ECLI:NL:RBNNE:2022:2325

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
18/279783-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting en diefstal door middel van valse sleutels, helpdeskfraude en het voorhanden hebben van pepperspray

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 7 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten van oplichting en diefstal. De verdachte heeft in de periode van 31 mei 2021 tot en met 14 oktober 2021, samen met anderen, op slinkse wijze bankpassen en pincodes van slachtoffers weten te bemachtigen door middel van helpdeskfraude, ook wel bekend als spoofing. De slachtoffers, vaak oudere mensen, werden gebeld door iemand die zich voordeed als bankmedewerker en hen instrueerde om hun bankpas door midden te knippen en deze in een envelop te doen voor een zogenaamde koerier. De verdachte heeft in deze periode in totaal meer dan € 72.000,- van verschillende slachtoffers weten te stelen. Daarnaast heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van pepperspray. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan gedragsinterventies. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de rol van de verdachte in het geheel meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/279783-21 ter terechtzitting gevoegd parketnummer: 18/076238-22
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/154512-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 juli 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] , thans gedetineerd in P.I. [instelling'] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 juni 2022 en 7 juli 2022 (sluiting onderzoek). Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Hartman, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.
Tenlastelegging
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18-279783-21 na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 mei 2021 t/m 14 oktober 2021, te Groningen en/of Roden en/of Surhuisterveen en/of Bolsward en/of Heerenveen en/of Gieten en/of Bedum en/of Paterswolde en/of Haren en/of Oostwold en/of Scheemda en/of Zuidlaren en/of Sauwerd en/of Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere slachtoffers, te weten
[slachtoffer 1] (2021145577)
[slachtoffer 2] (2021254607)
[slachtoffer 3] (2021257221)
[slachtoffer 4] (2021264856)
[slachtoffer 5] (2021265741)
[slachtoffer 6] (2021270655)
[slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] (2021273176)
[slachtoffer 9] (2021278343)
[slachtoffer 10] (2021272466)
[slachtoffer 11] (2021285993)
[slachtoffer 12] (2021286124)
[slachtoffer 13] (2021282447)
[slachtoffer 14] (2021282118)
[slachtoffer 15] (2021279756)
[slachtoffer 16] (2021285873)
[slachtoffer 17] (2021286387)
[slachtoffer 18] (2021284849)
[slachtoffer 19] (2021281582)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het afgeven van zijn/haar bankpas en/of zijn pincode(s) en/of inloggegevens voor internetbankieren en/of toegangscode(s) en/of zijn/haar Ipad en/of telefoon, door (telkens)
  • die/dat slachtoffer(s) te bellen en zich voor te doen als een bankmedewerker, en/of
  • die/dat slachtoffer(s) te vertellen dat iemand probeerde een geldbedrag van zijn/haar bankrekeningaf te halen en/of
  • die/dat slachtoffer(s) te vertellen dat hij/zij zijn/haar bankpas door midden moest knippen en in eenenvelop moest doen, en/of
  • die/dat slachtoffer(s) te vragen naar zijn/haar pincode(s) en/of zijn/haar wachtwoord/toegangscodevoor internetbankieren, en/of
  • die/dat slachtoffer(s) te vragen naar zijn/haar Ipad en/of telefoon en/of inloggegevens voor die Ipaden/of telefoon, en/of
  • zich naar de woning van die/dat slachtoffer(s) te begeven, en/of
  • bij die/dat slachtoffer(s) aan te bellen, en/of
  • zich aan de deur voor te doen als bankmedewerker en/of de koerier en/of
  • een toegangscode/controlecode te noemen, en/of
  • de woning te betreden en/of uiteindelijk een bankpas en/of een Ipad en/of een telefoon mee tenemen.
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 mei 2021 t/m 14 oktober 2021, te Groningen en/of Roden en/of Surhuisterveen en/of Bolsward en/of Heerenveen en/of Sneek en/of
Gieten en/of Bedum en/of Paterswolde en/of Haren en/of Scheemda en/of Winschoten en/of Oude Pekela en/of Nieuwe Pekela en/of Zuidlaren en/of Sauwerd en/of Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere geldbedragen (totaal €63.655,05), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan meerdere slachtoffers, te weten
[slachtoffer 1] (2021145577)
[slachtoffer 2] (2021254607)
[slachtoffer 3] (2021257221)
[slachtoffer 4] (2021264856)
[slachtoffer 5] (2021265741)
[slachtoffer 6] (2021270655)
[slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] (2021273176)
[slachtoffer 9] (2021278343)
[slachtoffer 10] (2021272466)
[slachtoffer 11] (2021285993)
[slachtoffer 12] (2021286124)
[slachtoffer 13] (2021282447)
[slachtoffer 14] (2021282118)
[slachtoffer 15] (2021279756)
[slachtoffer 16] (2021285873)
[slachtoffer 17] (2021286387)
[slachtoffer 18] (2021284849)
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door (onbevoegd) gebruik te maken van een pinpas en/of van een bijbehorende pincode en/of door (onbevoegd) gebruik te maken van inloggegevens van de bank, toebehorende aan voornoemde slachtoffers.
3.
hij op of omstreeks 11 oktober 2021 te Winschoten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 20] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het afgeven van haar pinpas en/of pincodes
  • die [slachtoffer 20] heeft gebeld en zich voor heeft gedaan als een bankmedewerker, en/of
  • die [slachtoffer 20] heeft verteld dat iemand probeerde een gelbedrag van haar rekening te halen,en/of
  • die [slachtoffer 20] heeft verteld dat zij haar bankpas door midden moest knippen en in een envelopmoest doen en/of
  • die [slachtoffer 20] heeft gevraagd naar haar pincode en/of haar wachtwoord/toegangscode voorinternetbankieren en/of
  • zich naar de woning van die [slachtoffer 20] heeft begeven en/of
  • bij die [slachtoffer 20] aan heeft gebeld en/of
  • zich aan de deur voor heeft gedaan als bankmedewerker en/of de koerier terwijl de uitvoering vandat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.
hij op of omstreeks 14 oktober 2021 te Assen een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/076238-22 ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks 28 oktober 2020 te Delfzijl, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 21] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten haar pinpas, door
  • die [slachtoffer 21] te bellen en zich voor te doen als een bankmedewerker, en/of
  • die [slachtoffer 21] te vertellen dat iemand probeerde een geldbedrag van zijn/haar bankrekening afte halen en/of
  • die [slachtoffer 21] te vertellen dat haar bankpas door een koerier werd opgehaald en/of
  • zich naar de woning van die [slachtoffer 21] te begeven, en/of
  • bij die [slachtoffer 21] aan te bellen, en/of
  • zich aan de deur voor te doen als bankmedewerker en/of de koerier en/of
  • een toegangscode/controlecode te noemen, en/of
  • de woning te betreden en/of uiteindelijk een bankpas mee te nemen.
2.
hij op of omstreeks 28 oktober 2020 te Delfzijl tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, €6500,-, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 21] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door (onbevoegd) gebruik te maken van een pinpas en/of van een bijbehorende pincode, toebehorende aan die [slachtoffer 21] .
3.
hij op of omstreeks 29 september 2020 te Delfzijl, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 22] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten door hem een bedrag van €4.850,- over te laten schrijven op het bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] , door
  • die [slachtoffer 22] te bellen en zich voor te doen als een bankmedewerker, en/of
  • die [slachtoffer 22] te vertellen dat iemand probeerde een geldbedrag van zijn bankrekening af tehalen en/of
  • die [slachtoffer 22] te laten geloven dat de bankmedewerker hem wilde helpen om dit te corrigren,en/of
  • die [slachtoffer 22] te vertellen dat hij het geld van zijn bankrekening over moest maken op deankrekening van een derde, te weten [naam 1] met het rekeningnummer [bankrekeningnummer] .
4.
hij op of omstreeks 29 september 2020, te Delfzijl tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (van) een geldbedrag (1.950 euro), althans een of meer voorwerpen
  • de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeftverborgen en/of heeft verhuld, dan wel heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat voorwerp(en) was, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat voorwerp(en) voorhanden had(den), en/of
  • heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeftgemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs konden vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Beoordeling van het bewijs
Parketnummer 18/279783-21
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor de ten laste gelegde feiten gevorderd. Hij heeft daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat het een feitencomplex is dat in zijn geheel bekeken moet worden. De bijdrage van verdachte vormt een wezenlijke schakel in het geheel aan handelingen waarmee de slachtoffers zijn opgelicht. Er was bij alle ten laste gelegde feiten sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. De combinatie van herkenningen van pintransacties, track & trace gegevens van de huurauto en de omstandigheid dat verdachte bij de laatste oplichting ook binnen in het huis van aangever is aangetroffen, vormen de kern van het bewijs.
Feit 4, het voorhanden hebben van de pepperspray, kan eveneens wettig en overtuigend bewezen worden nu het busje pepperspray is aangetroffen in de auto die verdachte in gebruik had ten tijde van zijn aanhouding op 14 oktober 2021.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het onder 1. ten laste gelegde. Verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van de oplichting van de aangevers genoemd onder de nummers 2 t/m 12, 16 en 17. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte slechts “de pinner” is geweest terwijl ten aanzien van aangeefster nummer 8 zelfs pinnen niet te bewijzen is. Op basis van het dossier kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte één van de ten laste gelegde oplichtingshandelingen heeft verricht. Ten aanzien van het medeplegen van de oplichting van de aangevers genoemd onder de nummers 1, 13, 14, 15 en 18 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman refereert zich ook aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde met betrekking tot de aangevers genoemd onder de nummers 1 t/m 7 en 9 t/m 17. Verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van de diefstal ten aanzien van [slachtoffer 9] (8). De raadsman heeft, zoals hiervoor reeds is genoemd, hiertoe aangevoerd dat er geen camerabeelden zijn waarop te zien is wie de pinner is. Het gebruik van de naam [naam 2] en het opgegeven signalement kan niet zonder meer tot de conclusie leiden dat cliënt de pinner is geweest van de weggenomen geldbedragen.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het onder 3. ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat op basis van de aangifte met onvoldoende mate van zekerheid vastgesteld kan worden dat verdachte zich schuldig gemaakt heeft aan de poging tot oplichting. Verdachte voldoet niet aan het signalement.
De raadsman refereert zich ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen
De door verdachte bekende feiten.
De rechtbank acht ten aanzien van het onder 1., 2., en 4., ten laste gelegde het volgende wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring:
- feit 1: het medeplegen van oplichting van
(1) [slachtoffer 1] , (13) [slachtoffer 14] , (14) [slachtoffer 15] en (15) [slachtoffer 16] en (18) [slachtoffer 19] ;
  • feit 2: het medeplegen van diefstal door middel van valse sleutels ten aanzien van de aangevers 1 t/m 7 en 9 t/m 17;
  • feit 4.
Nu verdachte deze feiten met een opgave van de bewijsmiddelen duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 juni 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 juni 2021, opgenomenop pagina 101 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021282300 van 29 december 2021 inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 september 2021,opgenomen op pagina 115 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [neef van slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 september 2021,opgenomen op pagina 123 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 september 2021,opgenomen op pagina 145 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 september 2021,opgenomen op pagina 150 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 5] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 oktober 2021,opgenomen op pagina 175 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 6] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 oktober 2021,opgenomen op pagina 214 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 7] mede namens [slachtoffer 8] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 oktober 2021,opgenomen op pagina 232 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 10] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 oktober 2021,opgenomen op pagina 248 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 11] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 oktober 2021,opgenomen op pagina 253 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 12] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 oktober 2021,opgenomen op pagina 258 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 13] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 oktober 2021,opgenomen op pagina 266 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 14] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 oktober 2021,opgenomen op pagina 281 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 15] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 oktober 2021,opgenomen op pagina 297 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 16] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 oktober 2021,opgenomen op pagina 302 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 17] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 oktober 2021,opgenomen op pagina 332 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 18]
;
18. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 oktober 2021,opgenomen op pagina 338 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 3] namens [slachtoffer 19] ;
18. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 oktober 2021,opgenomen op pagina 382 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant
1] .
De overige tenlastegelegde feiten.
Verdachte heeft ten aanzien van het overige onder 1., 2., en 3. ten laste gelegde niet duidelijk en ondubbelzinnig bekend dat hij zich daaraan schuldig heeft gemaakt. Bij feit 1 gaat het om het medeplegen van de oplichting van de aangevers genoemd onder nummers 2 t/m 12 en 16 t/m 17. Bij feit 2 gaat het om het medeplegen van diefstal ten aanzien van 8. [slachtoffer 9] .
Tot slot gaat het ten aanzien van feit 3 om het medeplegen van de oplichting van [slachtoffer 20] . De rechtbank acht deze feiten op grond van na te noemen bewijsmiddelen
1evenwel wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal daarbij eerst op chronologische volgorde ingaan op de individuele zaken en vervolgens op de rol van verdachte daarbij.

