Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstrafstraf van 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en een taakstraf van 200 uren met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat hij zich kan vinden in de eis van de officier van justitie voor wat betreft de voorwaardelijke gevangenisstraf, maar dat oplegging van een taakstraf alleen passend is als de taakstraf het klinische behandeltraject niet in de weg zit. De raadsman heeft de rechtbank in overweging gegeven om naast de voorwaardelijke gevangenisstraf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen in plaats van een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapportage van het Leger des Heils d.d. 10 mei 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting bij de voordeur van de woning van aangeefster [slachtoffer 1] . Medeverdachte [medeverdachte] heeft ’s nachts een vuilniszak gevuld met kleding van de zus en zwager van aangeefster en heeft deze voor de deur van aangeefsters woning geplaatst, waarna verdachte de vuilniszak in brand heeft gestoken. Dit heeft een forse inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid van aangeefster, die van geluk mag spreken dat zij wakker is geworden en de brand voor haar voordeur heeft kunnen blussen. Dat de brand beperkt is gebleven, is derhalve niet aan verdachte te danken.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een revolver. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact.
De rechtbank rekent verdachte het voorgaande aan en is van oordeel dat sprake is van ernstige strafbare feiten.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van de feiten, in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op vergelijkbare uitspraken met betrekking tot brandstichting en de LOVS-oriëntatiepunten, waarbij oplegging van 1 maand gevangenisstraf als uitgangspunt wordt genomen voor het bezit van een gasrevolver.
De rechtbank ziet echter aanleiding om in deze zaak een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte niet recentelijk onherroepelijk voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Daarnaast neemt de rechtbank het advies van de reclassering in aanmerking, dat ter terechtzitting door de deskundige namens de reclassering is bevestigd en toegelicht. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat, indien verdachte niet de benodigde hulp krijgt. Er is sprake van een conflictueuze situatie met aangeefster, verdachte nuttigt fors alcohol, kampt met angstklachten, stress, niet aangeboren hersenschade en mogelijke ADHD en kan niet terugkeren naar zijn huurwoning. Sinds verdachte is opgenomen in het [kliniek] en EMDR-therapie krijgt is sprake van een stijgende lijn. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou het ingezette traject negatief doorkruisen. Om het recidiverisico te beperken adviseert de reclassering oplegging van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waarbij het huidige behandeltraject wordt voortgezet.
Alles afwegende ziet de rechtbank aanleiding om, conform de eis van de officier van justitie, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, een taakstraf op te leggen van na te noemen duur.