummer 18/009725-22 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/009725-22 en het ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 18/210448-21 bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot zes maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen drie werkdagen na zijn detentie meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden en dat hij zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Tevens houdt de veroordeelde zich aan de aanwijzingen van de reclassering;
dat de veroordeelde actief deelneemt aan een door de reclassering te bepalen gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, zoals de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden (COVA). De veroordeelde houdt zich daarbij aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
dat de veroordeelde zo snel mogelijk, de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich daarbij aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
dat de veroordeelde een opleiding volgt dan wel dagbesteding heeft;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd laat diagnosticeren en dat veroordeelde zich, indien onderzoek uitwijst dat behandeling noodzakelijk, onder behandeling laat stellen van een nader te bepalen deskundige en zorginstelling op de tijden en plaatsen als door of namens die deskundige en zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn agressieproblematiek.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen mes met goednummer PL01002022011019-1456237.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven Apple Iphone X met goednummer PL0100-2022011019-1456236.
Ten aanzien van feit 1 en 2 primair in de zaak met parketnummer 18/009725-22:
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair in de zaak met parketnummer 18/009725-22:
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 augustus 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.885,00 (zegge: achttienhonderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 385,00 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van achtentwintig dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van het feit in de zaak met parketnummer 18/210448-21:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]toe tot het hierna te benoemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 juli 2021 tot dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat verdachte deze schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Verklaart de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 3] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 3] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.064,99 (zegge: duizendvierenzestig euro en negenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 juli 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 564,99 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van twintig dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. M.R. de Vries en mr. A. de Jong, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 juli 2022.
Mr. A. de Jong is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.