2.Zaak [slachtoffer 2]

[neef van slachtoffer] heeft namens zijn oom [slachtoffer 2] aangifte gedaan van oplichting. [slachtoffer 2] , wonende te Roden, werd op 10 of 11 september 2021 gebeld door een man. Deze man stelde zich voor als een medewerker van de ING Bank. [slachtoffer 2] heeft vervolgens zijn pincode telefonisch doorgegeven. De man die zich voordeed als bankmedewerker, heeft [slachtoffer 2] verteld dat er iemand bij hem thuis zou langskomen om zijn betaalpas op te halen. [slachtoffer 2] heeft zijn betaalpas meegegeven aan de jongen die bij hem aan de deur de bankpas kwam ophalen. Deze jongen was ongeveer 18 of 19 jaar oud en het was een blanke en nette jongen. [neef van slachtoffer] is gemachtigd om de bankzaken van zijn oom te regelen. Hij zag op 14 september 2021 dat er in de periode 11 september 2021 tot en met 14 september 2021 verschillende bedragen van de betaalrekening van [slachtoffer 2] waren afgeschreven. Het gaat om een totaalbedrag van € 7.231,20.
2Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de persoon is die staat afgebeeld op de onderste foto op pagina 122A en op de foto’s op pagina 122B van voornoemd dossier en geld heeft gepind.
3

3.Zaak [slachtoffer 3]

Aangever [slachtoffer 3] uit Surhuisterveen heeft aangifte gedaan van oplichting op
14 september 2021. Hij werd die dag om 16:02 uur door het telefoonnummer [telefoonnummer] gebeld.
4De persoon aan de telefoon stelde zich voor als [naam 4] van het hoofdkantoor van de ING te Amsterdam. [naam 4] vroeg aan [slachtoffer 3] of hij toestemming had gegeven voor het overschrijven van een bedrag ter hoogte van € 1.150.-. Tijdens het telefoongesprek kwamen steeds meer gegevens ter sprake, als ook de pincode van de pinpas van [slachtoffer 3] . [naam 4] vertelde dat hij de pincode nodig had om de oplichting te doen stoppen. [slachtoffer 3] heeft vervolgens zijn pincode gegeven. Ook werd gevraagd of [slachtoffer 3] een iPad had en of er internetbankieren op de iPad geïnstalleerd was. Dit was het geval. [naam 4] gaf aan dat hij de iPad wilde uitlezen en dat hij de toegangscode van het internetbankieren nodig had. [slachtoffer 3] heeft vervolgens de code gegeven. Daarna moest de pinpas in een envelop gestopt worden. Tijdens het telefoongesprek dat plaatsvond tussen [naam 4] en [slachtoffer 3] ging de deurbel. Een jongeman met een mondkapje op stond voor de deur en deelde mede dat hij de spullen op kwam halen. Aangever heeft de iPad en de envelop met daarin de pinpas aan de jongen bij de deur overhandigd. Deze jongen was ongeveer 20 jaar oud, 173 centimer lang, en had een normaal postuur.
5Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met deze pinpas in totaal € 1.416,96 van de rekening van [slachtoffer 3] heeft gehaald. De pinpas en de pincode heeft verdachte gekregen van de persoon die de pas bij aangever heeft opgehaald.
6

4.Zaak [slachtoffer 4]

Aangeefster [slachtoffer 4] , wonende te Bolsward, heeft aangifte gedaan van oplichting, gepleegd op 27 september 2021. Rond 16:19 uur werd ze gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer] . De man aan de telefoon deelde mede dat hij werkzaam was voor de ING-bank. De man vroeg aan [slachtoffer 4] of ze haar bankpas wilde opsturen omdat er iets met haar bankpas aan de hand zou zijn. De pas kon opgestuurd worden naar het kantoor in Leeuwarden of de pas kon door een koerier worden opgehaald. Aangeefster heeft haar pas in een envelop gestopt en het adres van de ING op de voorkant genoteerd. Vijf minuten nadat aangeefster het telefoontje had gehad, ging de deurbel.
[slachtoffer 4] zag daar een jongeman staan die zei ‘Ik ben de koerier, ik kom uw bankpas ophalen’.
[slachtoffer 4] kan de man als volgt omschrijven:
  • lichte huidskleur;
  • ongeveer 20 – 25 jaar oud;
  • ongeveer 1.70 – 1.75 lang;
  • bruine ogen;
  • kort donker haar;
  • geen bril, oorbel of andere opvallende uiterlijke kenmerken;
  • slank postuur;
  • keurig gekleed;
  • sprak goed Nederlands.
Aangeefster hoorde van haar zoon dat er geld van de rekening was opgenomen om 17:00 en 17:09 uur.
7Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met de bankpas van [slachtoffer 4] in totaal € 1.860.van de bankrekening heeft gehaald.
8

5.Zaak [slachtoffer 5]

