Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 244 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. De officier van justitie gaat daarbij uit van 154 dagen voorarrest.
Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging gevorderd van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) voor de duur van 3 jaar, inhoudende een contactverbod met aangeefster en haar kinderen, alsmede een locatieverbod voor Hoogeveen en Coevorden. Per overtreding van dit verbod acht de officier van justitie 7 dagen hechtenis op zijn plaats. De officier van justitie heeft tevens gevorderd voornoemde maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest. Met betrekking tot de duur van een eventueel op te leggen voorwaardelijk deel refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. Indien de rechtbank een maatregel ex artikel 38v Sr overweegt, verzoekt de raadsman de rechtbank om geen locatieverbod voor Hoogeveen en Coevorden op te leggen, nu dit verdachte in grote mate beperkt in zijn vrijheid. Daarbij acht de raadsman van belang dat zijn werkzaamheden hier deels worden verricht en bovendien niet is gebleken dat verdachte sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op 30 maart 2022 in Hoogeveen en/of Coevorden is geweest om contact te zoeken met aangeefster.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het Pro Justitia rapport van 10 februari 2022, opgemaakt door N. van der Weegen,
GZ-psycholoog en het rapport van Reclassering Nederland van 18 maart 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 maart 2021, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich gedurende een periode van 7 maanden schuldig gemaakt aan het stalken van aangeefster door haar, nadat hun relatie was beëindigd, veelvuldig te bellen, voicemail berichten in te spreken, berichten te sturen via de telefoon en email, almede door haar op te wachten en te achtervolgen. Hij heeft haar op intensieve wijze belaagd, terwijl het voor hem duidelijk was dat zij na het beëindigen van de relatie geen contact meer met hem wilde. Verdachte heeft geen gehoor gegeven aan de uitdrukkelijk wens van aangeefster, maar heeft zich enkel door zijn eigen frustratie en emotie laten leiden. Ook het stopgesprek met een politieambtenaar op 4 mei 2021 heeft verdachte in de wind geslagen en ook daarna heeft hij veelvuldig contact met aangeefster gezocht. Door zo te handelen werd aangeefster voortdurend ongewild met verdachte geconfronteerd, waardoor haar persoonlijke levenssfeer ernstig werd aangetast. Dit blijkt ook uit de inhoud van haar aangifte. Verdachte heeft geen enkel oog gehad voor de grote impact die zijn gedragingen hadden op het leven van aangeefster en de mensen om haar heen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Tevens heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van 10 februari 2022, opgemaakt door N. van der Weegen, GZ-psycholoog. In dit rapport is -onder meer- zakelijk weergegeven:
Verdachte lijdt aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Deze stoornis heeft in grote mate doorgewerkt in het tenlastegelegde gedrag. Verdachte wist dat aangeefster geen contact meer met hem wilde. Hij vond echter, ook vanuit de narcistische persoonlijkheidsstoornis, zijn eigen behoefte belangrijker dan het respecteren van de behoefte van aangeefster. Hoewel de stoornis doorwerkte in het gedrag van verdachte, maakte hij keer op keer de afgewogen keuze nogmaals contact met haar te zoeken.
Hij had dit ook kunnen laten, er was geen sprake van een belemmerde keuzevrijheid.
De deskundige adviseert hem het tenlastegelegde daarom volledig toe te rekenen.
De deskundige acht verder het recidiverisico hoog.
Verdachte is er, door zijn stoornis, van overtuigd dat er met hem niets aan de hand is en dat hij niets verkeerd heeft gedaan. Eerder deed AFPN gedurende meerdere jaren pogingen het probleembesef van verdachte te vergroten. Dit leidde tot niets. Feedback leidt er, als verdachte het hoort, toe dat verdachte de brenger van de feedback devalueert en wegzet, waardoor hij zich de inhoud van de feedback ook niet meer hoeft aan te trekken.
De deskundige adviseert daarom geen behandeling. Mocht de rechtbank verdachte toch willen volgen, lijkt dat alleen binnen het kader van een Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbenemende Maatregel (GVM) te kunnen.
Reclassering Nederland heeft op 18 maart 2022 een advies uitgebracht, waarin - onder meer - zakelijk is weergegeven:
De reclassering acht de kans op recidive hoog en kan zich vinden in het advies van de deskundige in het Pro Justitia rapport. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf een GVM op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de gevangenisstraf.
De rechtbank kan zich vinden in de adviezen en conclusies van de deskundige en de reclassering en maakt deze tot de hare.
De op te leggen straf
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 245 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden.
Het onvoorwaardelijk strafdeel is gelijk aan het voorarrest, waarbij de rechtbank uitgaat van een duur van het voorarrest van 155 dagen. Het voorwaardelijk strafdeel dient er toe verdachte in de toekomst ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De maatregel overeenkomstig artikel 38v Sr.
De rechtbank is, mede gelet op het hoge recidiverisico, van oordeel dat oplegging van een maatregel ex artikel 38v Sr ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten door verdachte passend en geboden is.
Deze maatregel bestaat uit een contactverbod, inhoudende dat verdachte gedurende 3 jaren op geen enkele wijze direct of indirect contact mag opnemen met aangeefster [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1977, wonende te [straatnaam] , [woonplaats] en haar drie minderjarige kinderen [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] eveneens wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
De rechtbank zal bepalen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
De rechtbank acht een locatieverbod voor de plaatsen Hoogeveen en Coevorden - zoals gevorderd door de officier van justitie - niet noodzakelijk, nu verdachte hiermee teveel in zijn bewegingsvrijheid wordt beperkt en bovendien reeds een contactverbod wordt opgelegd dat er voor moet zorgdragen dat verdachte geen contact zoekt met aangeefster en haar kinderen.
De dadelijke uitvoerbaarheid.
De rechtbank zal bevelen dat de maatregel 38v Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen.