ECLI:NL:RBNNE:2022:2238

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
22/1300
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake IVA-uitkering en opvragen arbeidscontract

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker heeft om aanvullende stukken gevraagd die betrekking hebben op zijn lopende beroepszaak tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een IVA-uitkering. De beroepszaak is geregistreerd onder nummer LEE 21/3320 WIA OUDE en betreft een besluit op bezwaar van 2 september 2021, waarin aan verzoeker met ingang van 4 februari 2020 een IVA-uitkering is toegekend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 juni 2022 behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De voorzieningenrechter erkent het spoedeisend belang van verzoeker bij inzage in de gevraagde stukken, maar wijst het verzoek af. Hij legt uit dat het Uwv heeft aangegeven dat het door verzoeker gevraagde arbeidscontract niet bestaat en dat eerdere afspraken over de werkgever enkel golden binnen de WIA-procedure, niet binnen de IVA-procedure.

De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek om toezending van het contract niet kan worden ingewilligd en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot en is openbaar uitgesproken op 24 juni 2022. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/1300

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 juni 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)(verweerder)
(gemachtigde: S.S. Wiltjer-Rienstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker om aanvullende stukken die betrekking hebben op de lopende beroepszaak van verzoeker, bij de rechtbank geregistreerd onder het nummer LEE 21 / 3320 WIA OUDE. De beroepszaak gaat over het namens verzoeker ingediende beroep tegen het besluit op bezwaar van 2 september 2021 van het Uwv, waarin aan verzoeker met ingang van 4 februari 2020 een IVA-uitkering is toegekend.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3.1
Gelet op het belang van verzoeker bij inzage of toezending van stukken die zien op zijn lopende beroepszaak tegen het besluit van het Uwv over de toekenning van een IVA-uitkering neemt de voorzieningenrechter een spoedeisend belang aan. Het verzoek komt daarom voor een inhoudelijke beoordeling in aanmerking.
3.2
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3.3
Bij brief van 7 februari 2022 heeft verzoeker het Uwv gevraagd om toezending van een kopie van het arbeidscontract tussen verzoeker en [naam] Verzoeker betwist ooit een dienstverband met [naam] te zijn aangegaan. Het Uwv heeft op 19 mei 2022 aan verzoeker medegedeeld dat het door hem gevraagde arbeidscontract niet kan worden toegezonden omdat dit niet bestaat.
3.4
Het Uwv heeft er ook op gewezen dat eerder met verzoeker afspraken zijn gemaakt dat [naam 1] de werkgever is. Verzoeker betwist dit niet, maar stelt dat die afspraak slechts gold binnen de WIA-procedure. Nu is echter een IVA-procedure aan de orde en de IVA valt volgens verzoeker niet onder de werking van de vaststellingsovereenkomst. Hij wijst er daarbij op dat uit jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep in zijn algemeenheid volgt dat bij duuraanpraak een blijvende belemmering niet in de toekomst kan doorwerken.
3.5
Het Uwv heeft in het besluit op bezwaar verwezen naar de arbeidsdeskundige die heeft aangegeven dat het dienstverband staat geregistreerd onder [naam] , wat de handelsnaam is die hoort bij het loonheffingsnummer waaronder verzoekers dienstverband door zijn werkgever is aangemeld bij de Belastingdienst en waaronder zijn loon is uitbetaald. Het komt vaker voor, aldus de arbeidsdeskundige, dat de naam behorende bij het loonheffingsnummer afwijkt van de naam die de betreffende werkgever in het dagelijks verkeer hanteert.
3.6
Het is de voorzieningenrechter uit de uitleg van het Uwv duidelijk geworden dat het door verzoeker gevraagde stuk niet bij verweerder aanwezig is. Indien verzoeker dat wenst kan hij, zoals het Uwv heeft aangegeven, een correctieverzoek indienen bij de arbeidsdeskundige voor de door hem gewenste aanpassing.

Conclusie en gevolgen

4.1
Uit het voorgaande volgt dat aan het verzoek van verzoeker om toezending van het contract niet kan worden voldaan. Het verzoek dient daarom te worden afgewezen.
4.2
Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Lammerts-Rannenburg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.