Aangeefster [slachtoffer 5] , wonende te Heerenveen, heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd op 28 september 2021. Omstreeks 13:00 uur werd ze gebeld door iemand die zich voordeed als medewerker van de ING. Deze persoon vertelde dat er geld was opgenomen vanaf [slachtoffer 5] haar bankrekening en dat haar bankpas naar Amsterdam moest. Tevens werd [slachtoffer 5] naar haar pincode gevraagd, waarna zij haar haar pinpas in een envelop moest doen. De man aan de telefoon vertelde dat er iemand van de bank zou komen om de pinpas op te halen. [slachtoffer 5] kreeg daarom een code van de man aan de telefoon. Deze code moest aangeefster vergelijken met de code die de man had die de pinpas zou komen ophalen. Binnen een half uur kwam er een persoon de pinpas ophalen. Aangeefster vergeleek de code en dit klopte. Vervolgens heeft ze haar pinpas aan de man aan de deur gegeven. [slachtoffer 5] kan de man als volgt omschrijven:
  • jongeman, ongeveer 25 jaar oud;
  • blanke huid;
  • donker en kort haar;
  • normaal postuur;- bruine ogen.
De man aan de telefoon vroeg aan aangeefster of de pinpas was opgehaald. Toen aangeefster dit bevestigde, zei de man aan de telefoon dat hij haar zou terugbellen nadat hij had overlegd met zijn baas.
9Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij met deze pinpas op dezelfde dag om 14:39 uur en 15:04 uur in totaal € 1.816,80 van de bankrekening van aangeefster gehaald.
10

6.Zaak [slachtoffer 6]

Aangeefster [slachtoffer 6] wonende te Gieten, heeft aangifte gedaan van oplichting, gepleegd op 2 oktober 2021. Rond 15:00 uur werd ze gebeld en nam ze de telefoon op. [slachtoffer 6] werd aangesproken door een man die zich voorstelde als een medewerker van de Rabobank. Hij vertelde dat er was geprobeerd om een bedrag van € 1.100.- van haar rekening te halen. De man aan de telefoon adviseerde om de bankpas in de lengte door midden te knippen, niet door de magneetstrip, en de doorgeknipte pas in een envelop te doen. Het ging zowel om de persoonlijke als de gezamenlijke bankrekening van [slachtoffer 6] . De bankpassen zouden dan bij haar thuis worden opgehaald. Vervolgens moest aangeefster haar beide pincodes inspreken. Dit moest ze doen nadat ze een piep hoorde zodat niemand mee kon luisteren. Nadat [slachtoffer 6] alles had gedaan wat haar geïnstrueerd werd, kwam er rond 15:30 uur een man bij haar woning om de envelop met daarin de bankpassen op te halen. De man had een donkere huidskleur en droeg een mondkapje. Van aangeefster haar eigen bankrekening is een bedrag van € 600,00 weggenomen. Van de gezamenlijke bankrekening zijn meerdere geldopnames gedaan, te weten:
  • € 1000.- bij een pinautomaat van de Rabobank in Gieten om 15:36 uur;
  • € 400.- bij de [bedrijf 3] in Gieten;
  • € 200.- bij de [bedrijf 3] in Gieten om 15:57 uur
  • € 200.- bij de [bedrijf 3] in Gieten om 16:05 uur;
  • € 233,35 bij de [bedrijf 3] in Gieten om 16:09 uur;
  • € 80- bij een pinautomaat van de Rabobank in Gieten om 16:18 uur.
Verdacht heeft ter zitting verklaard dat hij dit geld heeft gepind. Hij kreeg van iemand anders de opdracht om bij verschillende geldautomaten te pinnen.
12

7.[slachtoffer 7] & [slachtoffer 8]

Aangever [slachtoffer 7] heeft mede namens zijn vrouw [slachtoffer 8] aangifte gedaan omdat hij samen met zijn vrouw op 4 oktober 2021 is opgelicht. [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] werden die dag gebeld op de huistelefoon. De beller deed zich voor als [naam 2] van de afdeling fraude van de Rabobank. Hij vertelde dat er een bedrag was overgemaakt naar Spanje. [naam 2] vertelde dat ze er op tijd bij waren en dat ze snel moesten zijn, zodat het bedrag nog teruggehaald kon worden. [naam 2] vroeg daarna wat de pincodes waren van beide bankpassen. Uiteindelijk heeft [slachtoffer 7] beide pincodes gegeven. Daarna moest [slachtoffer 7] beide bankpassen door midden knippen. Aangever mocht het viercijferige nummer niet doorknippen. De bankpassen moesten vervolgens in een envelop worden gestopt en voorop de envelop moest het adres van de Rabobank worden gezet. Er zou dan een speciale bode langskomen om de envelop met bankpassen op te halen. [naam 2] gaf een code bestaande uit acht cijfers, te weten 90158372. De bode kwam rond 14:40 uur langs. De bode noemde de code en vervolgens heeft [slachtoffer 7] de envelop aan hem overhandigd. [slachtoffer 7] kan de man als volgt omschrijven:
  • licht getint;
  • zwart sluik haar, achterover gekamd met gel;
  • mondkapje op;
  • donkere ogen;
  • smal postuur;
  • ongeveer 1.75 meter lang.
Uiteindelijk heeft [slachtoffer 8] rond 14:50 uur de verbinding verbroken. Met de pinpassen van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] is tussen 15:06 uur en 15:17 uur in totaal € 3.100.- van de bankrekeningen opgenomen.
13Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de pinner was.
14

8.Zaak [slachtoffer 9]

Aangeefster [slachtoffer 9] , wonende te [straatnaam] te Paterswolde, heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd op 4 oktober 2021. Rond 16:30 uur werd ze gebeld op de huistelefoon. De man aan de telefoon vertelde dat hij bij de Rabobank werkte en dat er een verdachte transactie had plaatsgevonden. Hij vertelde dat er € 1.150.- van de bankrekening was overgeschreven naar een bankrekening in Spanje. [slachtoffer 9] werd vervolgens geïnstrueerd om haar bankpas door midden te knippen en in een envelop te doen. Daarna zou de bankpas dan opgehaald worden door een koerier. Toen [slachtoffer 9] vroeg wie de man aan de telefoon was, vertelde de man dat hij [naam 2] heette. Zijn telefoonnummer was [telefoonnummer] . [slachtoffer 9] gaf aan dat ze het zelf wel kon regelen met haar bankpassen. Marco zei toen dat de pasjes binnen 48 uur bij een onderzoeksbureau van de banken moesten liggen. [slachtoffer 9] heeft uiteindelijk haar bankpassen van de Rabobank, een wereldpas en een creditcard door midden geknipt. Marco vertelde dat er direct een koerier onderweg was om de pasjes op te halen. Hij gaf aan [slachtoffer 9] de code: 48090576. Als de koerier deze code zou noemen, kon zij veilig de pasjes aan hem afgeven. De man vroeg meerdere keren wat de pincode was en zei dat er niets meer met de pasjes gedaan konden worden, nu deze al geblokkeerd waren en door midden geknipt. Uiteindelijk heeft [slachtoffer 9] haar pincodes doorgegeven. Na ongeveer twintig minuten nadat [slachtoffer 9] werd opgebeld door [naam 2] , belde er iemand bij haar aan. Ze had toen nog steeds [naam 2] aan de telefoon. [slachtoffer 9] heeft de telefoon weggelegd en is naar de deur gelopen. Toen ze de deur opende, zag zij een jonge jongen staan van maximaal 25 jaar oud. Hij had een blanke huidskleur, slank postuur, donkere stijl haar, een beetje naar beide zijkanten gedragen. De jongen vroeg aan haar of ze van zijn komst wist en vertelde de code ‘48090576’. Hierop heeft ze de envelop met daarin de bankpas en creditcard afgegeven. Vervolgens ging [slachtoffer 9] weer naar binnen en heeft ze de telefoon gepakt waarop ze weer verder sprak met de man aan de telefoon. Ze gaf toen door dat ze de pasjes had afgegeven en hij vroeg of ik even aan de lijn kon blijven zodat hij nog wat op schrift kon zetten. Dit duurde en duurde maar, waarop aangever rond 17:45 uur heeft opgehangen. De dochter van aangever heeft de Rabobank gebeld. Toen bleek dat er om 17:50 uur, twee keer gepind was met aangever haar bankpas.
15De politie heeft de telefoon van verdachte onderzocht. Op de telefoon van verdachte is een screenshot van Google Maps aangetroffen waarop de weg naar de [straatnaam] wordt afgebeeld.
16

9.Zaak [slachtoffer 10]

