ECLI:NL:RBNNE:2022:2289

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
6 juli 2022
Zaaknummer
18/202322-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie

Op 5 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van twee vuurwapens, een handgranaat en een grote hoeveelheid munitie. De zaak vond plaats in Groningen en was het resultaat van een onderzoek dat begon na de ontdekking van de wapens en munitie in de woning van de verdachte, die begeleid woonde in een zorginstelling. De verdachte, geboren in 1977, was aanwezig tijdens de zitting en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.M. Suurmeijer. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R. de Graaf.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 6 augustus 2020 in Beerta, gemeente Oldambt, verschillende wapens en munitie voorhanden had, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De officier van justitie had veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging betoogde dat slechts één handgranaat bewezen kon worden. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van enkele details in de tenlastelegging.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 382 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, de persoonlijke situatie van de verdachte, en het advies van de reclassering. De rechtbank oordeelde dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt, en dat de verdachte zich bewust moest zijn van de impact van zijn handelen. Het in beslag genomen grendelgeweer werd onttrokken aan het verkeer, en de voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/202322-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 juli 2022 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 juni 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.M. Suurmeijer, advocaat te Stadskanaal. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. de Graaf.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 augustus 2020 te Beerta, gemeente Oldambt een of meer wapens van categorie
III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
  • een pistool, van het merk FN Browning, type model 1922, kaliber 9 mm (pv wapenbeschrijving 8) en/of
  • een (grendel-/kogel)geweer, van het merk Anschutz, kaliber 22LR, (pv wapenbeschrijving 9) zijnde vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 6 augustus 2020 te Beerta, gemeente Oldambt een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten 3 handgranaten, (pv wapenbeschrijving 3) zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 6 augustus 2020 te Beerta, gemeente Oldambt
  • munitie van categorie II
  • onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten 1 (oefen)antitankgranaat (type DM28A1) (pv
wapenomschrijving 4) en/of 1 (oefenpatroon) (luchtdoel)geschutsgranaat (pv wapenomschrijving 11), en/of
- onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten 79 stuks (randvuur) kogelpatronen, kaliber .22
Long Rifle (LR), type Tracer (lichtspoor) (pv wapenomschrijving 5), en/of
- onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten 20 stuks (centraalvuur) kogelpatronen, kaliber 22-
250 Rem, type Hollow Point (pv wapenomschrijving 5), en/of
  • munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
  • 1559 stuks (randvuur) kogelpatronen in het kaliber .22 Long Rifle (LR), type Ball,
  • 1 stuks (centraalvuur) kogelpatroon in het kaliber 7,62x51, type Ball,
  • 24 stuks (centraalvuur) kogelpatronen in het kaliber 5,56x45, type Ball,
  • 2 stuks (centraalvuur) traangaspatronen (CS) in het kaliber 9 millimeter Pistol Automatik (PA-CS),
  • 274 stuks (centraalvuur) oefenpatronen (Blanks) in het kaliber 5,56x45,
  • 76 stuks (centraalvuur) knalpatronen in het kaliber 9 millimeter Pistol Automatik Knall (PAK), en/of- 7 stuks (centraalvuur) knalpatronen in het kaliber 9 millimeter Rand (R) (pv wapenomschrijving 5), en/of
  • 5 stuks knalpatronen, merk PTS, in het kaliber 9 millimeter Rond (R) (pv wapenomschrijving 1), en/of- 9 stuks (centraalvuur) kogelpatronenvan het merk FN in het kaliber 9 millimeter Kort, type Full Metal Jacket (FMJ)(uit pistool FN 1922) (pv wapenomschrijving 8), (telkens) voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met dien verstande dat ten aanzien van feit 2 slechts bewezen kan worden dat verdachte één handgranaat voorhanden heeft gehad.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring, met dien verstande dat ten aanzien van feit 2 slechts een bewezenverklaring kan volgen voor het voorhanden hebben van één handgranaat. De overige aangetroffen handgranaten betroffen volgens het proces-verbaal van wapenomschrijving immers handgranaten zonder explosieve hoofdlading en de ontstekingsmechanismes waren niet meer geschikt om de handgranaten tot ontploffing te brengen.
Nu verdachte voornoemde feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
T.a.v. de feiten 1, 2 en 3
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 juni 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal Onderzoek wapen d.d. 27 augustus 2020,inclusief bijlagen, opgenomen op pagina 197 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN2R020084 (onderzoek Creediet) d.d. 2 november 2020, inhoudend het relaas van verbalisant.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 6 augustus 2020 te Beerta, gemeente Oldambt, wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een pistool, van het merk FN Browning, type model 1922, kaliber 9 mm, en- een (grendel-/kogel)geweer, van het merk Anschutz, kaliber .22LR, zijnde vuurwapens in de vorm van een geweer en pistool, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 6 augustus 2020 te Beerta, gemeente Oldambt een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een handgranaat, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 6 augustus 2020 te Beerta, gemeente Oldambt - munitie van categorie II
- onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten 1 (oefen)antitankgranaat (type DM28A1) en 1
