ECLI:NL:RBNNE:2022:234

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
9587314 / AR VERZ 21-78
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen en verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak verzoekt de stichting Alliade om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [A], die sinds 1986 in dienst is en laatstelijk als hoofd Wonen en Werken werkzaam was. De verzoeker stelt dat [A] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door op 5 augustus 2021 twee onervaren uitzendkrachten in te roosteren, wat leidde tot een incident waarbij cliënten in gevaar zijn gebracht. Na een tweede incident op 22 augustus 2021, waarbij wederom twee uitzendkrachten waren ingeroosterd, heeft Alliade [A] vrijgesteld van werkzaamheden en een onderzoek ingesteld. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen, maar dat de arbeidsrelatie door de gebeurtenissen ernstig is verstoord. De kantonrechter concludeert dat Alliade onvoldoende tijd heeft gegeven aan [A] om de gemaakte afspraken na te komen en dat zij niet adequaat heeft gehandeld in het herstel van de arbeidsrelatie. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met ingang van 1 juli 2022, en Alliade wordt veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 59.405,59 en een billijke vergoeding van € 40.594,41.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 9587314 \ AR VERZ 21-78
beschikking van de kantonrechter d.d. 3 februari 2022
inzake
de stichting
STICHTING ALLIADE,
gevestigd te Heerenveen,
verzoekster,
gemachtigde: mr. H.J. Funke,
tegen
[A] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.S. Greveling.
Partijen zullen hierna Alliade en [A] worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift ex artikel 7:671b BW
- het verweerschrift ex artikel 7:671b BW
- de brief van 23 december 2021 van Alliade met producties 16 en 17
- de brief van 4 januari 2022 van Alliade met productie 18
- de mondelinge behandeling op 6 januari 2022, waarbij beide gemachtigden het standpunt van hun cliënten hebben toegelicht en mr. Funke gebruik heeft gemaakt van een pleitnotitie
- het faxbericht van 27 januari 2022 van [A] met geanonimiseerde versies van producties 6 en 7.
1.2.
Gelijktijdig met het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen behandeld zoals dat door [A] bij deze rechtbank is ingediend tegen Alliade in de zaak met registratienummer 9528107 CV EXPL 21-6637.
1.3.
Vervolgens is beschikking bepaald op heden. Bij afzonderlijk vonnis is heden eveneens op het verzoek om voorlopige voorzieningen beslist.

2.De feiten

2.1.
[A] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 maart 1986 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) Alliade laatstelijk in de functie van hoofd Wonen en Werken op basis van een 36-urige werkweek. Het laatstverdiende salaris bedraagt € 4.211,00 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
Op de arbeidsovereenkomst is de Cao Gehandicaptenzorg van toepassing.
2.2.
[A] is op 5 augustus 2019 gestart als hoofd van de Hammeren, waaronder de locatie die wordt aangeduid als de Hammeren 6. De cliëntenmix op deze locatie heeft tot gevolg dat op bepaalde momenten sprake is van een bovengemiddelde zorgbehoefte.
2.3.
In de op 21 oktober 2014 vastgestelde functiebeschrijving van de functie hoofd binnen Alliade staat met betrekking tot 'Personele prestaties' - voor zover van belang - het volgende:

"draagt zorg voor een kwantitatief en kwalitatief juiste personele bezetting is (Fte, functieniveaus, deskundigheid) en het efficiënt inzetten van personeel. Houdt toezicht op de dienstroosters en draagt zorg voor tijdig en complete roosters zijn."
2.4.
Bij e-mailbericht van 27 juli 2021 heeft [A] zijn leidinggevende [B] , ad interim directeur van Alliade, (hierna: [B] ) geïnformeerd over het volgende:
"(…)
Ik wil de zorg over de locatie Hammeren 6 met je delen.
Twee weken geleden vertrok een medewerker vervroegd, per direct met pensioen. (18 uur) Dit gaf ze in mijn vakantie aan bij mijn collega.
Vervolgens haakte diezelfde week een nieuwe medewerker (…) (24 uur) af na de inwerk periode (baan elders)
En ben ik vanmorgen gebeld door de B begeleider (…), (24 uur) die per volgende maand, binnen Talant een functie heeft aanvaard op Dagbesteding Drachten, (meer uren)
Totaal 3 medewerkers 66 uur
Omdat de invulling van diensten op Hammeren 6, al mijn tijd en aandacht vroeg, loop ik dan nu wel tegen een grens aan.
Hoe ik de diensten de komende tijd ga wegzetten wordt een flinke uitdaging met de vakanties in zicht.
Ook is vanuit het Flex bureau zoveel contracturen niet op te vangen.
(…)"
2.5.
[B] heeft daar als volgt op gereageerd bij e-mailbericht van 27 juli 2021:
"(…)
Dat is wel heel veel pech en narigheid in korte tijd. Kan ik iets betekenen als in meedenken/meekijken?
(…)"
2.6.
Voor de avonddienst van 8 augustus 2021 waren er twee uitzendkrachten ingeroosterd voor de locatie de Hammeren 6. Die avond is het een en ander voorgevallen (eerste incident).
Nadat [B] op de hoogte is gebracht van hetgeen er was voorgevallen heeft zij [A] en twee begeleiders van de Hammeren 6 uitgenodigd voor een gesprek op 11 augustus 2021. In het verslag van dit gesprek is voor zover van belang het volgende opgenomen:
(…)
1. Wat is er precies gebeurd?
[C] had donderdag 5-8 al gezien dat de bezetting op Hammeren 6 niet goed was voor het weekend en dit laten weten. Toen hij zondag 8-8 kwam voor zijn dagdienst, zag hij (...) dat er 2 nieuwe uitzendkrachten in de avond stonden, die onbekend waren met deze groep cliënten. Zijn dienst eindigde om 14.30, maar omdat één uitzendkracht pas om 16.00 uur begon, is hij langer gebleven. Hij heeft alles klaar gelegd (kleding, overdracht/instructies). Ook heeft hij collega's van de Hammeren nr. 8 en 31 ingeschakeld, zodat zij als back-up voor de uitzendkrachten konden fungeren. [C] is met een heel vervelend gevoel naar huis gegaan. Hij heeft ook contact gezocht met [A] , op zijn werktelefoon en later privé, maar hij nam niet op ( [A] had geen bereikbaarheidsdienst, maar omdat de bereikbare dienst niets met het rooster kon doen, wilde [C] toch graag met [A] overleggen). (…) [D] (collega begeleider) had maandag ochtenddienst. De cliënten, op één na, lagen met hun kleren aan op bed. Alle kamerdeuren waren op slot. cliënt L. had noodgedwongen op haar kamer geplast, omdat ze door de gesloten deuren niet naar het toilet kon. Zij is nu nog steeds in de war. [D] heeft dit maandag aan [C] laten weten. Het team vindt het heel erg wat er gebeurd is en heeft het daarom nog niet (volledig?) durven rapporteren. Wat moeten de verwanten wel niet denken van deze situatie en wat als er melding wordt gedaan bij de inspectie?