Aangever [slachtoffer 10] , wonende te Haren, heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd op 5 oktober 2021. Hij werd op 5 oktober 2021 tussen 15:00 en 16:00 uur op de vaste telefoon gebeld door een medewerker van de Rabobank. Deze man noemde zichzelf [naam 2] . Hij zei dat een bedrag van ongeveer € 1.150.- van gezamenlijke rekening was afgehaald en vroeg of dit klopte. [slachtoffer 10] vertelde dat hij en zijn vrouw dit niet hadden gedaan. [naam 2] zei toen dat hij een onderzoek wilde instellen naar de oorzaak hiervan. Uiteindelijk moest [slachtoffer 10] zijn pas doorknippen en in een envelop stoppen en zijn pincode doorgeven. De pas zou worden opgehaald door een koerier en hiervoor ontving [slachtoffer 10] een code. De koerier moest vervolgens dezelfde code overhandigen zodat hij veilig zijn pinpas kon overhandigen. De code was: 2902413. Al snel zag [slachtoffer 10] de bezorger aan komen lopen. De bezorger overhandigde dezelfde code. [slachtoffer 10] kan het volgende vertellen over de bezorger:
  • man;
  • tussen de 20-30 jaar oud;
  • Nederlands sprekend;
  • geheel in het wit gekleed (zijn witte of lichte kleding viel op);
  • slank postuur;
  • zwart haar;
  • getinte huidskleur;
  • ongeveer 1.80 meter lang;
  • geen snor of andere bijzonderheden opgevallen.
Nadat [slachtoffer 10] zijn pinpas had overhandigd, heeft hij nog enige tijd gebeld met de medewerker van de Rabobank. Vervolgens zijn met de pinpas van [slachtoffer 10] de volgende bedragen gepind op 5 oktober 2021:
Geldmaat [straatnaam] :
  • 16:16: uur € 1.000.-
  • 16:17 uur: € 200.-
  • 16:17 uur: € 50.-
Kassa [bedrijf 3] (centrum Haren):
16:41 uur: € 1.98
Geldautomaat in de [bedrijf 3] (centrum Haren)
  • 16:47 uur: € 290.-
  • 17:07 uur: € 200.-
  • 17:09 uur: € 200.- 17:08 uur: € 500.-
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bovenstaande geldbedragen heeft gepind.
18

10.Zaak [slachtoffer 11]

Aangever [slachtoffer 11] , wonende te Oostwold gem Oldambt, heeft aangifte gedaan van oplichting, gepleegd op 11 oktober 2021. Rond 14:30 uur werden aangever en zijn vrouw gebeld op de huistelefoon. [slachtoffer 11] zag het nummer [telefoonnummer] in beeld staan. Toen hij de telefoon opnam hoorde hij een mannenstem. De beller stelde zich voor als [naam 2] van de Rabobank en vertelde dat er € 1.100.- was afgeschreven van de bankrekening van [slachtoffer 11] en zijn vrouw. [naam 2] vertelde dat er iets gaande was op hun bankrekening. [naam 2] zou een koerier sturen en aan de koerier konden ze dan hun bankpas afgeven samen met de pincode. [naam 2] bleef aan de lijn tot de koerier er was. De koerier kwam na ongeveer vijf minuten aan de deur. [slachtoffer 11] heeft de man binnen gelaten en kan de koerier als volgt omschrijven:
  • licht getint;
  • ongeveer 1.80 meter groot;
  • normaal postuur;
  • sprak Nederlands met Turks/Marokkaans accent.
Bij binnenkomst liet de koerier de code zien die [naam 2] eerder telefonisch had doorgegeven.
[slachtoffer 11] gaf hem de pincode en de bankpas. De bankpas moest door midden worden geknipt. [slachtoffer 11] heeft de bankpas door de magneetstrip door midden geknipt en vervolgens in een envelop gedaan. De koerier is op een gegeven moment vertrokken. [slachtoffer 11] had ook toen de koerier wegging [naam 2] nog steeds aan de telefoon.
19Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met de bankpas van [slachtoffer 11] in totaal € 1.000.- van de rekening heeft opgenomen.
20

11.Zaak [slachtoffer 12]

Aangeefster [slachtoffer 12] , wonende te Scheemda, heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd op 11 oktober 2021. Rond 15:00 uur werd ze gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer] . Ze nam de telefoon op en hoorde een mannenstem. Zonder dat de man zich voorstelde, begon hij te praten over Marktplaats Groningen. Hij vertelde dat er iets mis was met [slachtoffer 12] haar bankrekening. Daarvoor had hij het bankpasje van haar nodig. De man aan de telefoon vertelde dat er een koerier zou komen om het pasje op te halen. Hij wilde de pincode weten en deze heeft [slachtoffer 12] gegeven. Daarna werd de verbinding verbroken. Ongeveer vijf minuten later werd er bij [slachtoffer 12] aangebeld. Er stond een jongeman voor de deur en [slachtoffer 12] omschrijft deze jongen als volgt:
  • blanke huidskleur;
  • ongeveer 1.70 meter groot;
  • sprak accentloos Nederlands;
  • donker haar;- wit t-shirt.
Hij vroeg direct naar haar pinpas. Daarna is de koerier direct weer vertrokken.
21Vervolgens zijn op dezelfde dag tussen 16:17 uur en 18:32 uur en de volgende dag, 12 oktober 2021, tussen 13:45 uur en 13:49 uur meerdere geldbedragen van de rekening van [slachtoffer 12] opgenomen. In totaal is er een geldbedrag van € 4.995.- afgeschreven.
22Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij heeft gepind.
23

12.Zaak [slachtoffer 13]

Aangeefster [slachtoffer 13] , wonende te Nieuwe Pekela, heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd op 11 oktober 2021. Rond 17:00 uur werd ze op de huistelefoon gebeld. [slachtoffer 13] hoorde een mannenstem. Hij zei dat ze haar bankpasje verticaal door midden moest knippen en in een envelop moest stoppen. Later op de dag zou dan een andere man het pasje komen ophalen. Op
13 oktober zou [slachtoffer 13] dan een nieuwe bankpas krijgen. [slachtoffer 13] was in de veronderstelling dat het ging om een bankmedewerker. De persoon aan de telefoon vertelde dat de medewerker vanuit Veendam naar haar toe zou komen om het pasje in ontvangst te nemen. Tussen 17:00 en 18:00 uur kwam er vervolgens een jongeman bij [slachtoffer 13] aan de deur. [slachtoffer 13] omschrijft deze jongeman als volgt:
  • rond de 20-22 jaar oud;
  • slank postuur;
  • ongeveer 1.86 meter lang;
  • donker haar, naar achteren gedragen;
  • heel licht getint;
  • geen gezichtsbeharing;
  • wit t-shirt, zwarte broek.
Toen de man aanbelde heeft ze de bankpas overhandigd. De man zei geen woord. Vervolgens is tussen 18:23 uur en 18:57 uur met de pinpas van aangeefster een geldbedrag van in totaal € 3.240.van haar bankrekening opgenomen.
24Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij dit geld heeft gepind.
25

16.Zaak [slachtoffer 17]

Aangever [slachtoffer 17] , wonende te Sauwerd, heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd op
13 oktober 2021. Hij werd omstreeks 18.00 uur gebeld op de huistelefoon door [naam 2] van de SNS-
BANK. De man vertelde hem dat er in Aalsmeer was geprobeerd om
€ 1.100,- van zijn bankrekening af te schrijven en dat zijn bankrekening inmiddels was geblokkeerd. Vervolgens moest [slachtoffer 17] op zijn bankrekening inloggen en hardop zijn pincode noemen, deze moest hij na een pieptoon hardop inspreken. De man vertelde aan [slachtoffer 17] dat hij zijn pinpas met een schaar moest doorknippen en wel in de lengte van de pas. Voorts moest hij de doormidden geknipte pas in een enveloppe doen. Ook moest hij zijn digid-pas (om te kunnen internetbankieren) van de SNS-BANK erbij indoen. De man vertelde dat de enveloppe deze avond nog door een bode afgehaald zou worden. [slachtoffer 17] kreeg van Marco een code, 69860876, en [slachtoffer 17] moest deze ter controle aan de bode vragen. De bode, een jongeman in burgerkleding, kwam om ongeveer 18.45 uur bij [slachtoffer 17] aan de voordeur. De man noemde het juiste codenummer, waarop [slachtoffer 17] de man de envelop mee gaf.
belde met zijn bank, afdeling fraude, en kreeg te horen dat er reeds meerdere bedragen waren afgeschreven, in totaal ongeveer € 3.500,-, te weten:
€ 980,- bij een tankstation in Groningen,
€ 1.000,- bij [bedrijf 3] in Groningen,
€ 500,- bij [bedrijf 3] in Groningen,
€ 460,- en € 500,- bij Geldmaat [straatnaam] in Groningen.
Ook was er € 4.500,- van zijn spaarrekeningnummer naar zijn rekeningnummer overgeboekt.
26
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij geldbedragen heeft gepind.
27

17.Zaak [slachtoffer 18]