(oefenpatroon) (luchtdoel)geschutsgranaat, en
  • onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten 79 stuks (randvuur) kogelpatronen, kaliber .22 Long Rifle (LR), type Tracer (lichtspoor), en
  • onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten 20 stuks (centraalvuur) kogelpatronen, kaliber 22250 Rem, type Hollow Point, en
  • munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
  • 1559 stuks (randvuur) kogelpatronen in het kaliber .22 Long Rifle (LR), type Ball, en
  • 1 stuks (centraalvuur) kogelpatroon in het kaliber 7,62x51, type Ball, en
  • 24 stuks (centraalvuur) kogelpatronen in het kaliber 5,56x45, type Ball, en
  • 2 stuks (centraalvuur) traangaspatronen (CS) in het kaliber 9 millimeter Pistol Automatik (PA-CS), en
  • 274 stuks (centraalvuur) oefenpatronen (Blanks) in het kaliber 5,56x45, en
  • 76 stuks (centraalvuur) knalpatronen in het kaliber 9 millimeter Pistol Automatik Knall (PAK), en
  • 7 stuks (centraalvuur) knalpatronen in het kaliber 9 millimeter Rand (R), en
  • 5 stuks knalpatronen, merk PTS, in het kaliber 9 millimeter Rand (R), en
  • 9 stuks (centraalvuur) kogelpatronen van het merk FN in het kaliber 9 millimeter Kort, type Full MetalJacket (FMJ) (uit pistool FN 1922), voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan metbetrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan metbetrekking tot een wapen van categorie II;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 382 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft bij zijn strafeis rekening gehouden met het feit dat verdachte weliswaar onder bedenkelijke omstandigheden wapens en munitie in bezit heeft gehad, maar al ruime tijd geschorst is uit de voorlopige hechtenis en in rustig vaarwater verkeert.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest met eventuele oplegging van een voorwaardelijk strafdeel. Daarbij heeft de raadsman zich aangesloten bij het advies van de reclassering en benadrukt dat verdachte de wapens en munitie bezat vanuit hobby en fascinatie en dat hij nooit verkeerde bedoelingen heeft gehad. Om verdachtes positieve ontwikkeling niet te doorkruisen is oplegging van een langer onvoorwaardelijk strafdeel niet passend. Gelet op het tijdsverloop en het feit dat verdachte geschorst is uit voorlopige hechtenis en feitelijk al twee jaren proeftijd erop heeft zitten, heeft de raadsman aangevoerd dat kan worden volstaan met een proeftijd van één jaar.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van de VNN van 17 mei 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee vuurwapens, een handgranaat en een grote hoeveelheid munitie bij [zorginstelling] , waar verdachte begeleid woonde. Er is een beangstigende situatie ontstaan toen de wapens en munitie, die verdachte verklaart al langere tijd in bezit te hebben gehad, werden aangetroffen. De zorginstelling moest ontruimd worden en de explosievenopruimingsdienst moest ter plaatse komen. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij een dergelijke hoeveelheid wapens en munitie in bezit had en ziet geen enkele rechtvaardiging in zijn verklaring dat hij wapens verzamelde als hobby, geen kwade bedoelingen had en, gelet op zijn verleden bij defensie, wist hoe hij met wapens om moest gaan. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt immers een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact.
Bij de oplegging van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten, waarbij als uitgangspunt onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden vermeld.
De rechtbank acht oplegging van een forse gevangenisstraf passend, maar ziet aanleiding om in onderhavige zaak het grootste deel daarvan voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het advies van de reclassering. De reclassering adviseert oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis samen met de Forensische Polikliniek en de reclassering gewerkt aan zijn psychische problemen en zijn alcoholmisbruik. Verdachte leidt in het huidige hulpverleningstraject, dat vrijwillig voortgezet kan worden, een rustig en stabiel leven, waarbij hij goed wordt ondersteund op de leefgebieden waar hij dat nodig heeft. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld, nu verdachte zich niet goed realiseert wat de impact van het bezit van de wapens en munitie is en hij kampt met een alcoholverslaving en PTSS. Deze risicofactoren hebben de afgelopen jaren echter niet tot risicovolle situaties geleid. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal de ingezette koers negatief doorkruisen, terwijl oplegging van een voorwaardelijke straf een goede waarschuwing is.
Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat sprake is van tijdsverloop, dat verdachte zich gedurende zijn schorsing aan de voorwaarden heeft gehouden en dat bij verdachte sprake is van persoonlijkheidsproblematiek.
De rechtbank acht, alles afwegende, conform de eis van de officier van justitie, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, alsmede oplegging van een forse voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur, passend.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met een proeftijd van één jaar.

In beslag genomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het in beslag genomen grendelgeweer moet worden onttrokken aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het in beslag genomen grendelgeweer vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu verdachte feit 1 daarmee heeft begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 382 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 360 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op één jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen grendelgeweer.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. H.J. Schuth, rechters, bijgestaan door mr. C.A.C. Thiadens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 juli 2022.
Mr. Vlietstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.