(…)
5. Hoe zorgen we dat dit niet weer kan gebeuren? En wat spreken we af?

Face tot face frequent (paar keer per week) overleg tussen [A] en het team over de oplossingen voor de roosterproblemen en daarbij verder dan 1 week vooruikijken
 Actie [A]

Samen met de teams Hammeren 8 en 31 tot roosteroplossingen komen:
 Actie [A]
(…)
(Actie afgesproken na het overleg)

Flexpool informeren over het incident en laten natrekken of uitzendkrachten aan de kwalificaties voldoen:
 Actie [A](…)"
2.7.
Op 22 augustus 2021 waren er opnieuw twee uitzendkrachten ingeroosterd op de Hammeren 6 en is opnieuw het een en ander voorgevallen (tweede incident). Toen [B] op de hoogte raakte van dit incident heeft zij [A] opnieuw uitgenodigd voor een gesprek dat plaatsvond op 25 augustus 2021.
2.8.
[A] is tijdens dat gesprek vrijgesteld van werkzaamheden. Bij brief van 26 augustus 2021 heeft Alliade - voor zover van belang - het volgende aan [A] bericht in verband met de vrijstelling van werkzaamheden:
"(…)
Op 25 augustus jl. hebben wij met elkaar het gesprek gevoerd naar aanleiding van het incident op zondag 22 augustus op Hammeren 6. Op maandag 23 augustus hebben jij en ik per mail enkele malen contact gehad over andere zaken. Aan het einde van de middag werd ik via de mail benaderd door één van jouw medewerkers, die mij een bericht stuurde over dit incident.
Er waren toen twee nieuwe uitzendkrachten werkzaam geweest op Hammeren 6, waarbij de vaste late dienst een aantal ernstige zaken constateerde: een cliënt die opgesloten zat op zijn kamer, zijn romper niet aan had en daardoor helemaal onder zijn eigen uitwerpselen zat. Een andere cliënt wiens pamperbroek helemaal doordrenkt was en daarbij was het vies op de afdeling. Een verwant die op bezoek was bij haar dochter was overstuur, doordat ook de kamer van haar dochter een rommel was. Alle gordijnen en screens waren nog dicht, er zaten poepluiers in de prullenbakken zonder plastic zak, waardoor het vies was.
Ik heb jou aan het einde van de middag gebeld, kreeg je niet te pakken en heb je voicemail ingesproken met de vraag mij terug te bellen over het incident.
(…)
Uiteindelijk spraken wij elkaar 25 augustus (…).
Op mijn vraag waarom je mij maandag 23 augustus niet hebt laten weten wat er gebeurd was, bied je je excuses aan. Je vertelt dat je zelf onderzoek aan het doen was, en dat de gebeurtenissen jou niet als heel bijzonder voorkwamen. Dat de betreffende cliënt smeert, komt bijvoorbeeld wel vaker voor. Je bent op 22 augustus zelf op Hammeren 6 geweest, van 8.15 tot 11.00 uur. Je hebt geen rare dingen gezien. De rommel viel wel mee. Je hebt nog je telefoonnummer gegeven aan de uitzendkrachten, maar bent niet gebeld. Wel constateerde je dat de overdracht rondom onder meer de dagprogramma's niet op orde was.
(…)
Het team heeft aangegeven dat zij op 21 augustus al zagen dat de bezetting op de 22e niet verantwoord was. Volgens hen bood één vaste collega aan om dan zelf die dag te werken maar dat aanbod zou je afgewezen hebben. Dat klopt ook volgens jou. De uitzendkracht kon echter niet meer schuiven. Daarom is de bezetting (met 2 nieuwe uitzendkrachten) zo gebleven.
(…)
Het team heeft mij aangegeven, dat de kwaliteit van zorg ernstig onder druk staat door de voortdurende bezettingsproblemen. Niet alleen de directe zorg, maar ook de dossiers, de BHV organisatie en de HACCP. Jij bent verbaasd, dat het team het wel aan mij meldt, maar niet aan jou. Op mijn reactie, dat jij als hoofd ook op andere manieren kunt behoort te weten of dit wel of niet op orde is, zeg je dat er inderdaad achterstand is, dat je dit herkent, waarbij je opmerkt dat BHV-cursussen vaak niet doorgaan.
Het team heeft mij laten weten dat de afspraken die we naar aanleiding van het soortgelijke incident op 8 augustus, namelijk een paar keer per week face tot face overleg overleg tussen jou en het team over de oplossingen voor de roosterproblemen en daarbij ook de teams Hammeren 8 en 31 betrekken, niet zijn nagekomen. Op één keer na, toen je teamleden hebt gevraagd naar Huize Sytzama te komen. Volgens hen was het toen allemaal opgelost en dus niet nodig. Daarnaast geven zij aan dat zij nog steeds heel veel zelf bezig zijn me het rooster en op het laatste moment geconfronteerd worden met gaten in de diensten. Jij herkent het voorbeeld van Huize Sytzam en ook, dat het contact veel individueel via app of telefoon verloopt. Bij elkaar komen lukt volgens jou niet, omdat teamleden niet komen opdagen. De enige die hierin beweegt, ben jijzelf. Je werkt hard om het rooster rond te krijgen en door al het verloop en ziekte kan dat alleen met flexers. Als het team dat niet wil, moeten ze er zelf maar gaan staan.
Het team geeft aan de communicatie met jou al lange tijd niet goed is. Ze vinden dat je veel uitleg geeft waarom zaken niet goed gaan, maar niet goed luistert. Daardoor voelt men zich niet gehoord. Jij herkent dit niet. Je bent er altijd voor ze, bent altijd bereikbaar. Maar de B-begeleider moet nog veel leren. Jij vindt dat je je werk goed doet, maar begrijpt dat het team er door alle roosterproblemen anders tegen aan kijkt. Als ze je weg willen hebben, dan moet dat maar. Je geeft aan dat zij het incident, dat op zichzelf wel meevalt, als extreem hebben beleefd.
Resumerend geeft ik aan dat ik bij jou reflectie op jezelf mis. Ik vat daarin ook het volgende samen: na het eerste incident van 8 augustus hebben wij samen met enkele teamleden gesproken (op 11 augustus) en daarna hebben jij en ik elkaar gesproken. Ik heb jou toen mijn observatie terug gegeven dat jij het team niet echt hoort, maar in de verdediging gaat en dat je daardoor de verbinding niet opzoekt. Ik zie dat ook in dit gesprek. Je verdedigt jezelf, wat ik uiteraard ook begrijp, maar ik mis wel de reflectie op wat jij zelf anders had kunnen doen.
Ik geef je aan dat mijn vertrouwen in jou is geschaad doordat je mij niet hebt gemeld wat er op 22 augustus is gebeurd, ondanks dat we die dag wel contact hebben gehad over andere zaken. Het incident op zichzelf als ook de onderliggende zaken die het team heeft gemeld, zoals de ernstige tekortschietende kwaliteit van zorg en de kwaliteit van arbeid door de voortdurende roosterproblemen en de niet-effectieve communicatie daarover, rechtvaardigen een onderzoek. We hebben samen afgesproken dat je gedurende dit onderzoek per direct vrijgesteld bent van werk en geen contact opneemt met je collega's, (…) De uitkomsten van het onderzoek kunnen leiden tot het besluit om verder te gaan met jou als hoofd, maar kunnen ook leiden tot het beëindigen van je dienstverband bij Alliade.
