ECLI:NL:RBNNE:2022:2216

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
18/291687-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging met gevangenisstraf en contactverbod

Op 30 juni 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging. De verdachte, geboren in 1978, werd ervan beschuldigd in de periode van 27 maart 2021 tot en met 26 oktober 2021 stelselmatig inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer door veelvuldig te bellen, voicemailberichten in te spreken, en berichten te sturen via telefoon, e-mail en sociale media. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen het slachtoffer heeft belaagd, maar ook dat hij dit deed ondanks dat het slachtoffer duidelijk had gemaakt geen contact meer te willen. De officier van justitie had veroordeling gevorderd, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele onderdelen van de tenlastelegging, waaronder het veelvuldig berichten sturen via sociale media en het oogmerk om vrees aan te jagen.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze onderdelen, maar achtte het overige ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 245 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werd een contactverbod opgelegd voor de duur van drie jaren, waarbij de verdachte geen contact mocht opnemen met het slachtoffer en haar kinderen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer, en het hoge recidiverisico van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank besloot ook dat de maatregel onmiddellijk uitvoerbaar was, gezien de kans dat de verdachte opnieuw strafbare feiten zou plegen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/291687-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 juni 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 juni 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Senior.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 27 maart 2021 tot en met 26 oktober 2021 te Assen en/of Hoogeveen en/of Coevorden, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
  • veelvuldig te bellen en/of de voicemail in te spreken en/of
  • veelvuldig berichten te sturen via de telefoon, e-mail of sociale media (Facebook en/of Instagram) en/of
  • op verschillende momenten en/of plaatsen die [slachtoffer] op te wachten en/of te achtervolgenmet het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde met uitzondering van het onder het tweede gedachtestreepje ten laste gelegde veelvuldig berichten sturen via social media (Facebook en/of Instagram) alsmede van het ten laste gelegde oogmerk aangeefster [slachtoffer] (hierna: aangeefster) vrees aan te jagen.
Ten aanzien van voornoemde onderdelen heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen een bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met uitzondering van - zoals ook door de officier van justitie naar voren is gebracht - het onder het tweede gedachtestreepje ten laste gelegde veelvuldig berichten sturen via social media (Facebook en/of Instagram) en het ten laste gelegde oogmerk aangeefster vrees aan te jagen. Hiervan dient verdachte te worden vrijgesproken.
De raadsman geeft aan dat het nooit de bedoeling is geweest van verdachte om aangeefster angstig te maken. Verdachte heeft met zijn handelen een (afsluitend) gesprek met haar willen afdwingen en realiseert zich nu dat hij hiermee een grens is overgegaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het strafdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor het onder het tweede gedachtestreepje ten laste gelegde veelvuldig berichten sturen via sociale media (Facebook en/of Instagram) en voor het ten laste gelegde oogmerk aangeefster vrees aan te jagen. Niet is gebleken dat verdachte in de ten laste gelegde periode aangeefster veelvuldig via sociale media berichten heeft gestuurd. Evenmin is gebleken dat verdachte het oogmerk heeft gehad aangeefster vrees aan te jagen.
De rechtbank zal verdachte dan ook (partieel) vrijspreken van deze onderdelen.
De rechtbank acht het overige ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 juni 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 17 augustus 2021,opgenomen op pagina 27 e.v. van het dossier van Politie Eenheid Noord-Nederland met dossiernummer 202122705 d.d. 17 januari 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
verdachte in de periode van 27 maart 2021 tot en met 26 oktober 2021 te Assen en Hoogeveen wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
  • veelvuldig te bellen en de voicemail in te spreken en
  • veelvuldig berichten te sturen via de telefoon, e-mail en
  • die [slachtoffer] op te wachten en te achtervolgenmet het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen en te dulden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

