Uitspraak
[verzoeker] , verzoeker
de burgemeester van De Wolden (verweerder)
Inleiding
Overwegingen
“Besluit
Wettelijke grondslag
onmiddellijkehandhaving van de openbare orde. Uit het relaas van gebeurtenissen dat is neergelegd in het bestreden besluit volgt veeleer dat verweerder vanaf 2017 in gesprek is met verzoekers over het gedrag van [hond 1] en [hond 2] . Op 31 december 2020 heeft, volgens het bestreden besluit, een bijt-incident plaatsgevonden. Als verweerder dan eerst op 15 januari 2021 besluit tot inbeslagname, dan is er vanzelfsprekend géén sprake van een optreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde zoals bedoeld in artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet. Hetgeen is overwogen in rov. 3.2 van de uitspraak van 4 februari 2021 maakt dat niet anders. Daarin staat dat de inbeslagname op dat moment “subsidiair en proportioneel” was. Aan beoordeling van proportionaliteit en subsidiariteit zal de voorzieningenrechter in de onderhavige zaak niet toekomen, omdat hiervoor is geoordeeld dat van een onmiddellijkheidssituatie geen sprake was.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- de voorzieningenrechter draagt verweerder op binnen twee weken na de datum van de verzending van de afschriften van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van de aanwijzingen die zijn gegeven in rechtsoverweging 7.1.;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht voor de hoofdzaak van € 181,– (zegge: honderdéénentachtig euro) aan verzoekers moet vergoeden, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht voor de voorlopige voorziening van € 184,– (zegge: honderdvierentachtig euro) aan verzoekers moet vergoeden, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.897,50 (zegge: achttienhonderdzevenennegentig euro en vijftig centen) met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af.