(…)"
2.9.
Bij brief van 30 augustus 2021 heeft [A] [B] laten weten dat wegens het feit dat hij op 25 augustus 2021 is vrijgesteld van werk hij zich op de eerste afroep beschikbaar verklaart de overeengekomen werkzaamheden te hervatten.
2.10.
[A] heeft vervolgens zijn vakbond FNV ingeschakeld. FNV heeft
namens [A] bij brief van 15 september 2021 aan Alliade laten weten dat [A] zich niet herkent in de geuite beschuldigingen en dat hij zich daarom niet kan verenigen met de op non-actiefstelling. Daarbij heeft FNV Alliade gesommeerd om [A] uiterlijk 20 september 2021 zijn werkzaamheden te laten hervatten.
2.11.
Alliade heeft bij brief van 17 september 2021 op de brief van FNV gereageerd van 15 september 2021, waarbij zij laat weten dat van een op non-actiefstelling geen sprake is, maar enkel van een overeengekomen vrijstelling van werkzaamheden alsmede dat Alliade [A] aan deze afspraak wenst te houden.
2.12.
Op 15 september 2021 heeft een audit-onderzoek plaatsgevonden naar de kwaliteit op de locatie de Hammeren 6 door [E] , kwaliteitsfunctionaris en [F] , adviseur Zorg en Kwaliteit bij Alliade. Uit de auditrapportage blijkt dat de Hammeren 6 op veel punten niet voldoet aan de norm. Zo wordt in de auditrapportage geconcludeerd dat niet wordt voldaan aan de norm op de volgende punten:
a. Iedere cliënt/vertegenwoordiger heeft inspraak in en afspraken over de doelen van de zorg, behandeling en ondersteuning.
b. Zorgverleners kennen de cliënt en zijn wensen, behoeftes.
c. Cliënten voeren binnen hun mogelijkheden zelf regie over hun leven en welbevinden.
d. Cliënten ervaren nabijheid, geborgenheid, vertrouwen en begrip. Zij worden met respect behandeld.
e. Zorgverleners maken hun professionele afwegingen over de benodigde zorg en ondersteuning op basis van gesignaleerde risico's, wensen, behoefte, mogelijkheden en beperkingen van de cliënt.
f. Zorgverleners werken methodisch. Ze leggen dit hele proces inzichtelijk vast in het cliëntdossier.
g. De zorgaanbieder zorgt dat zorgverleners ruimte krijgen om systematisch te reflecteren op goede, veilige en persoonsgerichte zorg voor de cliënt. Vanuit reflectie kunnen zorgverleners verbeteringen toepassen.
h. Zorgverleners houden relevante ontwikkelingen in hun vakgebied bij om goede, veilige en persoonsgerichte zorg te kunnen bieden aan.
i. De zorgaanbieder zorgt dat er voldoende deskundige zorgverleners beschikbaar zijn, afgestemd op de aanwezig cliënten en actuele zorgvragen.
j. Zorgverleners handelen volgens de afspraken zoals beschreven in protocollen, richtlijnen en handreikingen. Zij weten wanneer zij wel en niet kunnen afwijken.
k. De zorgaanbieder stelt de persoonsgerichte zorg en ondersteuning centraal en borgt de veiligheid van de cliënt.
l. De zorgaanbieder bewaakt, beheerst en verbetert systematisch de kwaliteit en veiligheid van de zorg.
m. De zorgaanbieder schept voorwaarden voor een cultuur gericht op leren en verbeteren.
2.13.
Op 16 september 2021 heeft er een gesprek plaatsgevonden met [A] in het kader van het door Alliade ingestelde onderzoek. In het verslag van het gesprek is - voor zover van belang - het volgende vermeld:
"(…)
[A] geeft aan dat hij naar aanleiding van de situatie op een manier wordt neergezet waarvan hij de reden niet legitiem vindt, hij snapt de achterliggende gedacht niet. Er zijn twee flexers geweest die hebben besloten om deuren dicht te draaien op een groep met een laag niveau. Het zijn cliënten met zzp 7, dus er zijn ook gedragscomponenten. De incontinentieproblematiek is ook bekend. De manier waarop de situatie wordt aangepakt bevreemdt [A] , in het bijzonder de vrijstelling van werk. Zo ga je niet met mensen om, hij voelt zich niet ondersteunt. Hij vindt dat de gebeurtenis geen 'incident' is.
Over waarom er 2 uitzendkrachten op de groep stonden: Qua bezetting op Hammeren 6 waren er geen mensen meer over. Er was ziekte, twee mensen stopten in hun inwerkperiode, één medewerker ging acuut met pensioen tijdens afwezigheid van [A] , dus drie mensen vertrokken in korte tijd. Het was ook nog in de vakantieperiode. [A] geeft aan dat hij de keuzes gemaakt heeft in het belang van cliënten en medewerkers: Wat is verstandig? Hoe kan ik de mensen uit mijn team sparen en zorgen dat ze uitgerust zijn? Hij heeft de medewerkers in bescherming genomen door 2 uitzendkrachten in te zetten, je kunt niet steeds medewerkers vragen om te komen werken. Hij had liever deze keuze niet gemaakt, maar met deze bezettingsproblematiek kon hij niet anders dan 'zo het rooster dichtbakken'.
Na de dienst van de uitzendkrachten werd er geconstateerd dat er deuren op slot waren en dat een cliënt vuil was door incontinentie, maar dat is wel vaker zo. Dat cliënten/een cliënt nog in nachtkleding zat gebeurt ook wel vaker. Een cliënt moet ruimte hebben om zijn eigen keuzes te kunnen maken. Bijvoorbeeld als een cliënt persé in korte broek wil slapen en niet in een pyjama, dan mag dat. [A] geeft aan dat hij geen leidinggevende is die de medewerkers opdraagt altijd precies de regels te volgen.
Een medewerker heeft een melding gemaakt van de gebeurtenis, hierna volgende een gesprek met twee begeleiders en [B] . [A] was hier verbaasd over, want hij weet dat het team zelf ook de deuren overdag op slot draait, ook de begeleider die bij het gesprek zat. Hij vindt dit hypocriet, kijk eerst maar naar jezelf. [A] heeft dit in het gesprek niet benoemd, hij was stom geslagen Bij het incident van 8 augustus heeft een begeleider het advies gegeven aan de uitzendkrachten om de deur maar op slot te draaien. Het team is niet integer.
Uit het gesprek zijn afspraken gekomen: ga met het team om tafel, kijken naar wat er mogelijk is. Het team kwam niet opdagen, dit valt [A] erg tegen. (…)
[C] heeft bij overdracht naar de flexers gezegd, draai de deuren maar op slot want het team doet het zelf ook. [A] kan dit niet op basis van vermoedens roepen, en kan er niet elke dag staan om dit te controleren. Hij heeft geen signalen gehad hierover, behalve één signaal van +- 1,5 week terug, teruggegeven door iemand die ingewerkt werd: De begeleider had de deur op slot gedaan want hij moest even weg. [A] gaat ervan uit dat er een melding komt als er een deur op slot gaat, als dit niet wordt gemeld weet hij ook niet dat dit gebeurt. (…)
Tweede incident: [A] was er zondagochtend nog gewest, toen waren er ook deuren op slot gedraaid. [A] constateerde dat de weekendprogramma's uit de map er niet waren. Dus waar moesten de flexers dan mee werken? [A] is in gesprek geweest met de flexers, prima jongens, ze waren sensitief en waren op de hoogte van de Wzd, [A] heeft nog aandachtspunten meegegeven (incontinentie, kleine stukjes eten cliënt). Hij is toen weggegaan in de veronderstelling dat alles duidelijk was en goed geregeld.