Aangeefster [slachtoffer 18] , wonende te Assen, heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd op 14 oktober 2021. Ze werd omstreeks 16:00 uur gebeld door [naam 2] van de SNS bank. Hij vroeg aan haar of ze wist dat er een bedrag van € 1.100.- van haar rekening was overgeschreven naar een Spaanse bank. Vervolgens vertelde hij dat ze het geld nog konden terug krijgen als ze snel zouden handelen. Dan moest [slachtoffer 18] wel precies doen wat hij zei. Ze moest vervolgens op een bepaalde manier haar pinpas doorknippen. De chip moest wel heel gelaten worden. Ook moest [slachtoffer 18] haar pincode geven. Ze hoorde een piepje en dan moest ze de pincode inspreken en afsluiten met een # teken. Daarna moest ze het kapot geknipte pasje in een envelop stoppen. Op de envelop moest ze het adres van een gespecialiseerd bureau schrijven. Dit bureau kon dan, als ze er snel bij zouden zijn, het geld terug halen. [naam 2] vertelde dat een koerier de envelop zou komen ophalen. De koerier moest de code 68660800 vertellen. Op deze manier kon dan gecheckt worden of het de juiste koerier was. Tijdens het telefoongesprek werd er aangebeld. Een keurige blanke jongeman van een jaar of 20 stond voor [slachtoffer 18] haar deur. Hij las de code op van zijn telefoon waarna ze de envelop aan hem gaf. In de wijk Marsdijk in Assen werd vervolgens op verschillende locaties geld gepind tussen 16:30 uur 17:00 uur. In totaal werd een geldbedrag van € 3.110,50 weggenomen.
28Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij de geldbedragen heeft gepind.
29
[slachtoffer 20] (feit 3)
Aangeefster [slachtoffer 20] , wonende te Winschoten, heeft aangifte gedaan van poging tot oplichting gepleegd op 11 oktober 2021. Op de bewuste maandagavond werd zij op de vaste telefoon gebeld door het nummer [telefoonnummer] . De persoon aan de telefoon zei dat het rekeningnummer van de SNS bank van [slachtoffer 20] was geblokkeerd. Hij zei tegen haar dat een baliemedewerker van een jaar of 23 bij hem langs zou komen om hem te ondersteunen en zijn pasje op te halen van de SNS. Anders zou er een bedrag van € 11.500.- worden afgeschreven. De man aan de telefoon zei tegen [slachtoffer 20] dat zij naar de deur moest gaan omdat de medewerker er al zou zijn. [slachtoffer 20] vertrouwde het niet en belde ondertussen haar zoon terwijl zij de andere man ook aan de telefoon hield. Bij de voordeur stond een jongeman van ongeveer 23 jaar oud. Hij zei niks en [slachtoffer 20] vroeg aan hem of hij bij haar moest zijn. Het was een getinte man met een mondkapje voor. Hij had een wit shirt met een print erop aan. Op dat moment had [slachtoffer 20] nog steeds de man aan de telefoon. Op hetzelfde moment ging de mobiele telefoon van [slachtoffer 20] over en had zij haar zoon aan de lijn. De zoon wilde de man die bij haar moeder in de woning was spreken. Ook wilde de zoon dat deze jongen zich legitimeerde en vertelde wie hij precies was. De jongen zei dat zijn identiteitsbewijs in de auto lag. De jongeman is naar buiten gegaan en [slachtoffer 20] heeft de jongeman niet meer gezien.
30
Huurauto
Verbalisant [verbalisant 2] heeft samen met zijn collega verdachte op 14 oktober 2021 op heterdaad aangehouden in het huis van aangever [slachtoffer 19] . Tijdens de fouillering troffen zij autosleutels bij verdachte aan. Er zat een sleutelhanger aan waarop het volgende stond: [auto] [kenteken] . Dit kenteken staat op naam van [bedrijf 1]
31Op 15 oktober 2021 is het voertuig dat verdachte bij zich had door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] onderzocht ter waarheidsvinding. Dit voertuig was de [auto] voorzien van kenteken [kenteken] . In de auto troffen zij in de middenconsole het paspoort van verdachte aan. In het dashboardkastje zagen verbalisanten een huurovereenkomst van [bedrijf 2] liggen. De huurovereenkomst was voor deze auto en stond op naam van [medeverdachte] . De periode van huren betrof van 30 september 2021 tot 7 oktober 2021. De verbalisanten zagen in de auto ook een schoudertas liggen. In de schoudertas zagen verbalisanten een groot aantal bankbiljetten en munten. Nadat zij dit geld geteld hadden bleek dit in totaal € 1024,43 te zijn. Verbalisant zag dat er ook een bankpas van de ING op naam van verdachte in de schoudertas zat.
32De medewerker van het verhuurbedrijf van de auto vertelde dat het contract door de huurder telefonisch is verlengd tot 14 oktober 2021. De verhuurder vertelde dat er in de verhuurperiode totaal 6140 kilometer met de auto is gereden.
33Het huurcontract stond op naam van [medeverdachte] . Hij heeft bij de politie verklaard dat hij de auto in goed vertrouwen heeft uitgeleend aan verdachte en dat verdachte de autosleutels ook weleens bij zich hield.
34Uit de track en trace gegevens van de huurauto kan worden afgeleid dat de auto zich meestal in de buurt van de oplichtingsadressen bevond en ook op de plekken waar gepind is met de afhandig gemaakte pinpassen.
35
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij via Snapchat is benaderd met de vraag of hij snel geld wilde verdienen. Hiervoor moest hij met aan elkaar geplakte pinpassen geld pinnen op verschillende plekken. Hij werd dan opgehaald door iemand en hem werd verteld waar hij met een aan elkaar geplakte pinpas moest gaan pinnen. Het samenwerkingsverband bestond uit in ieder geval drie personen: een beller, een pinner en een koerier. De persoon die verdachte in de auto kwam ophalen was vaak ook de persoon die de door midden geknipte pinpassen weer aan elkaar plakte en de persoon aan wie verdachte een deel van het gepinde geld moest afstaan. Verdachte heeft verklaard dat hij een klein deel van het geld zelf mocht houden. Daarnaast heeft verdachte ter zitting bekend dat hij meestal de pinner is geweest en dat hij ongeveer vier of vijf keer zelf de bankpas heeft opgehaald. Ook moest verdachte een paar keer met de koerier mee rijden, waarna hij direct de pinpas overhandigd kreeg om te pinnen. Op 14 oktober 2021 was hij ook de koerier. Hij heeft toen de pinpas bij [slachtoffer 19] opgehaald.
36
Bewijsoverwegingen
Feit 1 en 2: Medeplegen oplichtingen en diefstal door middel van valse sleutels
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verdachte als medepleger kan worden aangemerkt ten aanzien van de onder 1. ten laste gelegde oplichtingen van de aangevers genoemd onder nummers 2 t/m 12 en 16 en 17 en de onder 2. ten laste gelegde diefstal ten aanzien van aangeefster (8) [slachtoffer 9] . De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict moet van voldoende gewicht zijn. (Vgl. Hoge Raad 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474).
Modus operandi
In de periode 31 mei 2021 tot en met 14 oktober 2021 werd bij de politie meerdere malen aangifte gedaan van soortgelijke oplichting en diefstal. Uit de aangiftes komt naar voren dat de daders een min of meer vaste werkwijze hanteerden om bij hun slachtoffers pinpassen afhandig te maken en daarmee vervolgens geld op te nemen of betalingen te verrichten. Deze methode staat bekend als helpdeskfraude of ‘spoofing’.De aangevers waren veelal van oudere leeftijd, variërend in de leeftijd van 67 tot en met 87 jaar. Zij werden allen gebeld door iemand die zich voordeed als medewerker van een bank met een verhaal over een verdachte transactie naar het buitenland of een ander veiligheidsprobleem met betrekking tot de bankrekening. De aangevers moesten hun bankpas door midden knippen en in een envelop stoppen waarna deze door een bankmedewerker of een koerier aan de deur bij de aangevers thuis werd opgehaald. Met de aldus afhandig gemaakt bankpassen werden vervolgens betalingen verricht en werd geld opgenomen. Verdachte heeft ter zitting bekend bij een deel van de oplichtingen betrokken te zijn geweest en dat hij zich met name schuldig heeft gemaakt aan het pinnen met de afhandig gemaakte bankpassen, maar ook heeft hij een aantal keer als koerier opgetreden.
De wijze waarop deze grootschalige oplichting en diefstallen hebben plaatsgevonden, vereisen een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen. Het samenwerkingsverband bestond ten aanzien van de onderhavige ten laste gelegde feiten uit tenminste drie personen: 1) de beller; 2) de pinner en 3) de koerier. Verdachte kreeg telkens van een ander de opdracht om te gaan pinnen met een aan elkaar geplakte pinpas of om naar de deur van één van de slachtoffers te gaan om de pinpas op te halen. Dit kan ook worden afgeleid uit de signalementen van de man aan de deur, die uit de aangiftes naar voren komen. Daarnaast moest verdachte een aantal keren met de koerier meerijden naar de oplichting waarna hij direct de pinpas overhandigd kreeg om te pinnen.
37Dat verdachte zich ten tijde van het afhalen van de pinpassen meestal al in de buurt van de oplichtingsadressen bevond, kan ook worden afgeleid uit het korte tijdsverloop tussen het moment van afhalen van de bankpassen en de (eerste) pintransactie die verdachte met de betreffende passen heeft verricht. De bankpassen werden in een aantal gevallen bij de aangevers thuis opgehaald terwijl ze nog aan de telefoon waren met de zogenaamde bankmedewerker, of enkele minuten nadien. Tot slot kan uit de track en trace gegevens van de door verdachte gebruikte huurauto worden afgeleid dat het voertuig zich ten tijde van het afhalen van de passen, al in de buurt van de oplichtingsadressen bevond en vervolgens ook bij de locaties waar is gepind, in de buurt was.
