ECLI:NL:RBNNE:2022:2204

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
18/312045-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van alcohol met zwaar lichamelijk letsel voor meerdere slachtoffers

Op 7 december 2020 heeft de verdachte, onder invloed van alcohol, een verkeersongeval veroorzaakt in Veendam. Dit ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor drie slachtoffers en licht letsel voor een vierde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos heeft gereden door met haar voertuig over een trottoir te rijden en daarbij twee voetgangers te raken. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een rijontzegging van drie jaar. De rechtbank heeft de feiten beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte niet alleen de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht, maar ook de slachtoffers ernstig heeft benadeeld. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet nodig was, gezien het lage risico op herhaling en het schuldbewustzijn van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet, waaronder rijden onder invloed van alcohol en het veroorzaken van gevaar op de weg.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/312045-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 juni 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1956 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 juni 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G. Meijer, advocaat te Veendam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.G. Broekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
primairzij op of omstreeks 7 december 2020 te Veendam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg(en), de [straatnaam] en/of de [straatnaam] en/of een in of tussen die [straatnaam] en/of die [straatnaam] gelegen rotonde, zich zodanig heeft gedragen dat een of meer aan haar schuld te wijten verkeersongeval(len) hebben/heeft plaatsgevonden door (telkens) roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
  • nadat verdachte genoemde rotonde was opgereden en aldaar met het door haar bestuurdemotorrijtuig al dan niet gedeeltelijk door/in een langs die rotonde gelegen plantsoen was gereden
  • met dat door verdachte bestuurde motorrijtuig die [straatnaam] in te rijden en
  • in plaats van zoveel mogelijk rechts te houden
  • naar links en/of over de/een verhoogde middenberm van/in die [straatnaam] te rijden en/of temanouevreren, zodanig dat verdachte met het door haar bestuurde motorrijtuig is terechtgekomen op de voor het verkeer uit tegengestelde richting bestemde rijstrook of gedeelte van die weg, juist op het moment dat een of meer over laatstgenoemd(e) rijstrook of gedeelte van die weg tegemoetkomend(e) motorrijtuig(en), te weten een personenauto (merk [auto] ) en/of een andere personenauto, (merk [auto] ), het door verdachte bestuurde motorrijtuig reeds dicht waren/was genaderd en/of tegemoet kwam(en), en/of
(vervolgens) met dat door haar bestuurde motorrijtuig op /over het naast die
[straatnaam] gelegen trottoir te rijden, juist op het moment dat op/over dat trottoir twee voetgangers liepen/stonden, en/of
(vervolgens) over/in een naast die [straatnaam] gelegen grasveld te rijden en/of in dat grasveld tegen een aldaar staande boom te botsen en/of aan te rijden, waardoor een ander (te weten een van genoemde voetgangers, genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kop van de/een heup en/of een gebroken heup), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, en/of
waardoor een ander (te weten de/een inzittende van genoemd motorrijtuig, merk [auto] , genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken borstbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, en/of waardoor een ander (te weten de/een inzittende van het door verdachte bestuurde motorrijtuig, genaamd [slachtoffer 3] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten twee gebroken nekwervels, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl zij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de
Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
subsidiairzij op of omstreeks 7 december 2020, te Veendam, als bestuurster van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg(en), de [straatnaam] en/of de [straatnaam] en/of een in/tussen die [straatnaam] en/of die [straatnaam] gelegen rotonde,
  • nadat verdachte genoemde rotonde was opgereden en aldaar met het door haar bestuurdemotorrijtuig al dan niet gedeeltelijk door/in een langs die rotonde gelegen plantsoen was gereden
  • met dat door verdachte bestuurde motorrijtuig die [straatnaam] is ingereden en
  • in plaats van zoveel mogelijk rechts te houden
  • naar links en/of over de/een verhoogde middenberm van/in die [straatnaam] is gereden en/ofgemanouevreerd, zodanig dat verdachte met het door haar bestuurde motorrijtuig is terechtgekomen op de voor het verkeer uit tegengestelde richting bestemde
rijstrook of gedeelte van die weg, juist op het moment dat een of meer over laatstegnoemd(e) rijstrook ef gedeelte van die weg tegemoetkomend(e) motorrijtuig(en), te weten een personenauto (merk [auto] ) en/of een (andere) personenauto, (merk [auto] ), het door verdachte bestuurde motorrijtuig reeds dicht waren/was genaderd en/of tegemoet kwam(en), en/of
(vervolgens) met dat door haar bestuurde motorrijtuig op/over het naast die
[straatnaam] gelegen trottoir is gereden, juist op het moment dat op/over dat trottoir twee voetgangers liepen/stonden, en/of
(vervolgens) over/in een naast die [straatnaam] gelegen grasveld is gereden en/of in dat grasveld tegen een aldaar staande boom is gebotst en/of is aangereden, waardoor een ander (te weten een van genoemde voetgangers, genaamd [slachtoffer 1] ) (zwaar) lichamelijk letsel werd toegebracht, en/of waardoor een ander (te weten de/een inzittende van genoemd motorrijtuig, merk [auto] , genaamd
[slachtoffer 2] ) (zwaar) lichamelijk letsel werd toegebracht, en/of waardoor een ander (te weten de/een inzittende van het door verdachte bestuurde motorrijtuig, genaamd [slachtoffer 3] ) (zwaar) lichamelijk letsel werd toegebracht, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
zij op of omstreeks 7 december 2020 te Veendam, als bestuurster van een motorrijtuig,
(personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 395 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn; 3.
