ECLI:NL:RBNNE:2022:237

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
182078
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 20 januari 2022 een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De aanvraag voor deze machtiging is ingediend door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, op 4 januari 2022. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij zowel de minderjarige als de moeder en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren.

De feiten van de zaak tonen aan dat de minderjarige, geboren in 2005, onder toezicht is gesteld en bij zijn moeder woont. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 29 oktober 2022. De GI heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing, omdat de thuissituatie niet meer toereikend is. Uit psychodiagnostisch onderzoek blijkt dat de minderjarige een laag intelligentieniveau heeft en zich vermijdend opstelt, wat leidt tot ernstige stagnatie in zijn ontwikkeling. Ondanks de inzet van Multi Dimensionale Familie Therapie is er geen verbetering in de situatie van de minderjarige.

De kinderrechter heeft overwogen dat de problemen met het dag- en nachtritme en de schoolgang van de minderjarige al geruime tijd spelen en dat de moeder niet in staat is om de nodige structuur en grenzen te bieden. De kinderrechter heeft het advies van Jeugdhulp Friesland gevolgd en geoordeeld dat een externe plek noodzakelijk is om de patronen van de minderjarige te doorbreken. De machtiging tot uithuisplaatsing is verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 1 juli 2022, met de mogelijkheid om de situatie in juni 2022 opnieuw te beoordelen.

De kinderrechter heeft de GI opgedragen om de rechtbank tijdig te informeren over de stand van zaken en heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/182078 / FJ RK 22-11
Datum uitspraak: 20 januari 2022
Beschikking machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI (Gecertificeerde Instelling),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[naam]
geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 4 januari 2022, ingekomen bij de griffie op 5 januari 2022.
1.2.
Op 20 januari 2022 heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [de minderjarige] , die afzonderlijk is gehoord;
- de moeder;
- [namen] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
[de minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
Bij beschikking van 15 oktober 2021 is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 29 oktober 2022.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie zorgaanbieder 24-uurs voor de duur van een jaar. Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende aangevoerd.
3.2.
Uit psychodiagnostisch onderzoek van Jeugdhulp Friesland blijkt dat [de minderjarige] een zeer laag intelligentieniveau heeft en daardoor snel wordt overvraagd. Hij stelt zich vermijdend op en trekt zich terug, waardoor hij voornamelijk op zijn kamer leeft. Hij heeft een omgekeerd dag- en nachtritme en is veel aan het gamen. [de minderjarige] gaat al een geruime tijd niet (structureel) naar school. Hierdoor is er al langdurig sprake van een ernstige stagnering in zijn ontwikkeling. Hoewel de moeder haar best doet, lukt het haar niet om [de minderjarige] te begrenzen en eisen te stellen. Ze lijkt overbelast te raken. De GI heeft Multi Dimensionale Familie Therapie (hierna: MDFT) ingezet, als laatste kans om de situatie te verbeteren voordat een machtiging tot uithuisplaatsing zal worden verzocht. Het is niet gelukt om het ritme van [de minderjarige] te veranderen en hem weer structureel naar school te krijgen. Jeugdhulp Friesland heeft aangegeven geen mogelijkheden meer te zien in de thuissituatie en adviseren een externe verblijfplek voor [de minderjarige] , om de patronen te doorbreken. Er is inmiddels een geschikte plek gevonden voor [de minderjarige] bij [zorgaanbieder] . [zorgaanbieder] biedt wonen, behandelen, ambulante begeleiding en dagbesteding voor jongeren met gedrags- en of ontwikkelingsproblematiek. In januari 2022 kan [zorgaanbieder] starten met ambulante begeleiding in de thuissituatie, zodat [de minderjarige] zijn persoonlijk begeleider leert kennen en de drempel lager wordt om een tijdje bij [zorgaanbieder] te gaan verblijven. De leerplichtambtenaar geeft [de minderjarige] de rest van het schooljaar de tijd om op [zorgaanbieder] de mogelijkheden voor onderwijs te onderzoeken in de nieuwe structuur. Als [de minderjarige] niet meewerkt aan het verblijf op [zorgaanbieder] en de behandeling, ziet de GI zich genoodzaakt om een machtiging gesloten jeugdhulp te verzoeken.