Verdachte was aldus nauw en bewust betrokken bij de oplichtingspraktijken en nam daaraan deel. De rol van verdachte is daarmee van voldoende gewicht om te kunnen spreken van medeplegen. Niet alleen was verdachte degene die uiteindelijk met de afhandig gemaakte bankpassen de geldopnames en betalingen verrichtte - waarmee hij een noodzakelijke en wezenlijke schakel vormde voor het bereiken van het einddoel van de oplichting - maar ook reeds tijdens de uitvoering van de oplichtingshandelingen, die moesten leiden tot afgifte van de bankpassen, stond verdachte in nauw contact met zijn mededaders. Hij werkte nauw met hen samen om het oplichtingstraject succesvol uit te voeren. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het onder 1. en 2. ten laste gelegde in zijn geheel wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de oplichting en diefstal door middel van valse sleutel ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 9] overweegt de rechtbank nog het volgende. Deze poging tot oplichting vond in dezelfde periode plaats als de onder 1. ten laste gelegde oplichtingen en kent dezelfde modus operandi. [slachtoffer 9] wordt door hetzelfde telefoonnummer als bij de andere oplichtingen gebeld en vervolgens op dezelfde slinkse wijze opgelicht als aangevers [slachtoffer 11] , [slachtoffer 12] en [slachtoffer 20] . Op basis van de track en trace gegevens van de huurauto kan worden afgeleid dat ook de auto in de buurt van de woning van [slachtoffer 9] is geweest. Op de telefoon van verdachte is een screenshot aangetroffen met daarop de routebeschrijving naar het adres van [slachtoffer 9] . Voornoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte zich ook in dit geval schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting en diefstal door middel van valse sleutel.
Feit 3: Poging tot oplichting [slachtoffer 20]
De rechtbank ziet zich tot slot voor de vraag gesteld of verdachte zich op 11 oktober 2021 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de poging tot oplichting van [slachtoffer 20] .
De rechtbank beantwoordt ook deze vraag bevestigend. Nadat aangever [slachtoffer 12] op dezelfde dag rond 17:00 uur op dezelfde wijze (namelijk op de hiervoor meermalen beschreven werkwijze) is opgelicht en de huurauto bij de adressen van zowel de oplichting als het pinnen in de buurt is geweest, wordt deze auto gesignaleerd in Winschoten binnen een straal van 150 meter van het huis van aangever. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een aantal keren met de koerier mee moest rijden naar het huis van de aangevers toe, zodat hij daarna met de afhandig gemaakte pinpas direct kon pinnen. Het telefoonnummer waarmee aangeefster werd gebeld is hetzelfde telefoonnummer waarmee aangevers [slachtoffer 9] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 12] en [slachtoffer 15] is gebeld. De rechtbank is van oordeel, voornoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de poging tot oplichting van [slachtoffer 20] .
Parketnummer 18/076238-22
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor de ten laste gelegde feiten gevorderd.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat feit 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden gelet op de aangifte, het rekeningoverzicht en de camerabeelden. Feiten 3 en 4 kunnen wettig en overtuigend bewezen worden verklaard op basis van de aangifte, de rekeninggegevens en de camerabeelden. Gelet op het tijdsverloop tussen de oplichting en het pinnen is verdachte in het kader van medeplegen verantwoordelijk voor het geheel.
De officier van justitie heeft ten aanzien van alle feiten aangevoerd dat het een feitencomplex is dat in zijn geheel bekeken moet worden. De bijdrage van verdachte vormt een wezenlijke schakel in het geheel aan handelingen waarmee de slachtoffers zijn opgelicht. Er was bij alle ten laste gelegde feiten sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van de onder 1. en 3. ten laste gelegde oplichting moet worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet voldoet aan de signalementen die worden genoemd in de aangiftes. De raadsman refereert zich ten aanzien van het onder 2. en 4. ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feiten 1 en 3
De rechtbank acht het onder 1. en 3. ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Onder feit 1 wordt verdachte ten laste gelegd dat hij zich op 29 september 2020 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van aangeefster [slachtoffer 21] . Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte een rol heeft gespeeld bij deze oplichting. Verdachte voldoet niet aan het door aangeefster gegeven signalement van de koerier aan wie zij haar pinpas heeft afgegeven. In tegenstelling tot de officier van justitie kan de rechtbank op basis van dit dossier geen andere feiten en omstandigheden vaststellen op basis waarvan de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1. ten laste gelegde.
Onder feit 3 wordt het medeplegen van de oplichting van [slachtoffer 22] op 28 oktober 2020 ten laste gelegd. Uit de aangifte kan worden afgeleid dat aangever [slachtoffer 22] door middel van helpdeskfraude is bewogen tot het overschrijven van een geldbedrag van € 4.850.- naar de bankrekening op naam van [naam 1] . Op basis van het dossier kan niet vastgesteld worden dat verdachte betrokken is geweest bij deze oplichting. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 3. ten laste gelegde.
Ten aanzien van feiten 2 en 4
De rechtbank acht feiten 2 en 4 wel wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 juni 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 augustus 2021,opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021089145 van 25 augustus 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 21] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 augustus 2021,opgenomen op pagina 1 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 22] .
Bewezenverklaring
De rechtbank acht in de zaak met parketnummer 18/279783-21 het onder 1., 2., ,3. en 4. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 31 mei 2021 t/m 14 oktober 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere slachtoffers, te weten:
[slachtoffer 1]
[slachtoffer 2]
[slachtoffer 3]
[slachtoffer 4]
[slachtoffer 5]
[slachtoffer 6]
[slachtoffer 7] en [slachtoffer 8]
[slachtoffer 9]
[slachtoffer 10]
[slachtoffer 11]
[slachtoffer 12]
[slachtoffer 13]
[slachtoffer 14]
[slachtoffer 15]
[slachtoffer 16]
[slachtoffer 17]
[slachtoffer 18]
[slachtoffer 19]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten het afgeven van zijn/haar bankpas en zijn/haar pincode(s) en/of inloggegevens voor internetbankieren en/of toegangscode(s) en/of zijn/haar Ipad en/of telefoon, door telkens
  • die/dat slachtoffer(s) te bellen en zich voor te doen als een bankmedewerker, en
  • die/dat slachtoffer(s) te vertellen dat iemand probeerde een geldbedrag van zijn/haar bankrekeningaf te halen, en
  • die/dat slachtoffer(s) te vertellen dat hij/zij zijn/haar bankpas door midden moest knippen en in eenenvelop moest doen, en/of
  • die/dat slachtoffer(s) te vragen naar zijn/haar pincode(s) en/of zijn/haar wachtwoord/toegangscodevoor internetbankieren, en/of
  • die/dat slachtoffer(s) te vragen naar zijn/haar Ipad en/of telefoon en/of inloggegevens voor die Ipaden/of telefoon, en
  • zich naar de woning van die slachtoffers te begeven, en/of
  • zich aan de deur voor te doen als bankmedewerker en/of de koerier, en
  • een toegangscode/controlecode te noemen, en/of
  • de woning te betreden en uiteindelijk een bankpas en/of een Ipad en/of een telefoon mee te nemen.
2.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 31 mei 2021 t/m 14 oktober 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meerdere geldbedragen die geheel of ten dele aan meerdere slachtoffers, te weten:
[slachtoffer 1]
[slachtoffer 2]
[slachtoffer 3]
[slachtoffer 4]
[slachtoffer 5]
[slachtoffer 6]
[slachtoffer 7] en [slachtoffer 8]
[slachtoffer 9]
[slachtoffer 10]
[slachtoffer 11]
[slachtoffer 12]
[slachtoffer 13]
[slachtoffer 14]
[slachtoffer 15]
[slachtoffer 16]
[slachtoffer 17]
[slachtoffer 18]
toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas en van een bijbehorende pincode en door onbevoegd gebruik te maken van inloggegevens van de bank, toebehorende aan voornoemde slachtoffers.
3.
hij op 11 oktober 2021 te Winschoten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 20] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten het afgeven van haar pinpas
  • die [slachtoffer 20] heeft/hebben gebeld en zich voor heeft gedaan als een bankmedewerker, en
  • die [slachtoffer 20] heeft/hebben verteld dat iemand probeerde een geldbedrag van haar rekeningte halen, en
  • zich naar de woning van die [slachtoffer 20] heeft/hebben begeven en
  • zich aan de deur voor heeft/hebben gedaan als bankmedewerker en/of de koerier terwijl deuitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.
hij op 14 oktober 2021 te Assen een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht in de zaak met parketnummer 18/076238-22 het onder 2. en 4. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij op 28 oktober 2020 te Delfzijl, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
€ 6.500,- dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 21] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas en van een bijbehorende pincode, toebehorende aan die [slachtoffer 21] .
4.
hij op 29 september 2020, te Delfzijl een geldbedrag, 1.950 euro, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij, redelijkerwijs kon vermoeden, dat dat voorwerp onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 18/279783-21:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Medeplegen van poging tot oplichting.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