zij op of omstreeks 7 december 2020, te Veendam, als bestuurster van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg(en), de [straatnaam] en/of de [straatnaam] en/of een in die [straatnaam] en/of die [straatnaam] gelegen rotonde,
  • nadat verdachte genoemde rotonde was opgereden en aldaar met het door haar bestuurdemotorrijtuig al dan niet gedeeltelijk door/in een langs die rotonde gelegen plantsoen was gereden
  • met dat door verdachte bestuurde motorrijtuig die [straatnaam] is ingereden en
  • in plaats van zoveel mogelijk rechts te houden
  • naar links en/of over de/een verhoogde middenberm van/in die [straatnaam] is gereden en/ofgemanouevreerd, zodanig dat verdachte met het door haar bestuurde motorrijtuig is terechtgekomen op de voor het verkeer uit tegengestelde richting bestemde
rijstrook of gedeelte van die weg, juist op het moment dat een of meer over laatstegnoemd(e) rijstrook of gedeelte van die weg tegemoetkomend(e) motorrijtuig(en), te weten een personenauto (merk [auto] ) en/of een (andere) personenauto, (merk [auto] ), het door verdachte bestuurde motorrijtuig reeds dicht waren/was genaderd en/of tegemoet kwam(en), en/of
(vervolgens) met dat door haar bestuurde motorrijtuig op/over het naast die
[straatnaam] gelegen trottoir is gereden, juist op het moment dat op/over dat trottoir twee voetgangers liepen/stonden, en/of
(vervolgens) over/in een naast die [straatnaam] gelegen grasveld is gereden en/of in dat grasveld tegen een aldaar staande boom is gebotst en/of is aangereden, waardoor een ander (te weten een van genoemde voetgangers, genaamd [slachtoffer 4] ) letsel werd toegebracht, en/of waardoor een ander (te weten de bestuurder van genoemd motorrijtuig, merk [auto] , genaamd
[slachtoffer 5] ) schade heeft bekomen, en/of waardoor een ander (te weten de bestuurder van genoemd motorrijtuig, merk [auto] , genaamd
[slachtoffer 6] ) schade heeft bekomen door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 primair, 2 en 3. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte het verwijt kan worden gemaakt dat zij zeer onvoorzichtig, maar in ieder geval aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte wellicht de rotonde heeft gemist door een stuurfout voor de rotonde, waardoor zij een betonrand heeft geraakt en als gevolg daarvan in het naastgelegen plantsoen is beland. Uit de VerkeersOngevallenAnalyse (VOA) zou kunnen worden opgemaakt dat daarna een noodstop maken of afremmen niet mogelijk was omdat de remmen waren beschadigd en dat goed bijsturen niet mogelijk was door een beschadiging aan de wielen en/of banden. Het enkele feit dat verdachte de rotonde heeft gemist door een stuurfout -een enkele verkeersfout- levert geen schuld op als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna ook: WVW) en al helemaal geen roekeloosheid. Het zou kunnen dat alcohol een rol heeft gespeeld, maar dat staat niet vast.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat verdachte slechts kan worden verweten dat zij niet goed heeft uitgekeken en onzorgvuldig is geweest bij het naderen van de rotonde door tegen een betonrand te rijden en wellicht dat zij, toen zij in het plantsoen belandde, een verkeerde keuze heeft gemaakt door de [straatnaam] in te rijden. Daarbij is niet uitgesloten en zelfs aannemelijk dat alles wat daarna is gebeurd een gevolg is geweest van mogelijk aan de auto ontstane gebreken. Van dit deel moet verdachte daarom worden ontslagen van rechtsvervol-ging vanwege het ontbreken van iedere schuld.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat vrijspraak dient te volgen indien de rechtbank vrijspreekt van feit 1 primair. Bij feit 3 gaat het immers om exact dezelfde gedragingen als bij feit 1 subsidiair, alleen met andere gevolgen daaraan gekoppeld.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 16 juni 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 7 december 2020 ben ik in de middag naar Veendam gegaan en heb daar drie of vier halve liters bier gedronken. Ik had die dag nog niet gegeten en ik slik antidepressiva. [slachtoffer 3] reed met mij mee naar de [straatnaam] . Ik reed over de [straatnaam] en bij de rotonde raakte ik iets. Ik weet nog dat ik een auto heb geschampt en een andere auto frontaal heb geraakt. Ik reed bijna dagelijks over die rotonde. Ik weet dat [slachtoffer 3] nu nog steeds last van zijn nek heeft.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, nummer
07.12.2020.20.00.63999, d.d. 12 februari 2021, opgenomen op pagina 44 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020338731 d.d. 24 februari 2021, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Wij hebben op 7 december 2020, omstreeks 20:00 uur, een nader onderzoek ingesteld naar aanleiding van het hierna genoemde verkeersongeval. Bij dit ongeval waren de volgende voertuigen betrokken:
Voertuig 1: personenauto, merk [auto] .
Voertuig 2: personenauto, merk [auto] .
Voertuig 3: personenauto, merk [auto] .
1.2
Beknopte ongevalsbeschrijving
Op 7 december reed bestuurster van voertuig 1 over de [straatnaam] , komende uit de richting van de [straatnaam] . Ter hoogte van de rotonde [straatnaam] / [straatnaam] had de bestuurster van voertuig 1 niet meer de volledige controle over haar voertuig. Ze reed door een plantsoen aan de buitenzijde van de bovenstaande rotonde en over een verhoogde middenberm om vervolgens de [straatnaam] in te rijden. Bestuurster van voertuig 1 kwam vervolgens in botsing met voertuig 2, rijdend over de [straatnaam] en komende uit de richting van het [naam] . Vervolgens kwam bestuurster van voertuig 1 op de [straatnaam] frontaal in botsing met voertuig 3. Voertuig 3 reed over de [straatnaam] en komende uit de richting van het [naam] . Als gevolg van deze botsing kwam voertuig 1 via het trottoir en berm met zijn voorzijde tot stilstand tegen een boom. Bij het trottoir overgaan kwam voertuig 1 in botsing met een voetganger. Als gevolg van bovenstaande botsingen liepen de voetganger, bijrijder van voertuig 1 en bijrijder van voertuig 3 lichamelijk letsel op.
2.1.1
Wegsituatie
Het verkeersongeval vond plaats op de [straatnaam] , gelegen binnen de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Veendam.
2.2.7
Sporen aan betrokken voertuigen
Voertuig 2, merk [auto] : Wij zagen aan de linker achterzijde van het voertuig recente schade.
Voertuig 3, merk [auto] : Wij zagen aan de voorzijde van het voertuig recente schade.
5.2
Oorzaak, toedracht en gevolg
Voertuig 1 reed over de [straatnaam] , komende uit de richting van de [straatnaam] en gaande in de richting van de [straatnaam] . Toen voertuig 1 bij de rotonde [straatnaam] met [straatnaam] en [straatnaam] aankwam, was bestuurster niet in staat om de rotonde op juiste wijze te nemen en kwam met haar voertuig volledig in een naastgelegen plantsoen terecht.
Vervolgens sloeg voertuig 1 rechtsaf de [straatnaam] in. Gezien de recente krassporen op de middenberm net na de rotonde en de in het verlengde daarvan aangetroffen kunststoffragmenten, is voertuig 1 waarschijnlijk bij het rechts afslaan van de rotonde over de verhoogde middenberm gereden.
Op de [straatnaam] kreeg voertuig 1 een aanrijding, waarbij voertuig 1 met zijn linkerzijde tegen de linkerzijde van het tegemoetkomende voertuig 2 aan reed.