[A] vindt dat het zwart-wit is opgepakt. Het team zegt iets anders dan flexers. De pot verwijt de ketel. Wat je hebt opgebouwd, vertrouwen, contacten, die mis je en je krijgt het gevoel dat je je werk niet goed hebt gedaan. Er is meer dan twee deuren. Heel Hammeren heeft er nu last van. Wat levert het op? Alleen dat iedereen in de stress schiet als er iets mis gaat. Je moet kijken naar wat er mogelijk is, hoe kun je op een goede manier de deuren open zetten.
Toen [A] kwam in 2019 was elke deur dicht, alles wat een slot had zat op slot. [A] gaf toen aan dit zo niet kan, dit zorgde voor veel rumoer. Vanuit deze positie gestart op H6 zonder B-begeleider. [A] constateerde dat zaken niet goed gingen, dit leverde weerstand op. Hij heeft spannende en heftige gesprekken gevoerd met medewerkers, en vanuit de driehoek laten zien dat het niet goed is. Er zijn cursussen voor die medewerkers kunnen volgen. Medewerkers moeten het aangeven als de deur op slot gaat. Deur op slot draaien is geen grapje, daar moet je transparant in zijn. Dit ontbreekt op H6.
(…)
[A] heeft aangegeven bij [B] dat de problemen heftig zijn, er zijn te weinig mdw, het is een zorgelijke situatie. [A] verwachte dat er actie kwam maar die kwam er niet. [A] ging steeds harder werken. Er was ziekte, en twee mdw gingen weg in inwerkperiode. Je bent wel stoer, zei [B] na het gesprek met de medewerkers. Hier kan hij niks mee. Ze vond [A] niet actief genoeg in het gesprek, maar hij liet de ruimte aan de medewerkers. [B] heeft [A] er op aangesproken dat er een melding naar de inspectie had moeten gaan, dit was niet gedaan. [A] geeft aan dat hij zulke meldingen nooit doet.
(…)
[A] vindt de vrijstelling van werk bijzonder. Hij voelt zich alsof hij in het beklaagdenbankje zit. Hij ligt gelijk al onder de loep. (…)
(…)
De meldingen van de incidenten is een klap in het gezicht van [A] geweest: medewerker [G] heeft [C] ingepakt en gerotzooid. Deze is aan het opruien geweest.
(…)
2.14.
[B] heeft [A] uitgenodigd voor een gesprek op 6 oktober 2021. Bij brief van 8 oktober 2021 heeft zij de inhoud van het gesprek van 6 oktober 2021 schriftelijk aan hem bevestigd. In deze brief staat - voor zover van belang - het volgende:
"(…)
Op woensdag 6 oktober 20212 heb je een gesprek gevoerd met [B] , directeur a.i. Talant, en [H] , HR-adviseur. De aanleiding van dit gesprek was de uitkomst van de audit en het onderzoek naar de twee incidenten die hebben plaatsgevonden op Hammeren 6. Uit de audit en het onderzoek komt een zeer zorgelijk beeld naar voren. Je hebt hier in het gesprek op kunnen reageren.
Jij hebt onze zorgen niet weg kunnen nemen tijdens het gesprek. ook met jouw eerdere reacties per brief heb je deze zorgen niet weggenomen. je bagatelliseert hetgeen is voorgevallen en reflecteert in het geheel niet op jouw eigen handelen.
Gezien het voorgaande zien we ons genoodzaakt te komen tot een einde van jouw arbeidsovereenkomst. De voorkeur gaat er naar uit jouw arbeidsovereenkomst te beëindigen door het sluiten van een vaststellingsovereenkomst (…)
Als dit niet mogelijk is dan zien wij geen andere mogelijkheid dan de kantonrechter te verzoeken jouw arbeidsovereenkomst te ontbinden.
(…)"
2.15.
[A] heeft via FNV bij brief van 18 oktober 2021 Alliade laten weten dat hij niet akkoord wenst te gaan met een beëindigingsovereenkomst, dat hij op non-actief is gesteld naar aanleiding van een vermeend incident dat geen incident is geweest en dat hij daarom zijn werkzaamheden wenst te hervatten. Als hij daar niet toe in de gelegenheid wordt gesteld, zal door hem in rechte wedertewerkstelling worden gevorderd.
2.16.
In het kader van het door Alliade verrichte onderzoek zijn door haar medewerkers van de afdeling Human Resources (HR) gesprekken gevoerd met medewerkers van de Hammeren. Op 2 en 7 december 2021 hebben twee HR medewerkers ten overstaan notaris mr. M.H.J. Boskamp een verklaring afgelegd. In het proces-verbaal van de verklaring onder ede staat onder andere:
"(…)
In de gesprekken die ik heb gevoerd met medewerkers van de Hammeren is door meerdere medewerkers impliciet of expliciet aangegeven dat door de heer [A] sprake is van een angstcultuur op de Hammeren en dat hij ervoor heeft gezorgd dat sprake is van kampvorming op deze locaties.
(…)
In de gesprekken die ik heb gevoerd met medewerkers van de Hammeren is ook door meerdere medewerkers aangegeven dat de heer [A] de privacy van medewerkers schendt door veelvuldig te roddelen.
(…)
In de gesprekken die ik heb gevoerd met medewerkers van de Hammeren is ook door meerdere medewerkers aangegeven dat de heer [A] zich schuldig maakt aan grensoverschrijdend gedrag door volstrekt ongepaste opmerkingen te maken naar medewerkers.
(...)
In de gesprekken die ik heb gevoerd met medewerkers van de Hammeren is ook door meerdere medewerkers aangegeven dat de heer [A] zijn verantwoordelijkheid niet neemt ten aanzien van de dienstroosters en dat de heer [A] de twee incidenten die zich hebben voorgedaan door het inroosteren van twee uitzendkrachten bagatelliseert.
(…)"

3.Het geschil

3.1.
Alliade verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [A] , zonder rekening te houden met de toepasselijke opzegtermijn, zonder toekenning van een transitievergoeding en met veroordeling van [A] in de proceskosten.
3.2.
Alliade legt primair aan haar verzoek ten grondslag dat de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden wegens verwijtbaar handelen als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onderdeel e van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Ter onderbouwing van haar standpunt dat [A] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld stelt Alliade dat het feit dat [A] op 5 augustus 2021 twee onervaren uitzendkrachten heeft ingeroosterd onacceptabel is. [A] heeft door in strijd met op 11 augustus 2021 gemaakte afspraken op 22 augustus 2021 opnieuw twee uitzendkrachten in te plannen willens en wetens gehandeld in strijd met hetgeen van hem als goed werknemer kon worden verlangd en heeft de consequenties van dat handelen op de koop toe genomen. Daarnaast blijkt uit de uitkomst van de audit die heeft plaatsgevonden dat de kwaliteit van de zorg op de locatie de Hammeren 6 niet op orde is, van welke situatie [A] als hoofd en derhalve als eindverantwoordelijke op de hoogte moet zijn geweest. Hij heeft zijn leidinggevende daarover echter nooit geïnformeerd. Tot slot kan de uitkomst van het onderzoek van Human Resources worden gekwalificeerd als verwijtbaar handelen door [A] .
Omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [A] , stelt Alliade dat zij geen transitievergoeding aan hem is verschuldigd.
3.3.
Subsidiair legt Alliade aan haar verzoek ten grondslag dat sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder g BW. Zij voert hiertoe aan dat de directie en de Raad van Bestuur inmiddels alle vertrouwen in [A] hebben verloren. Volgens Alliade heeft [A] geen zelfreflectie getoond doordat hij keer op keer heeft gebagatelliseerd wat is voorgevallen en het standpunt heeft ingenomen dat geen sprake is geweest van incidenten. Het feit dat [A] nooit de alarmklok heeft geluid bij [B] over de kwaliteit van de zorg op de Hammeren 6, heeft er eveneens in geresulteerd dat thans sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding die nog verder verstoord is geraakt door de uitkomst van het onderzoek van Human Resources. De uitkomst van het onderzoek van Human Resources is schokkend en daaruit blijkt dat de verhoudingen tussen [A] en een groot deel van de medewerkers is verstoord.
3.4.
Meer subsidiair verzoekt Alliade de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een combinatie van verwijtbaar handelen en een verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:699 lid 3 onderdeel i BW. Als het verwijtbaar handelen van [A] en de verstoorde arbeidsrelatie niet reeds als voldragen ontslaggrond kunnen worden aangemerkt, dan zal naar de mening van Alliade in ieder geval moeten worden geconcludeerd dat sprake is van bijna voldragen ontslaggronden die in combinatie een ontbinding rechtvaardigen op grond van artikel 7:699 lid 3 onderdeel i BW.
3.5.
[A] concludeert tot:
primair:afwijzing van het verzoek;
subsidiair:indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden:
I. veroordeling van Alliade tot betaling van een transitievergoeding van € 59.405,59 bruto;
II. veroordeling van Alliade tot betaling van een billijke vergoeding van € 237.622,36 bruto, dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag;
III. veroordeling van Alliade tot betaling van de cumulatievergoeding van ten hoogste de helft van de transitievergoeding, zijnde een bedrag van € 29.702,80;
IV. bij bepaling van de einddatum rekening te houden met de opzegtermijn die geldt bij regelmatige opzegging zonder aftrek van de periode die is gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van dagtekening van de ontbindingsbeschikking;
primair en subsidiair: veroordeling van Alliade tot betaling van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde vergoedingen en veroordeling van Alliade in de proceskosten.
3.6.
[A] betwist dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan zijn zijde. De voorvallen op 8 en 22 augustus 2021 kunnen volgens hem niet worden bestempeld als incidenten. Volgens [A] is er geen beleid dat er op enig moment niet twee uitzendkrachten ingezet mogen worden op een locatie. Er is sprake van een structurele ernstige personele krapte als gevolg van een organisatieprobleem waarover [A] al meerdere malen bij Alliade de noodklok heeft geluid. Ook de uitkomsten van de audit van 15 september 2021 kunnen [A] niet worden verweten, omdat uit dat onderzoek niet blijkt dat de uitkomsten daarvan te wijten zijn aan [A] . Het onderzoek van Human Resources ook niet tot verwijtbaar handelen van [A] leiden, omdat het hier indirecte, door HR medewerkers van andere medewerkers opgetekende verklaringen betreft waarvan [A] de juistheid betwist.
3.7.
[A] betwist ook dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:669 lid 1 in samenhang met lid 3 BW. Hij voert aan dat hij in de afgelopen 36 jaar nimmer is aangesproken op het bagatelliseren van zaken, het niet doen aan zelfreflectie en het niet goed communiceren van zaken. [A] heeft er het volste vertrouwen in dat het draagvlak van de teams op de Hammeren zeer groot is en hij wil niets liever dan zijn werkzaamheden zo spoedig mogelijk hervatten. Ook al zou er sprake zijn van een verstoorde arbeidsverhouding dan had Alliade, gelet op het lange dienstverband van [A] , op z'n minst de plicht gehad als werkgever om mediation te overwegen. [A] stelt dat Alliade jegens hem ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door hem na twee vermeende incidenten op non-actief te stellen, een heksenjacht tegen hem te beginnen door bepaalde teamleden onware verklaringen te laten afleggen, welke verklaringen bovendien niet in de procedure worden overgelegd. Gezien het voorgaande dient Alliade in geval van ontbinding hem een billijke vergoeding te betalen, aldus [A] .

4.De beoordeling

Verzoek tot ontbinding
4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. De kantonrechter zal beoordelen of de in dit geval door Alliade aan het verzoek ten grondslag gelegde gronden voldoende zijn om te komen tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
4.2.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat geen sprake is van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670 BW of een vergelijkbaar opzegverbod.
Ernstig verwijtbaar handelen [A] ?/ e-grond
4.3.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling van het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst voorop dat [A] bijna 36 jaar in dienst is van Alliade en dat hij daarvan 22 jaar werkzaam is als hoofd. Vast staat dat [A] in al die jaren naar tevredenheid van Alliade heeft gefunctioneerd. Alliade heeft erkend dat sinds 2014 geen functioneringsgesprekken met [A] zijn gevoerd.
[A] is onder meer hoofd van de locatie de Hammeren 6. De Hammeren 6 betreft een locatie waarbij de cliënten zware en ingewikkelde zorg behoeven. Als onbetwist staat vast dat [A] in 2019 door de toenmalige directeur is gevraagd de Hammeren 6 te ondersteunen en dat algemeen bekend was dat op meerdere fronten een omslag gemaakt moest worden op die locatie.
4.4.
Zoals door [A] bij e-mailbericht van 27 juli 2021 bij [B] is aangekaart was er in de zomer van 2021 sprake van problematische personele krapte op de locatie de Hammeren 6 als gevolg van drie vertrekkende medewerkers en de vakantieperiode. Daarnaast was de planner, die verantwoordelijk is voor de roosters, in de periode vanaf 5 juli tot en met 14 september 2021 afwezig, waardoor [A] als hoofd ook de taken van het roosterbureau erbij moest nemen.
Op 8 augustus 2021 heeft zich vervolgens een incident voorgedaan op het moment dat twee uitzendkrachten stonden ingeroosterd. [A] is daar door [B] op 11 augustus 2021 als eindverantwoordelijke op aangesproken.
Het feit, dat er op 22 augustus 2021 opnieuw een incident heeft voorgedaan op een moment dat wederom twee uitzendkrachten stonden ingeroosterd, heeft Alliade hoog opgenomen. Zij heeft [A] vrijgesteld van werkzaamheden, is een onderzoek gestart en heeft daarbij direct richting [A] aangegeven dat de uitkomsten van het onderzoek kunnen leiden tot het beëindigen van het dienstverband (zoals vermeld in de brief van 26 augustus 2021, weergegeven onder 2.8.). Daardoor is de arbeidsverhouding tussen partijen op scherp komen te staan.