In de zaak met parketnummer 18/076238-22:

2. Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
4. Schuldwitwassen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/279783-21 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/07623822 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Verder vordert de officier van justitie oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat hij tot een bewezenverklaring van minder strafbare feiten komt dan de officier van justitie. Een maand gevangenisstraf per strafbaar feit doet recht aan de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarnaast dient gelet op het advies van de reclassering een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd te worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 8 december 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 31 mei 2021 tot en met 14 oktober 2021 meermalen schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting en diefstal van geld. Door middel van helpdeskfraude zijn van een groot aantal slachtoffers op slinkse wijze de bankpas en pincode bemachtigd om daarmee vervolgens zoveel mogelijk geld van de bankrekening van het slachtoffer op te nemen. Het is extra kwalijk dat juist oudere mensen tot slachtoffer zijn gemaakt, vanwege hun grotere kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Daarnaast heeft verdachte samen met anderen op 28 oktober 2020 via slinkse wijze een geldbedrag van € 6.500.- weggenomen en op 29 september 2020 een bedrag van € 1.950.gepind waarvan hij redelijkerwijs moest vermoeden dat het van misdrijf (oplichting) afkomstig was. Verdachte is een van de personen geweest die zoveel mogelijk geld van de bankrekeningen van alle slachtoffers heeft opgenomen. Het gaat in totaal om een bedrag van ruim € 72.000.-. Verdachte heeft kennelijk enkel en alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin en zich totaal niet bekommerd om de slachtoffers.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van pepperspray. Dit is in de auto aangetroffen die verdachte ten tijde van de aanhouding bij zich had. Het ongecontroleerde bezit van wapens, zoals het aanwezig hebben van de pepperspray, vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen.
Verdachte is eerder onherroepelijk veroordeeld voor strafbare feiten. Verdachte is nog erg jong maar heeft al een omvangrijke justitiële documentatie. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte in de proeftijd van eerdere veroordelingen liep en onder toezicht van de reclassering stond. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich tijdens de proeftijd van voorwaardelijk opgelegde straffen opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.
De reclassering meldt in het rapport van 8 december 2021 dat verdachte een persoon is die vooral zijn eigen plan trekt. Ze merken op dat verdachte in het verleden gemakkelijk op illegale manieren snel aan veel geld is gekomen, een levensstijl die hij blijkbaar gewend is. Het risico op recidive wordt daarom hoog ingeschat. Verdachte is daarentegen nog wel jong en mogelijk is hij tijdens een nieuw toezicht wel vatbaar voor in te zetten interventies. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte adviseert de reclassering om door middel van bijzondere voorwaarden, nogmaals te proberen om de kans op recidive te verkleinen. De meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie gericht op cognitieve vaardigheden, een ambulante behandeling en begeleid wonen en/of maatschappelijke opvang dienen als bijzondere voorwaarden opgelegd te worden. Gelet op het voorgaande adviseert de reclassering om naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ook een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de door verdachte gepleegde feiten zonder meer een gevangenisstraf van langere duur rechtvaardigt. Gelet op al het voorgaande en in het bijzonder het advies van de reclassering, zal de rechtbank een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Inbeslaggenomen goederen
Parketnummer 18/279783-21
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring gevorderd van alle goederen die op de beslaglijst staan. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de inbeslaggenomen pasfoto’s die aan [slachtoffer 19] toebehoren weer aan hem worden teruggeven.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de inbeslaggenomen goederen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de inbeslaggenomen telefoons, te weten de Apple Iphone kleur roze (1364997) en de Apple Iphone kleur zwart (1428777) vatbaar voor verbeurdverklaring nu met behulp van deze voorwerpen de strafbare feiten zijn begaan en deze toebehoren aan verdachte.
De rechtbank acht het aan verdachte toebehorende inbeslaggenomen voorwerp, te weten een bus pepperspray van het merk Bodyguard (1428893) vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen en terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Daarnaast zijn er bij de aanhouding van verdachte vier pasfoto’s van [slachtoffer 19] aangetroffen en in beslaggenomen. Deze staan niet op de beslaglijst vermeld. De rechtbank heeft geconstateerd dat de inbeslaggenomen pasfoto’s reeds zijn teruggegeven aan de rechthebbende, [slachtoffer 19] (p. 8 dossier) zodat zij daar geen beslissing over zal nemen.
Benadeelde partijen
Parketnummer 18/279783-21
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:

2.[slachtoffer 4] ;

3. [ [slachtoffer 12] tot een bedrag van € 4.995.- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderdmet de wettelijke rente en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel;
3. [ [slachtoffer 14] tot een bedrag van € 1.513,99 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderdmet de wettelijke rente en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel;
3. [ [slachtoffer 16] tot een bedrag van € 215,65 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderdmet de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
3. [ [slachtoffer 17] tot een bedrag van € 3.440.- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderdmet de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen op het volgende standpunt gesteld:
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] is door de bank al vergoed;
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] is door de bank al vergoed;
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12] dient geheel te worden toegewezen metoplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente;
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 14] dient geheel te worden toegewezen metoplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente;
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 16] dient gedeeltelijk te worden toegewezen,met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente. Ten aanzien van de telefoon en het bijbehorende hoesje dient een afschrijvingspercentage van 20% te worden gehanteerd. Ten aanzien van de reiskosten dient een kilometervergoeding van € 0.26 te worden gehanteerd;
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 17] dient geheel te worden toegewezen, metoplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partij op het volgende standpunt gesteld:
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de vordering van de benadeeldepartij [slachtoffer 3] ;
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de vordering van de benadeeldepartij [slachtoffer 4] ;
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12] dient niet-ontvankelijk te worden verklaardomdat het onduidelijk is of de schade door de bank is vergoed, zoals in vergelijkbare zaken gebruikelijk is;
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 14] dient gedeeltelijk niet-ontvankelijk teworden verklaard omdat onduidelijk is of het bedrag van € 700,00 naar Duitsland is overgeschreven en of dit het resultaat is geweest van het strafbaar handelen van verdachte. Ten aanzien van de iPad dient een afschrijvingspercentage te worden gehanteerd. Het toetsenbord van de iPad wordt niet in de tenlastelegging opgenomen waardoor deze schade onvoldoende is komen vast te staan;
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 16] dient te worden gematigd. Ten aanzien vande telefoon en het telefoonhoesje dient een afschrijvingspercentage van 20% te worden gehanteerd.
Ten aanzien van de reiskosten dient een vergoeding van € 0,26 per kilometer gehanteerd te worden;
6. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 17] dient niet-ontvankelijk te worden verklaardomdat het onduidelijk is of de schade door de bank is vergoed, zoals in vergelijkbare zaken gebruikelijk is.

Oordeel van de rechtbank

1. [slachtoffer 3] – feit 1 en 2

De benadeelde partij heeft in het verzoek tot schadevergoeding aangegeven dat hij schadeloos is gesteld door de bank. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in de vordering nietontvankelijk is.

2. [slachtoffer 4] – feit 1 en 2

De benadeelde partij heeft in het verzoek tot schadevergoeding aangegeven dat haar materiële schade inmiddels volledig vergoed is door de bank. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is.

3. [slachtoffer 12] – feit 1 en 2

De raadsman heeft betoogd dat met onvoldoende mate van zekerheid vastgesteld kan worden dat benadeelde haar schade niet vergoed heeft gekregen door de bank waardoor de vordering nietontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank overweegt als volgt. De bank is in beginsel niet aansprakelijk voor de schade die voortvloeit uit onder andere oplichting zoals “spoofing”. Uit coulance stellen banken slachtoffers schadeloos, maar dit gebeurt lang niet altijd. Benadeelde heeft haar vordering op 14 maart 2022 ingediend. Benadeelde had toen haar schade nog niet vergoed gekregen door de bank. Er is geen reden om aan deze vordering te twijfelen dan wel te veronderstellen dat de bank benadeelde inmiddels wel schadeloos heeft gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom voldoende aannemelijk dat benadeelde de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. en 2. bewezen verklaarde. De vordering ten bedrage van € 4.995,- zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2021.

4. [slachtoffer 14] – feit 1 en 2

[slachtoffer 14] stelt schade te hebben geleden omdat zijn iPad ter waarde van € 649,00 inclusief toetsenbord ter waarde van € 164,99 bij de oplichting is weggenomen. De rechtbank is evenals de raadsman van oordeel dat hier nog wel afschrijvingskosten in rekening gebracht moeten worden. De rechtbank zal daarbij uitgaan van een afschrijvingspercentage van 20% per jaar. De iPad vertegenwoordigt: € 649,00 - € 129,80 = € 519,20. Het toetsenbord vertegenwoordigt: € 164,99 - € 32,99 = € 131,99. Deze bedragen zullen aan benadeelde worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2021.
De raadsman heeft betoogd dat het gevorderde bedrag ter hoogte van € 700,00 moet worden afgewezen. De rechtbank zal dit bedrag evenwel toewijzen. Onder 1. is bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de oplichting van [slachtoffer 14] . Op basis van de aangifte kan worden vastgesteld dat door middel van de oplichting € 700,00 van de bankrekening van [slachtoffer 14] is overgeschreven naar een Duits bankrekeningnummer. . Het voorgaande betekent dat in totaal een bedrag van € 519,20 + € 131,99 + € 700,00 = € 1.351,99, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2021, zal worden toegewezen

5. [slachtoffer 16] – feit 1 en 2

Benadeelde verzoekt de vergoeding van zijn telefoon en het bijbehorende hoesje. De rechtbank is met de officier van justitie en raadsman van oordeel dat bij de telefoon en het bijbehorende hoesje nog afschrijvingskosten in rekening gebracht moeten worden. De rechtbank zal daarbij uitgaan van een afschrijvingspercentage van 20%. De telefoon vertegenwoordigt: € 169,00 - € 33,80 = € 135,20. Het hoesje van de telefoon vertegenwoordigt: € 19,99 - € 3,99 = € 16.00. Deze bedragen zullen aan benadeelde worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2021.
Daarnaast heeft benadeelde vergoeding van de reiskosten gevorderd. Benadeelde is bij de berekening uitgegaan van een kilometervergoeding van € 0,43 per kilometer. De Letselschaderaad heeft echter de kilometervergoeding over de jaren 2017 tot en met 2021 gesteld op € 0,26.
38Ten aanzien van de reiskosten wordt daarom een kilometervergoeding van € 0,26 per kilometer gehanteerd. Benadeelde heeft recht op een reisvergoeding ten aanzien van 62 kilometer. Het bedrag wordt daarom toegewezen tot een bedrag van (62 x € 0,26) = € 16,12.

