ECLI:NL:RBNNE:2022:2328

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
18/279783-21 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na oplichting en diefstal door een dadergroep

Op 7 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 18/279783-21, waarin een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de orde was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, die thans gedetineerd is, samen met anderen betrokken was bij een serie oplichtingen en diefstallen. De officier van justitie had gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel zou worden vastgesteld op € 63.655,05, maar de verdediging stelde dat dit bedrag verlaagd moest worden naar € 54.030,05, rekening houdend met de vorderingen van benadeelde partijen.

De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 64.499,79 is geschat. Aangezien de dadergroep uit minimaal drie personen bestond, heeft de rechtbank besloten het ontnemingsbedrag te delen, wat resulteerde in een verplichting voor de veroordeelde tot betaling van € 21.351,93 aan de staat. De rechtbank heeft daarbij artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht toegepast, dat de mogelijkheid biedt om een geldbedrag op te leggen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor het overige afgewezen en de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 429 dagen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de andere rechters de beslissing hebben genomen op basis van de ingebrachte bewijsmiddelen en de verklaringen van de betrokken partijen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/279783-21
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 7 juli 2022 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] , thans gedetineerd in P.I. [instelling] .

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 24 mei 2022 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 63.655,05 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/279783-21 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 16 juni 2022.
Veroordeelde is verschenen, bijgestaan door mr. B. Hartman, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordig door mr. R. Janssens.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het voordeel geschat moet worden op € 54.520,79 en dat de betalingsverplichting ook op dit bedrag vastgesteld dient te worden. De vorderingen van de benadeelde partij zijn al in dit bedrag verrekend. De officier van justitie heeft daarnaast aangevoerd dat sprake is geweest van in ieder geval één medepleger waardoor veroordeelde eveneens kan worden veroordeeld tot betaling van de helft van het verkregen voordeel.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft bepleit om het schadebedrag van [benadeelde partij 1] (€ 1.200,00) op de vordering van de officier van justitie in mindering te brengen gelet op de bepleitte vrijspraak in deze zaak. Daarnaast heeft de verdediging bepleit om de aan de benadeelde partij toegekende vorderingen in mindering te brengen. De verdediging komt daarmee tot een geschat wederrechtelijk verkregen voordeel van € 54.030,05. De dadergroep bestond te allen tijde uit drie personen waardoor een pondspondsverdeling moet worden opgemaakt, waarbij het ontnemingsbedrag gedeeld dient te worden door drie.

Bewijsmiddelen

Met betrekking tot het door veroordeelde verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel gebruikt de rechtbank als bewijsmiddelen:
  • het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank, locatie Assen, van 7 juli 2022 in de onderliggende strafzaak (verder: het vonnis);
  • de stukken behorend bij het onderliggende strafdossier