4.5.
Alliade heeft niet gemotiveerd weersproken dat zij geen beleid heeft dat er geen twee uitzendkrachten op een locatie mogen worden ingeroosterd, zoals door [A] als verweer is aangevoerd. Uit het verslag van het gesprek dat op 11 augustus 2021 tussen [B] en [A] plaats vond over het incident op 8 augustus 2021 (zoals weergegeven onder 2.6.) kan ook niet worden opgemaakt dat is besproken dat er in het vervolg niet weer twee uitzendkrachten ingezet mogen worden. Ter zitting heeft Alliade benadrukt dat het om onervaren uitzendkrachten zou gaan, maar [A] heeft betwist dat de betreffende uitzendkrachten onervaren waren. Zo heeft hij gemotiveerd aangevoerd dat één van de twee uitzendkrachten die heeft gewerkt op 22 augustus 2021 in februari 2021 ook op de betreffende locatie heeft gewerkt, hetgeen door Alliade niet is betwist.
Wat betreft het verwijt van Alliade dat [A] geen gebruik heeft gemaakt van het aanbod van een vaste medewerker om de dienst op 22 augustus 2021 te ruilen, heeft
[A] aangevoerd dat het Flexbureau een fout had gemaakt waardoor de ruil niet mogelijk was, zoals ook blijkt uit de overgelegde Whatsapp-correspondentie (productie 9 bij het verweerschrift). Bovendien zou volgens [A] in het geval de vaste medewerker de betreffende dienst zou draaien, in de avonddienst een nieuwe medewerker alleen moeten werken terwijl de twee uitzendkrachten meer ervaren waren dan die nieuwe medewerker, hetgeen niet door Alliade is weersproken.
Voorts heeft Alliade niet betwist dat de locaties de Hammeren 6 en 8 inpandig zijn verbonden en dat er een alarmeringssysteem aanwezig is voor collegiale ondersteuning bij gebeurtenissen en als standby, waarbij zo nodig buurlocatie de Hammeren 31 op 15 meter afstand kan worden gevraagd ondersteuning te bieden.
Tijdens beide incidenten hebben de uitzendkrachten de kamerdeuren van cliënten op slot gedraaid terwijl dat in strijd is met de Wet Zorg en Dwang. [A] heeft aangevoerd, dat op het moment dat hij in het jaar 2019 hoofd van de Hammeren 6 werd, het op die locatie gebruikelijk was dat de kamerdeuren op slot werden gedraaid en dat hij in het jaar 2020 veranderingen op dat punt heeft doorgevoerd. Dit heeft hij tijdens het gesprek op 16 september 2021 ook aangegeven (zoals blijkt uit het onder 2.13. opgenomen gespreksverslag). [A] heeft tevens aangevoerd dat het in de praktijk lastig is om de Wet Zorg en Dwang goed en zorgvuldig uit te voeren en dat door de personele problemen en de problematiek van de cliënten er soms geen andere optie was dan de deur op slot te draaien, hetgeen niet door Alliade is betwist. Dat neemt niet weg dat van [A] als hoofd van de locatie mocht worden verwacht dat hij er nauwlettend op zou toezien dat zo veel als mogelijk werd voorkomen dat cliënten op hun kamer worden opgesloten indien daartoe geen toestemming in het kader van de Wet Zorg en Dwang is verleend. In dat kader kan [A] worden verweten dat hij ten aanzien van de twee incidenten heeft aangegeven dat die gebeurtenissen aan de orde van de dag zijn en daarmee deze incidenten heeft gerelativeerd, althans dat hij daartoe de indruk heeft gewekt.
Uit het door [A] overgelegde gespreksverslag met de twee uitzendkrachten van het incident op 8 augustus 2021 (productie 7 bij verweerschrift) blijkt dat zij op instructie van een medewerker van een buurlocatie de deuren van de cliënten op slot hebben gedraaid. In datzelfde gespreksverslag is te lezen dat de betreffende uitzendkrachten hebben aangegeven dat de oorzaak van het feit dat zij een cliënt die op het toilet zat zijn vergeten, is gelegen in het feit dat bij de overdracht niet aan hen is verteld dat er nog een cliënt in het toilet aanwezig was. Uit het verslag van het gesprek op 26 augustus 2021 kan worden opgemaakt dat één van de vaste medewerkers, tegen de uitzendkrachten zou hebben gezegd dat zij de deuren op slot konden draaien en dat de vaste teamleden dat zelf ook doen.
Daarom kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden vastgesteld dat de twee incidenten zijn veroorzaakt louter doordat [A] twee onervaren uitzendkrachten heeft ingeroosterd. Om die reden kan [A] niet in volle omvang worden verweten dat de betreffende incidenten hebben plaatsgevonden.
4.6.
Alliade verwijt [A] verder dat hij de tijdens het gesprek op 11 augustus 2021 gemaakte afspraken niet is nagekomen. Uit het verslag van dat gesprek blijkt dat partijen, ter voorkoming van herhaling van wat zich op 8 augustus 2021 heeft voorgedaan, hebben afgesproken dat [A] een paar keer per week ‘face to face’ overleg met het team zal voeren over de roosterproblemen, hij samen met de teams van de Hammeren 8 en 31 tot roosteroplossingen moet komen en hij zal laten nagaan of uitzendkrachten aan de kwalificaties voldoen.
Tussen het gesprek op 11 augustus en het tweede incident op 22 augustus 2021 zijn slechts 11 dagen gelegen. Vast staat dat [A] de medewerkers van de Hammeren 6 heeft uitgenodigd voor een gesprek op het kantoor van Sytsama waarbij hij twee afmeldingen heeft gekregen en andere medewerkers niet hebben gereageerd. [A] heeft (als productie 9 bij het verweerschrift) Whatsapp-correspondentie overgelegd waaruit blijkt dat hij in de periode van 11 tot 22 augustus 2021 contact heeft gehad met zijn teamleden over het invullen van de roosters en waaruit blijkt dat hij ook contact heeft gehad met team de Hammeren 8.
Wat betreft het door Alliade aan [A] gemaakte verwijt dat hij het incident van 22 augustus niet aan [B] heeft gemeld, terwijl dit naar aanleiding van het gesprek op 11 augustus 2021 wel van hem mocht worden verwacht, overweegt de kantonrechter als volgt. Weliswaar had het op de weg van [A] gelegen om [B] over het tweede incident te informeren, omdat naar aanleiding van het gesprek op 11 augustus 2021 het hem duidelijk had moeten zijn dat [B] op de hoogte wilde worden gesteld van het zich voordoen van een soortgelijk incident als dat van 8 augustus 2021. Anderzijds heeft [A] echter steeds als verklaring voor het feit dat hij [B] op 23 augustus 2021 (nog) niet had geïnformeerd over het tweede incident aangegeven dat hij nog onderzoek deed naar wat zich had voor gevallen.
4.7.