6. [slachtoffer 17] – feit 1 en 2

De raadsman heeft betoogd dat met onvoldoende mate van zekerheid vastgesteld kan worden dat benadeelde zijn schade niet vergoed heeft gekregen door de bank waardoor de vordering nietontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank overweegt als volgt. De bank is in beginsel niet aansprakelijk voor de schade die voortvloeit uit onder andere oplichting zoals “spoofing”. Uit coulance stellen banken slachtoffers schadeloos, maar dit gebeurt lang niet altijd. Benadeelde heeft zijn vordering op 10 maart 2022 ingediend. Benadeelde was op dat moment nog niet schadeloos gesteld door de bank. Er is geen reden om aan deze vordering te twijfelen dan wel te veronderstellen dat de bank benadeelde inmiddels wel schadeloos heeft gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom voldoende aannemelijk dat benadeelde de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. en 2 bewezen verklaarde. De vordering ten bedrage van € 3.440,00 zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2021.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met een ander en/of anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partijen hoeft te betalen indien zijn medeverdachte(n) deze al heeft/hebben betaald, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Parketnummer 18/076238-22, feit 2
Benadeelde partij
Mevrouw
[slachtoffer 21]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag ter vergoeding van immateriële schade ter hoogte van
€ 500,00vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 21] geen standpunt ingenomen.
Oordeel van de rechtbank
Ter zitting heeft de benadeelde partij het bedrag ter vergoeding van immateriële schade geschat op € 500,00. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst en onzekerheid vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. Voorts blijkt niet uit de aard en de ernst van de normschending dat aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ objectief kan worden aangenomen. De vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk vonnis van 3 augustus 2021 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek en met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 18 augustus 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 16 december 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting aangevoerd om, gelet op het reclasseringsrapport, de vordering tot ten uitvoerlegging af te wijzen en de proeftijd met één jaar te verlengen. Daarbij dienen de bijzondere voorwaarden gewijzigd te worden zodat de voorwaarden gelijk worden gesteld aan de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn gevorderd in deze strafzaak, met uitzondering van het contactverbod dat behouden moet blijven.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd om de vordering tot tenuitvoerlegging gedeeltelijk af te wijzen (voor in ieder geval de helft), dan wel de vervangende detentie om te zetten in een taakstraf.
Oordeel rechtbank
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten in de zaak met parketnummer 18/279783-21 heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. Echter gelet op hetgeen ter terechtzitting is besproken en de uitspraak in onderhavige zaak, wijst de rechtbank de vordering af. De rechtbank acht het thans niet opportuun om naast het opleggen van een nieuwe gevangenisstraf met de daarbij behorende proeftijd, de proeftijd ten aanzien van de uitspraak van de politierechter van
3 augustus 2021 te verlengen of de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer te leggen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 60a, 63, 311, 326, 420quater van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen van 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/076238-22 onder 1. en 3. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/279783-21 onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/076238-22 onder 2. en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 10 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen 3 dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij dereclassering van het Leger des Heils op het adres [straatnaam] te [plaats] en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang die instelling dat noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal deelnemen aan de gedragsinterventie ‘COVA PLUS’of een andere gedragsinterventie die is gericht op cognitieve vaardigheden, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens de trainer/begeleider aan de veroordeelde zullen worden gegeven;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een ambulanteforensische psychiatrische zorgverlener, of een soortgelijke zorginstelling zulks ter bepaling door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft in het kader van de behandeling;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen ofmaatschappelijke opvang te weten ‘Beschermd Woonsetting Vast en Verder’, of een soortgelijke instelling zulks ter bepaling door de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld. Het verblijf start zo spoedig mogelijk na verdachte zijn ontslagdatum uit detentie en duurt zo lang als de reclassering noodzakelijk acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van
een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Benadeelde partijen
Parketnummer 18/279783-21:
1.
[slachtoffer 3] – feit 1 en 2
Verklaart de vordering van
[slachtoffer 3]niet-ontvankelijk.
2. [
[slachtoffer 4] – feit 1 en 2
Verklaart de vordering van
[slachtoffer 4]niet-ontvankelijk.

3. [slachtoffer 12] – feit 1 en 2

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer 12]te betalen: - het bedrag van
€ 4.995,00(zegge: vierduizend negenhonderdenvijfennegentig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 12]aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.995,00 (zegge: vierduizend negenhonderdennegenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 59 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

4. [slachtoffer 14] – feit 1 en 2

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer 14]te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 14] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 14]aan de Staat te betalen een bedrag van €
1.351,19(zegge: honderdzevenenzestig euro en tweeëndertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 23 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

5. [slachtoffer 16] - feit 1 en 2

Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer 16]te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 16]aan de Staat te betalen een bedrag van €
167,32(zegge: honderdzevenenzestig euro en tweeëndertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 3 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

6. [slachtoffer 17] – feit 1 en 2

Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer 17]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 17]aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.440.- (zegge: drieduizend vierhonderdenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 44 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Parketnummer 18/279783-21, feit 2:

1. [slachtoffer 21]

Verklaart de vordering van mevrouw niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Inbeslaggenomen goederen
Parketnummer 18/279783-21
Verklaart verbeurdde in beslag genomen:
  • 1 STK GSM, Apple Iphone roze (1364997)
  • 1 STK GSM, Apple Iphone zwart (1428777)
Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen Pepperspray (1428893).
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/154512-21:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 3 augustus 2021.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juli 2022.
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina’s bevinden zich in het doorgenummerd proces-verbaal met proces-verbaalnummer 2021282300, gesloten op 29 december 2021.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 21 september 2021, p. 115 e.v.
Verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 16 juni 2022.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 20 september 2021, p. 123 e.v.; Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 september 2021, p. 134.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 20 september 2021, p. 123 e.v.; rekeningafschrift ING BANK, pagina 126 e.v.
Verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 16 juni 2022.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 27 september 2021, p. 145 e.v.
Verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 16 juni 2022; Proces-verbaal van aangifte d.d. 27 september 2021, p. 145 e.v.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 29 september 2021, p. 150 e.v.
Verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 16 juni 2022; rekeningafschrift ING op pagina 153 e.v.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 9 oktober 2021, p. 175 e.v.; Rekeningafschrift Rabobank p. 178179.
Verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 16 juni 2022.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 6 oktober 2021, p. 214 e.v.; Bankafschriften Rabobank, p. 218 e.v.
Verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 16 juni 2022; 15 Proces-verbaal van aangifte d.d. 11 oktober 2021, p. 229 e.v.
16. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 november 2021, p. 365 e.v. en p. 372.
17. Proces-verbaal van aangifte d.d. 6 oktober 2021, p. 232 e.v.
18. Verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 16 juni 2022.
19. Proces-verbaal van aangifte d.d. 19 oktober 2021, p. 248 e.v.
20. Proces-verbaal van aangifte d.d. 19 oktober 2021, p. 248 e.v. en de verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 16 juni 2022.
21. Proces-verbaal van aangifte d.d. 19 oktober 2021, p. 253 e.v.
22. Verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 16 juni 2022; Proces-verbaal van aangifte d.d. 19 oktober 2021, p 253 e.v.
23. Verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 16 juni 2022.
24. Proces-verbaal van aangifte d.d. 21 oktober 2022, p. 258 e.v.
25. Verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 16 juni 2022.
26. Proces-verbaal van aangifte d.d. 20 oktober 2021, p. 302 e.v.
27. Verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 16 juni 2022.
28. Proces-verbaal van aangifte d.d. 18 oktober 2021, p. 332 e.v.
29. Verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 16 juni 2022; Proces-verbaal van aangifte d.d. 18 oktober 2021.
30. Proces-verbaal van aangifte d.d. 12 oktober 2021, p. 264 e.v.
31. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 oktober 2021, p. 341 e.v.
32. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 oktober 2021, p. 352 e.v.
33. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2021, p. 357.
34. Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 1 december 2021, p. 95 e.v.
35. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 december 2021 met bijgevoegd excelbestand, p. 376 e.v.
36. Verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 16 juni 2022.
37. Verklaring verdachte ter terechtzitting van 16 juni 2022.
38. De Letselschade Richtlijn Kilometervergoeding, 1 januari 2022.