- Belaging
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Motivering van de op te leggen straf en maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 244 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. De officier van justitie gaat daarbij uit van 154 dagen voorarrest.
Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging gevorderd van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) voor de duur van 3 jaar, inhoudende een contactverbod met aangeefster en haar kinderen, alsmede een locatieverbod voor Hoogeveen en Coevorden. Per overtreding van dit verbod acht de officier van justitie 7 dagen hechtenis op zijn plaats. De officier van justitie heeft tevens gevorderd voornoemde maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest. Met betrekking tot de duur van een eventueel op te leggen voorwaardelijk deel refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. Indien de rechtbank een maatregel ex artikel 38v Sr overweegt, verzoekt de raadsman de rechtbank om geen locatieverbod voor Hoogeveen en Coevorden op te leggen, nu dit verdachte in grote mate beperkt in zijn vrijheid. Daarbij acht de raadsman van belang dat zijn werkzaamheden hier deels worden verricht en bovendien niet is gebleken dat verdachte sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op 30 maart 2022 in Hoogeveen en/of Coevorden is geweest om contact te zoeken met aangeefster.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het Pro Justitia rapport van 10 februari 2022, opgemaakt door N. van der Weegen,
GZ-psycholoog en het rapport van Reclassering Nederland van 18 maart 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 maart 2021, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich gedurende een periode van 7 maanden schuldig gemaakt aan het stalken van aangeefster door haar, nadat hun relatie was beëindigd, veelvuldig te bellen, voicemail berichten in te spreken, berichten te sturen via de telefoon en email, almede door haar op te wachten en te achtervolgen. Hij heeft haar op intensieve wijze belaagd, terwijl het voor hem duidelijk was dat zij na het beëindigen van de relatie geen contact meer met hem wilde. Verdachte heeft geen gehoor gegeven aan de uitdrukkelijk wens van aangeefster, maar heeft zich enkel door zijn eigen frustratie en emotie laten leiden. Ook het stopgesprek met een politieambtenaar op 4 mei 2021 heeft verdachte in de wind geslagen en ook daarna heeft hij veelvuldig contact met aangeefster gezocht. Door zo te handelen werd aangeefster voortdurend ongewild met verdachte geconfronteerd, waardoor haar persoonlijke levenssfeer ernstig werd aangetast. Dit blijkt ook uit de inhoud van haar aangifte. Verdachte heeft geen enkel oog gehad voor de grote impact die zijn gedragingen hadden op het leven van aangeefster en de mensen om haar heen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Tevens heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van 10 februari 2022, opgemaakt door N. van der Weegen, GZ-psycholoog. In dit rapport is -onder meer- zakelijk weergegeven:
Verdachte lijdt aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Deze stoornis heeft in grote mate doorgewerkt in het tenlastegelegde gedrag. Verdachte wist dat aangeefster geen contact meer met hem wilde. Hij vond echter, ook vanuit de narcistische persoonlijkheidsstoornis, zijn eigen behoefte belangrijker dan het respecteren van de behoefte van aangeefster. Hoewel de stoornis doorwerkte in het gedrag van verdachte, maakte hij keer op keer de afgewogen keuze nogmaals contact met haar te zoeken.
Hij had dit ook kunnen laten, er was geen sprake van een belemmerde keuzevrijheid.
De deskundige adviseert hem het tenlastegelegde daarom volledig toe te rekenen.
De deskundige acht verder het recidiverisico hoog.
Verdachte is er, door zijn stoornis, van overtuigd dat er met hem niets aan de hand is en dat hij niets verkeerd heeft gedaan. Eerder deed AFPN gedurende meerdere jaren pogingen het probleembesef van verdachte te vergroten. Dit leidde tot niets. Feedback leidt er, als verdachte het hoort, toe dat verdachte de brenger van de feedback devalueert en wegzet, waardoor hij zich de inhoud van de feedback ook niet meer hoeft aan te trekken.
De deskundige adviseert daarom geen behandeling. Mocht de rechtbank verdachte toch willen volgen, lijkt dat alleen binnen het kader van een Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbenemende Maatregel (GVM) te kunnen.
Reclassering Nederland heeft op 18 maart 2022 een advies uitgebracht, waarin - onder meer - zakelijk is weergegeven:
De reclassering acht de kans op recidive hoog en kan zich vinden in het advies van de deskundige in het Pro Justitia rapport. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf een GVM op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de gevangenisstraf.
De rechtbank kan zich vinden in de adviezen en conclusies van de deskundige en de reclassering en maakt deze tot de hare.
De op te leggen straf
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 245 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden.
Het onvoorwaardelijk strafdeel is gelijk aan het voorarrest, waarbij de rechtbank uitgaat van een duur van het voorarrest van 155 dagen. Het voorwaardelijk strafdeel dient er toe verdachte in de toekomst ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De maatregel overeenkomstig artikel 38v Sr.
De rechtbank is, mede gelet op het hoge recidiverisico, van oordeel dat oplegging van een maatregel ex artikel 38v Sr ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten door verdachte passend en geboden is.
Deze maatregel bestaat uit een contactverbod, inhoudende dat verdachte gedurende 3 jaren op geen enkele wijze direct of indirect contact mag opnemen met aangeefster [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1977, wonende te [straatnaam] , [woonplaats] en haar drie minderjarige kinderen [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] eveneens wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
De rechtbank zal bepalen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
De rechtbank acht een locatieverbod voor de plaatsen Hoogeveen en Coevorden - zoals gevorderd door de officier van justitie - niet noodzakelijk, nu verdachte hiermee teveel in zijn bewegingsvrijheid wordt beperkt en bovendien reeds een contactverbod wordt opgelegd dat er voor moet zorgdragen dat verdachte geen contact zoekt met aangeefster en haar kinderen.
De dadelijke uitvoerbaarheid.
De rechtbank zal bevelen dat de maatregel 38v Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen.

Beslag

De rechtbank acht de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon, Apple 7, vatbaar voor verbeurdverklaring nu gebleken is dat het strafbare feit is begaan met behulp van deze telefoon en deze toebehoort aan verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 245 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 90 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze
- direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met aangeefster [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1977, wonende te [straatnaam] , [woonplaats] en haar kinderen [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] eveneens wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale maximum duur van 6 maanden
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen telefoon, Apple 7.

Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. H. Wachtmeester-Koning, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 juni 2022.
Mr. M.S. van der Kuijl en mr. M. van der Veen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.