Gelet op het lange dienstverband van [A] , de korte periode tussen de op 11 augustus 2021 gemaakte afspraken en het tweede incident en het feit dat de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden in de vakantieperiode, concludeert de kantonrechter dat Alliade [A] onvoldoende tijd heeft gegeven om de gemaakte afspraken over de problematische personele planning na te komen en zijn functioneren op dat punt te verbeteren. Van Alliade had als goed werkgever mogen worden verwacht dat zij met [A] in gesprek zou gaan en in de eerste plaats een verbeterplan met hem zou opstellen in plaats van hem vrij te stellen van werkzaamheden.
4.8.
In het audit-onderzoek op 15 september 2021 is geconcludeerd dat de locatie de Hammeren 6 op veel punten niet aan de vereisten voldoet. Hoewel [A] daar als hoofd in beginsel verantwoordelijk voor is, heeft [A] daartegen gemotiveerd aangevoerd dat de kwaliteit op de Hammeren 6 al langere tijd niet op orde is, dat hij daar sinds zijn aanstelling in 2019 aan heeft gewerkt, maar dat deze door de personele problemen lastig is te verbeteren. Door Alliade is niet betwist dat de kwaliteit van de Hammeren 6 bij het aantreden van [A] niet op orde was. Ondanks het feit dat Alliade op de hoogte was van de zorgelijke situatie in 2019, mocht van [A] worden verwacht dat hij bij Alliade zou hebben aangekaart dat de kwaliteit van de zorg op de locatie de Hammeren 6, ondanks zijn inspanningen, nog steeds niet op orde was.
[A] heeft gewezen op een andere locatie van Alliade die tijdens een audit-onderzoek eind september 2021 ook op veel punten onvoldoende scoorde. Door Alliade is niet betwist dat de uitkomst van het audit-onderzoek op de locatie de Hammeren 6 in 2019 ook al negatief was. Ten aanzien van de negatieve uitkomst van het audit-onderzoek op de andere locatie heeft Alliade ter zitting aangegeven dat het hoofd van die locatie daadwerkelijk zelfinzicht heeft getoond. Zij verwijt [A] dat hij geen zelfinzicht heeft getoond. De kantonrechter begrijpt dat [A] zich door de opstelling van Alliade naar aanleiding van het tweede incident aangevallen voelt. Doordat hij na het tweede incident is vrijgesteld van werkzaamheden zijn alle pijlen op hem gericht, waardoor hij begrijpelijkerwijs heeft geacht zich te moeten verdedigen, zoals ook blijkt uit het gespreksverslag van 16 september 2021 (weergegeven onder 2.13).
4.9.
Verder heeft Alliade gesteld dat haar HR-medewerkers een onderzoek onder de medewerkers van [A] hebben verricht, waarvan de uitkomsten zijn opgenomen in twee processen-verbaal die door een notaris zijn opgemaakt. De kantonrechter overweegt dat in de overgelegde processen-verbaal alleen indirecte verklaringen zijn opgenomen, waarbij niet duidelijk is hoeveel werknemers een verklaring hebben afgelegd en wat door welke werknemer is verklaard. Bovendien is niet duidelijk welke vragen aan de medewerkers zijn gesteld. In dat kader overweegt de kantonrechter dat het ondervragen van medewerkers over hun leidinggevende op het moment dat die betreffende leidinggevende is vrijgesteld van werkzaamheden een zeer ingrijpend middel is en dat de verhouding tussen de medewerkers en de leidinggevende daardoor ernstig onder druk kan komen te staan. Daarbij is van belang dat de betreffende leidinggevende zich op dat moment moeilijk kan verdedigen.
De kantonrechter overweegt verder dat de processen-verbaal pas zijn opgesteld op 2 en 7 december 2021, terwijl Alliade [A] al tijdens het gesprek op 6 oktober 2021 heeft geconfronteerd met de uitkomst van het HR-onderzoek, zij hem al op 8 oktober 2021 schriftelijk heeft bericht dat zij zich genoodzaakt ziet te komen tot een einde van de arbeidsovereenkomst en de gemachtigde van [A] op 4 november 2021 een datum voor een kort geding bij de kantonrechter heeft aangevraagd. Door Alliade is ook niet betwist dat [A] niet eerder dan bij het verzoekschrift kennis heeft kunnen nemen van de processen-verbaal, waardoor hij zich niet eerder tegen de resultaten van het HR-onderzoek heeft kunnen verdedigen.
Voorts staan tegenover de indirecte verklaringen in de processen-verbaal een viertal door [A] overgelegde positieve verklaringen (productie 15 bij verweerschrift) van vier medewerkers en van de zus van een cliënt van de Hammeren 6.
4.10.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door [A] in de zin van artikel 7:671b lid 8 sub b BW. Ook leveren de door Alliade naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, BW. Aan deze grondslag van het verzoek zal de kantonrechter daarom voorbijgaan.
Verstoorde arbeidsrelatie? / g-grond
4.11.
Wel blijkt naar het oordeel van de kantonrechter duidelijk dat door wat zich naar aanleiding van de twee incidenten op 8 en 11 augustus 2021 tussen partijen heeft voorgedaan een verstoorde arbeidsrelatie tussen partijen is ontstaan die ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Echter niet op basis van de door Alliade naar voren gebrachte stellingen dat de problemen met betrekking tot de twee incidenten en de uitkomst van het audit-onderzoek het gevolg zijn van verwijtbaar handelen door [A] . Van [A] mocht worden verwacht dat hij bij Alliade had aangekaart dat ondanks zijn inspanningen de kwaliteit van de zorg op de locatie de Hammeren 6 nog niet op orde was en dat hij zo veel mogelijk probeerde te voorkomen dat cliënten op hun kamer werden opgesloten, maar door bedoelde problemen onverkort in de schoenen van [A] te schuiven, hem vrij te stellen van werkzaamheden en daarna zijn handelen onder een vergrootglas te leggen door zijn medewerkers over hem te bevragen, heeft Alliade echter bijgedragen aan het verdere onder druk zetten van de onderlinge verhoudingen. Dit heeft ertoe geleid dat de arbeidsrelatie inmiddels ernstig en duurzaam verstoord is geraakt en herstel in de visie van de kantonrechter niet meer mogelijk is. Het feit dat een aantal medewerkers positief over [A] hebben verklaard en het feit dat hij zelf nog wel mogelijkheden ziet om terug te keren, nopen niet tot een ander oordeel, omdat [A] in zijn functie altijd te maken zal hebben met de (ad interim) directeur en de Raad van Bestuur en zij hebben aangegeven geen enkel vertrouwen meer in [A] te hebben.
4.12.
De kantonrechter is van oordeel dat Alliade gelet op de leeftijd van [A] en de duur van het dienstverband onvoldoende voor [A] heeft gedaan. In twee maanden tijd heeft zij de conclusie getrokken dat zij niet met [A] verder kon, zonder deugdelijke begeleiding of een reëel verbeteringstraject, terwijl zij sinds 2014 geen functioneringsgesprekken met [A] heeft gevoerd. Daarbij heeft Alliade [A] vrijgesteld van werkzaamheden en vervolgens onderzoeken ingesteld naar het handelen van [A] waardoor zijn positie als leidinggevende binnen Alliade nog meer onder druk is komen te staan. Evenzo is zij nalatig geweest in het zoeken naar een oplossing in de kennelijk aanwezige problemen tussen hem en de medewerkers waaraan [A] leiding geeft. Door aldus te handelen heeft Alliade in aanzienlijke mate bijgedragen aan de thans onafwendbare ontbinding. Een dergelijk handelen van een werkgever dient per saldo als ernstig verwijtbaar gekwalificeerd te worden.