4.De beoordeling

4.1.
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:265b lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) de GI machtigen om de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen, als dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. De kinderrechter overweegt als volgt.
4.2.
De kinderrechter heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling met [de minderjarige] gesproken. [de minderjarige] heeft verteld dat hij wel begrijpt dat er zorgen over hem zijn. Hij vindt een uithuisplaatsing bij [zorgaanbieder] niet nodig om de zorgen weg te nemen, omdat hij vindt dat hij de problemen die er zijn zelf kan en moet oplossen.
4.3.
De kinderrechter overweegt dat de problemen met het dag- en nachtritme en de schoolgang van [de minderjarige] nu al een hele tijd spelen. Het is dan ook heel moeilijk om dat op eigen kracht te veranderen. De afgelopen tijd is dat in ieder geval onvoldoende gelukt, met als gevolg dat [de minderjarige] nu al een hele tijd niet tot nauwelijks naar school gaat en in zijn ontwikkeling stagneert. Het gaat daarbij niet alleen om zijn cognitieve ontwikkeling, maar ook om zijn sociaal-emotionele ontwikkeling, omdat hij (fysiek) contact met zijn leeftijdsgenoten mist. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het haar onvoldoende lukt om [de minderjarige] grenzen en structuur te bieden. Ze heeft een dubbel gevoel over het verzoek tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] . Dat kan de kinderrechter goed begrijpen. De moeder wil het liefst dat [de minderjarige] bij haar thuis blijft wonen, maar tegelijkertijd heeft ze grote zorgen over [de minderjarige] . De kinderrechter kan het advies van Jeugdhulp Friesland volgen dat een externe plek nodig is om de patronen van [de minderjarige] te kunnen doorbreken. Er is immers al heel veel intensieve ambulante hulpverlening ingezet in de thuissituatie en dit is ontoereikend gebleken om de situatie te veranderen. De kinderrechter begrijpt dat de insteek van de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing is dat [de minderjarige] tijdelijk ergens anders gaat wonen, zodat hij door professionals kan worden geholpen bij het veranderen van zijn ritme, het op gang brengen van zijn schoolgang en bij eventuele andere problemen. Als dat is gelukt en er voldoende vertrouwen is dat hij zijn nieuwe ritme en structuur kan doorzetten in de thuissituatie, is het de bedoeling dat hij weer bij zijn moeder thuis gaat wonen. Gebleken is dat [de minderjarige] zelf ook graag wil dat zijn leven gaat veranderen. De kinderrechter hoopt dan ook dat [de minderjarige] deze kans aangrijpt en de hulp van [zorgaanbieder] gaat accepteren.
4.4.
Op grond van het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat aan het wettelijk criterium is voldaan en dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding.
4.5.
De GI heeft aangegeven geleidelijk toe te willen werken naar de uithuisplaatsing. De kinderrechter wijst de GI - mogelijk ten overvloede - nog wel op artikel 1:265c lid 3 BW, waaruit volgt dat de machtiging binnen drie maanden ten uitvoer moet worden gelegd.
4.6.
Ten aanzien van de duur van de uithuisplaatsing, overweegt de kinderrechter dat de uithuisplaatsing maximaal voor de duur van de ondertoezichtstelling kan worden verleend. Het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een jaar te verlenen is dus niet mogelijk. Bovendien is het uitgangspunt dat een uithuisplaatsing zo kort mogelijk moet duren. De kinderrechter ziet aanleiding om aan het einde van het schooljaar opnieuw te bekijken hoe het met [de minderjarige] gaat en of het is gelukt zijn ritme te herstellen en zijn schoolgang op te pakken. Daarom zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlenen tot 1 juli 2022, onder aanhouding van iedere verdere beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing voor de resterende van de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 29 oktober 2022. Tijdens een nader te bepalen mondelinge behandeling in juni 2022 kan besproken worden of de uithuisplaatsing van [de minderjarige] langer nodig blijft. Als blijkt dat het al eerder goed gaat met [de minderjarige] en de professionals vinden dat hij eerder naar huis kan, dan staat deze machtiging daaraan niet in de weg.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie zorgaanbieder 24-uurs met ingang van 20 januari 2022 tot 1 juli 2022;
5.2.
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing voor de periode na 1 juli 2022 aan tot een
nader te bepalen zitting in juni 2022;
5.4.
draagt de GI op om uiterlijk een week voorafgaand aan de zitting in juni 2022 de rechtbank te berichten over de actuele stand van zaken.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2022 door mr. G.J. Baken, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Dijk als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 1 februari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.