Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstrafstraf van 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met reclasseringstoezicht en een taakstraf van 90 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de leeftijd en persoonlijkheid van verdachte, zijn kwetsbaarheid en, indien de rechtbank toekomt aan een bewezenverklaring, verdachtes ondergeschikte rol bij de brandstichting. De raadsvrouw heeft daarnaast verzocht om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren en, indien de rechtbank zich daartoe onvoldoende ingelicht acht, de zaak aan te houden om een reclasseringsadvies of andere rapportages op te laten stellen.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven open te staan voor reclasseringstoezicht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van een ruit van de woning van zijn ex-partner [slachtoffer 2] , wat voor overlast en onrust heeft gezorgd. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan brandstichting bij de voordeur van de woning van aangeefster [slachtoffer 1] . Verdachte heeft ’s nachts een vuilniszak gevuld met kleding van de zus en zwager van aangeefster en deze voor de deur van aangeefsters woning geplaatst, waarna medeverdachte [medeverdachte] de vuilniszak in brand heeft gestoken. Dit alles heeft een forse inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid van aangeefster, die van geluk mag spreken dat zij wakker is geworden en de brand voor haar voordeur heeft kunnen blussen. Dat de brand beperkt is gebleven, is derhalve niet aan verdachte te danken. De rechtbank rekent verdachte het voorgaande aan.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van de feiten, in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank ziet echter aanleiding om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte niet recentelijk onherroepelijk is veroordeeld. Ook houdt de rechtbank rekening met verdachtes persoonlijkheidsproblematiek en jeugdige leeftijd, zijn rol bij de brandstichting ten opzichte van die van medeverdachte
[medeverdachte] - die 24 jaar ouder is dan verdachte en die de vuilniszak daadwerkelijk in brand heeft gestoken - alsmede zijn schuldbewuste houding.
De rechtbank acht zich voldoende ingelicht om tot een strafoplegging te komen en zal daarom niet overgaan tot heropening respectievelijk aanhouding van de zaak teneinde rapportages omtrent de persoon van verdachte op te laten maken. De rechtbank ziet geen aanleiding om verdachte verminderd ontoerekeningsvatbaar te verklaren, maar houdt, zoals hiervoor aangegeven, bij de strafoplegging wel rekening met zijn persoonlijkheidsproblematiek.
De rechtbank acht, alles afwegende, conform de eis van de officier van justitie, oplegging van een forse voorwaardelijke gevangenisstraf met reclasseringstoezicht, alsmede oplegging van een taakstraf, passend en geboden.