4.13.
De kantonrechter ziet gelet op het voorgaande geen reden om te oordelen dat herplaatsing van [A] nog mogelijk moet worden geacht.
4.14.
De conclusie is dat het verzoek van Alliade tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding zal worden toegewezen. De omstandigheid dat Alliade van het ontstaan of voortbestaan van de verstoring in de arbeidsverhouding een ernstig verwijt kan worden gemaakt, staat niet aan ontbinding in de weg.
4.15.
De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW ontbinden met ingang van 1 juli 2022. Bij die ontbindingsdatum wordt geen rekening gehouden met de duur van de procedure, omdat zoals hiervoor is overwogen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van Alliade. Verder wordt rekening gehouden met de voor [A] geldende wettelijke opzegtermijn van vier maanden, nu een andere opzegtermijn niet is gesteld of gebleken.
Transitievergoeding
4.16.
Volgens [A] is Alliade een transitievergoeding verschuldigd van € 59.405,59 bruto. Alliade heeft de hoogte van de door [A] berekende transitievergoeding niet betwist. Gelet op artikel 7:673 lid 2 BW heeft [A] aanspraak op de door hem berekende transitievergoeding, zodat Alliade zal worden veroordeeld tot betaling daarvan. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 1 augustus 2022.
Billijke vergoeding
4.17.
Ook ziet de kantonrechter aanleiding om aan [A] een billijke vergoeding toe te kennen, nu de arbeidsverhouding tussen partijen verstoord is geraakt als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Alliade.
4.18.
Over de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. De billijke vergoeding moet - naar haar aard - in relatie staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever. Bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding komt het verder aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval (zie: HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR: 2017:1187 (New Hairstyle)). Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De billijke vergoeding heeft echter geen specifiek punitief karakter en bij het begroten daarvan kan dus geen rol spelen welk bedrag voor de werkgever een ‘bestraffend’ effect heeft.
4.19.
Uitgaande van het voorgaande, overweegt de kantonrechter als volgt.
[A] verzoekt om een billijke vergoeding van € 237.622,36, zijnde vier maal de transitievergoeding. Hij voert in dit verband aan dat hij tot aan zijn AOW-gerechtigde leeftijd (tot januari 2029) bij Alliade in dienst zou zijn gebleven wanneer Alliade niet om ontbinding van de arbeidsovereenkomst had verzocht. Dit is door Alliade op zichzelf niet betwist en wordt door de kantonrechter aannemelijk geacht, mede gelet op de leeftijd van [A] , de lengte van zijn dienstverband en daarmee zijn eenzijdige werkervaring.
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met ingang van 1 juli 2022. In januari 2029 bereikt [A] de AOW-gerechtigde leeftijd. Dit houdt in dat indien [A] geen andere baan meer zal vinden met een gelijkwaardig salaris en gelijkwaardige pensioenopbouw hij zes en een half jaar inkomsten uit arbeid bij Alliade misloopt. Alliade heeft aangevoerd dat gezien de huidige krapte op de arbeidsmarkt en meer in het bijzonder binnen de gehandicaptenzorg, [A] vermoedelijk op zeer korte termijn bij een andere gehandicaptenzorgaanbieder in dienst kan treden in eenzelfde of vergelijkbare functie als hij nu bekleedt bij Alliade. Zij heeft deze stelling echter niet onderbouwd door middel van bijvoorbeeld het overleggen van vacatures. [A] heeft daarentegen onvoldoende onderbouwd gesteld dat hij door de ernstig verwijtbare houding en handelwijze van Alliade dermate beschadigd is dat het vinden van een vergelijkbare functie elders zo goed als kansloos is. Alliade heeft daartegen ingebracht dat er geen enkele reden is om aan te nemen dat potentiële nieuwe werkgevers op de hoogte zijn van de procedures tussen partijen.
Ondanks zijn 60-jarige leeftijd acht de kantonrechter het gelet op zijn jarenlange ervaring als leidinggevende en de krapte op de arbeidsmarkt bepaald niet ondenkbaar dat [A] binnen afzienbare termijn een andere baan in de zorg zal vinden, maar minder aannemelijk is dat dat dadelijk een baan zal zijn op hetzelfde niveau en met een gelijkwaardig salaris.
De kantonrechter weegt voorts mee dat [A] sinds 23 augustus 2021 is vrijgesteld van werkzaamheden en Alliade hem sinds die tijd heeft doorbetaald. Ook de hoogte van de transitievergoeding speelt een rol in de hier te maken afweging.
Verder wordt meegewogen dat Alliade zoals hiervoor is geoordeeld ernstig verwijtbaar tegenover [A] heeft gehandeld door aan te sturen op beëindiging van het dienstverband, [A] niet in de gelegenheid te stellen zijn functioneren te verbeteren en geen pogingen te doen de verstoorde arbeidsrelatie te herstellen. Tot slot weegt de kantonrechter mee dat [A] zelf ook een aandeel heeft gehad in de verstoring van de arbeidsrelatie onder meer doordat hij niet op eigen initiatief met Alliade in gesprek is gegaan over het feit dat kwaliteit van de zorg op de locatie de Hammeren 6 ondanks zijn inspanningen niet voldeed aan normen.
Alle omstandigheden in overweging nemend wordt de billijke vergoeding vastgesteld op een bedrag van € 40.594,41. De gevorderde wettelijke rente daarover zal worden toegewezen vanaf 1 juli 2022.
Termijn voor intrekken verzoek
4.19.
Nu aan de ontbinding een vergoeding wordt verbonden, zal Alliade gelet op artikel 7:686a lid 6 BW in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek in te trekken binnen de hierna genoemde termijn.
Proceskosten
4.20.
De proceskosten komen voor rekening van Alliade, omdat zij ongelijk krijgt. Ook indien Alliade het verzoek intrekt, zal zij de proceskosten van [A] moeten betalen.
De proceskosten aan de zijde van [A] worden tot op heden vastgesteld op
€ 747,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
stelt Alliade in de gelegenheid uiterlijk vrijdag 11 februari 2022, schriftelijk door toezending van een verklaring daartoe aan de griffie van de rechtbank, het verzoek in te trekken;
en voor het geval het verzoek niet tijdig wordt ingetrokken:
5.2.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juli 2022;
5.3.
veroordeelt Alliade om [A] een transitievergoeding te betalen van € 59.405,59 bruto, te voldoen vóór 1 augustus 2022, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt Alliade om aan [A] een billijke vergoeding te betalen van € 40.594,41 bruto te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 juli 2022;
5.5.
veroordeelt Alliade in de proceskosten aan de zijde van [A] , tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 747,00 aan salaris gemachtigde;
5.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders verzochte.
en voor het geval het verzoek tijdig wordt ingetrokken:
5.8.
veroordeelt Alliade in de proceskosten aan de zijde van [A] , tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 747,00 aan salaris gemachtigde.
Aldus gegeven te Leeuwarden en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2022 door mr. T.K. Hoogslag, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
c 779