In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland op 30 mei 2022, in de zaak AWB 20/2860, werd de werking van een terugkeerbesluit en inreisverbod van eiser, een Afghaanse nationaliteit houder, beoordeeld. Eiser had eerder een aanvraag ingediend voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, maar deze aanvraag was afgewezen. Het inreisverbod, opgelegd op 10 september 2014, was nog steeds geldig, en eiser werd opgedragen Nederland en de EU te verlaten. Na een aantal juridische stappen, waaronder een beroep tegen een eerder besluit van 13 maart 2020, werd het bestreden besluit van 27 januari 2021 genomen, waarin verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat de werking van het terugkeerbesluit en het inreisverbod niet konden worden opgeschort tijdens het rechtmatig verblijf van eiser op basis van EU-recht. De rechtbank concludeerde dat verweerder ten onrechte had gesteld dat de werking van het terugkeerbesluit en het inreisverbod zou herleven zodra het rechtmatig verblijf eindigde. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het besluit van 27 januari 2021 en trok het terugkeerbesluit in, evenals het inreisverbod. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.897,50.