Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie beschouwt verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar.
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de avond van 10 op 11 juni 2021 schuldig gemaakt aan een ernstige bedreiging. Verdachte heeft met zijn gedrag en bewoordingen meerdere buurtbewoners angst aangejaagd. Daarnaast heeft het feit ook geleid tot veel overlast. De politie heeft alle omliggende woningen rond middernacht ontruimd. De bewoners hebben vervolgens ongeveer vier uur moeten wachten voordat zij hun woning weer in mochten. Zij hebben dit begrijpelijkerwijs als erg vervelend ervaren.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte meer dan vijf jaar geleden ook al werd veroordeeld voor een bedreiging.
Toerekeningsvatbaarheid
Uit het psychologisch Pro Justitia rapport van 8 maart 2022 opgemaakt door
D.R. van der Velden, GZ-psycholoog, blijkt dat verdachte op basis van een zorgmachtiging is opgenomen op de gesloten Forensische Psychiatrische Afdeling (hierna: FPA) [instelling] te [plaats] . Hij heeft niet mee willen werken met het psychologisch onderzoek. Uit de summiere observatie, het proces-verbaal en de eerdere consulten door het NIFP blijkt volgens de psycholoog van sterke aanwijzingen voor psychotische symptomatologie, mogelijk in het kader van schizofrenie. Dat hij weigert mee te werken, is zeer aannemelijk te verklaren vanuit zijn symptomatologie. De doorwerking van zijn psychotische symptomatologie in het ten laste gelegde is niet goed te onderzoeken met objectiveerbare onderzoeksmiddelen, omdat verdachte dit weigert.
Gelet op de beschouwing van de psycholoog en de verklaringen van de buurtbewoners over het gedrag van verdachte ten tijde van het feit en in de dagen daaraan voorafgaand, acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte op grond van een ziekelijke stoornis verminderd vrij was ten aanzien van zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het bewezenverklaarde. De rechtbank verklaart verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar.
Verdachte verblijft momenteel in het kader van een zorgmachtiging op een gesloten FPA en is daar goed ingebed in de zorg. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij zich hierbij heeft neergelegd en dat hij het besef heeft dat hij niet terug de maatschappij in zal kunnen. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding tot het opleggen van een voorwaardelijke straf.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend en geboden is.