Beoordeling

Het vonnis van 7 juli 2022
De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 7 juli 2022 in de zaak met parketnummer 18/27978321 onder andere veroordeeld ter zake het medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd en diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd. Dit zijn misdrijven die naar de wettelijke omschrijving worden bedreigd met een gevangenisstraf voor de duur van vier respectievelijk zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
In het onderliggende vonnis is veroordeelde onder andere schuldig bevonden aan het medeplegen van oplichting van achttien slachtoffers en het medeplegen van diefstal ten aanzien van zeventien slachtoffers.
Op grond van artikel 36e, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kan op vordering van het openbaar ministerie bij een afzonderlijke rechterlijke beslissing aan degene die is veroordeeld wegens een misdrijf dat naar de wettelijke omschrijving wordt bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie, de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, indien aannemelijk is dat dat misdrijf of andere strafbare feiten op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
De rechtbank gaat voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de bewezenverklaring voor feiten 1 en 2. Het is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat feiten 1 en 2 op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, als bedoeld in artikel 36e, derde lid, Sr. Bij de berekening van dit wederrechtelijk verkregen voordeel gaat de rechtbank uit van de verklaring die verdachte ter zitting heeft afgelegd en de aangiftes.
De rechtbank merkt op dat het wederrechtelijk verkregen voordeel bestaat uit de baten minus de kosten. Het is de rechtbank niet gebleken dat veroordeelde kosten heeft gemaakt. Dit levert de navolgende berekening op.
Uit de bewezenverklaring van feiten 1 en 2 volgt dat er zeventien personen zijn opgelicht waarna met de afhandig gemaakte pinpassen grote geldbedragen zijn opgenomen. Uit de aangiftes van deze personen kan worden afgeleid dat de volgende bedragen zijn weggenomen.
Aangifte
Weggenomen bedrag
1. [benadeelde partij 2]
€ 6.500,00
2
2. [benadeelde partij 3]
€ 7.231,20
3
3. [benadeelde partij 4]
€ 1.416,96
4
4. [benadeelde partij 5]
€ 1.860,00
5
5. [benadeelde partij 6]
€ 1.816,80
6
6. [benadeelde partij 7]
€ 2.313,35
7
7. [benadeelde partij 8]
€ 3.100,00
8
8. [benadeelde partij 1]
€ 1.200,00
9
9. [benadeelde partij 9]
€ 2.531,98
10
10. [benadeelde partij 10]
€ 1.000,00
11
11. [benadeelde partij 11]
€ 4.995,00
12
12. [benadeelde partij 12]
€ 3.240,00
13
13. [benadeelde partij 13]
€ 14.200,00
14
14. [benadeelde partij 14]
€ 3.250,00
15
15. [benadeelde partij 15]
€ 2.850,00
16
16. [benadeelde partij 16]
€ 3.440,00
17
17. [benadeelde partij 17]
€ 3.110,50
18
Totaal:
€ 64.055,79
De rechtbank stelt hiermee vast dat verdachte in totaal een bedrag van € 64.499,79 wederrechtelijk heeft verkregen. Uit de bewijsoverwegingen in het vonnis volgt - kort gezegd - dat veroordeelde deel uit heeft gemaakt van de dadergroep die bovengenoemde personen heeft opgelicht. Telkens kort na de oplichting was verdachte doorgaans de persoon die met de afhandig gemaakte pinpassen bovengenoemde geldbedragen van de rekening heeft opgenomen. De rechtbank acht hiermee aannemelijk dat veroordeelde samen met anderen dit bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten.
Benadeelde partijen
De officier van justitie en de raadsman hebben aangevoerd dat de aan de benadeelde partijen toegekende vorderingen in mindering moeten worden gebracht. De rechtbank zal hierin niet meegaan nu niet is aangetoond dat deze bedragen (of de bedragen opgelegd als schadevergoedingsmaatregel) zijn voldaan zoals vereist wordt in artikel 36e, negende lid, van het Wetboek van Strafrecht. Evenmin zijn de vorderingen en de schadevergoedingsmaatregelen onherroepelijk in rechte vastgesteld, omdat het vonnis waarin deze beslissingen zijn genomen, eveneens vandaag wordt gewezen.
De vaststelling van de betalingsverplichting
Uit de in de strafzaak gebezigde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat veroordeelde samen met anderen van strafbare feiten heeft geprofiteerd. De verdediging heeft ter zitting betoogd dat bij het plegen van de strafbare feiten ten alle tijden sprake was van een dadergroep van minimaal drie personen. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank ook uit de bewijsmiddelen worden afgeleid. De rechtbank zal daarom het wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs toerekenen, in die zin dat veroordeelde wordt veroordeeld tot betaling van één derde deel van het verkregen voordeel. Dit betekent dat de rechtbank het ontnemingsbedrag ten aanzien van veroordeelde vaststelt op een bedrag van (€ 64.055,79: 3) = € 21.351,93. Er is geen aanleiding om veroordeelde niet te verplichten genoemd bedrag te betalen.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 21.351,93.
Legt
[veroordeelde]voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van € 21.351,93 (zegge: eenentwintigduizend driehonderdeenenvijftig euro en drieënnegentig cent) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 429 dagen.
Wijst de vordering van de officier van justitie voor het overige af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. M. van Veen rechters, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 juli 2022. mr. M. van der Veen is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van ambtsedige processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer 2021089145 opgemaakt door politie eenheid NoordNederland d.d. 25 augustus 2021. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Aangifte d.d. 4 juni 2021, p. 101 e.v. & Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juni 2021, p. 104.
Aangifte d.d. 21 september 2021, p. 115 e.v.
Aangifte d.d. 20 september 2021, p. 123 e.v.
Aangifte d.d. 27 september 2021, p. 145 e.v.
Aangifte d.d. 29 september 2021, p. 150 e.v.
Aangifte d.d. 9 oktober 2021, p. 175 e.v.
Aangifte d.d. 6 oktober 2021, p. 214 e.v.
Aangifte d.d. 11 oktober 2021, p. 229 e.v.
Aangifte d.d. 6 oktober 2021, p. 232 e.v.
Aangifte d.d. 19 oktober 2021, p. 248 e.v.
Aangifte d.d. 19 oktober 2021, p. 253 e.v.
Aangifte d.d. 21 oktober 2021, p. 258 e.v.
Aangifte d.d. 18 oktober 2021, p. 266 e.v.
Aangifte d.d. 12 oktober 2021, p. 281 e.v.
Aangifte d.d. 19 oktober 2021, p. 297 e.v.
Aangifte d.d. 26 oktober 2021, p. 302 e.v.
Aangifte d.d. 18 oktober 2021, p. 332 e.v.