Na bovenstaande aanrijding reed voertuig 1 door en botste op de [straatnaam] met de rechtervoorzijde frontaal tegen de rechtervoorzijde van het tegemoetkomende voertuig 3. Deze botsing vond, gezien vanuit de rijrichting van voertuig 1, plaats op de linker rijstrook.
Na deze botsing reed voertuig 1 over het trottoir. Op het trottoir reed voertuig 1 een voetganger aan. Deze voetganger kwam vervolgens terecht in het naast gelegen grasveld. Ten gevolge van deze aanrijding liep de voetganger zwaar beenletsel op.
Vanaf het trottoir kwam voertuig 1 terecht in het naastgelegen grasveld, botste tegen een in het grasveld staande boom en kwam tegen deze boom tot stilstand. Wij zagen vanaf het trottoir tot aan het voertuig blokkeer- en woelsporen in de berm. De blokkeersporen waren afkomstig van de voorwielen. Waarschijnlijk zijn beide voorwielen klem komen te zitten door de voorgaande botsingen met voertuig 2 en 3. Aan de hand van deze blokkeersporen konden wij niet vaststellen of de bestuurster had gepoogd te remmen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal rijden onder invloed
d.d. 8 december 2020 met als bijlage een afdruk van het ademanalyseapparaat, opgenomen op pagina 124 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 7 december 2020 om 20:03 uur heeft de verdachte zich onderworpen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8 lid 2, onder a, Wegenverkeerswet 1994. Dit heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek, waarvan de uitslag is vermeld op de bijgevoegde afdruk. Aan de verdachte is meegedeeld dat het onderzoeksresultaat van de ademanalyse van haar adem 395 µg/l bedroeg.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige
d.d. 9 december 2020, opgenomen op pagina 144 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 6] :
Ik reed rechtsaf de [straatnaam] in om vervolgens richting de rotonde te rijden.
Een paar honderd meter voor de rotonde ging het mis. Ik zag dat een grijze [auto] mij tegemoet kwam. Ik zag dat de [auto] van haar rijstrook richting die van mij kwam. Ik heb daarop naar rechts gestuurd, richting de stoep. Ik wilde de grijze [auto] ontwijken. Maar helaas reed de grijze [auto] tegen de linker zijkant van mijn [auto] , ter hoogte van het achterportier. Omdat de grijze [auto] niet stopte, ben ik gekeerd. Ik dacht dat de grijze [auto] er vandoor ging. Door de aanrijding ontstond schade aan mijn auto.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige
d.d. 8 december 2020, opgenomen op pagina 135 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 5] :
Ik was gisteren als bestuurder onderweg met mijn [auto] , samen met [slachtoffer 2] . Wij reden op de [straatnaam] in de richting van de rotonde. Ik zag ineens een auto recht op mij afkomen. De auto reed rechts bij mijn auto langs en raakte mij vol aan de rechterkant.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige
d.d. 8 december 2020, opgenomen op pagina 138 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik zat dus als passagier naast [slachtoffer 5] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 5] ). Ik zag twee lichten van een andere auto op ons afkomen, en toen volgde de aanrijding. Ik ben afgevoerd door de ambulance en heb een nacht doorgebracht in het Ommelander Ziekenhuis. Ik heb een gebroken borstbeen.
7. Een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 2] , op 17 december 2020 opgemaaktdoor M.N. Klinkenbijl, orthopeed-traumatoloog, opgenomen op pagina 91 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Bovengenoemde patiënt zag ik op 17-12-2020 op de polikliniek Orthopedie van Ommelander Ziekenhuis Groningen.
Conclusie: Status na auto ongeval, met sternum fractuur, pijn onder controle.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen
d.d. 15 december 2020, opgenomen op pagina 105 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 14 december 2020 is door mij telefonisch contact opgenomen met getuige/slachtoffer [slachtoffer 3] voor een getuigenverklaring van het verkeersongeval in Veendam, waarbij hij als inzittende van de grijze [auto] betrokken was. In het gesprek gaf [slachtoffer 3] aan dat hij als gevolg van het verkeersongeval 2 nekwervels had gebroken en daardoor een harnas moest dragen wat aan zijn hoofd bevestigd is.
9. Een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 3] , op 22 december 2020 opgemaaktdoor drs. M. Sietsma, arts-assistent neurochirurgie, opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Reden bericht: ontslag patiënt uit ziekenhuis. Opname periode: 8-12-2020 t/m 12-12-2020. Conclusie: Hoog-energetisch trauma (als bijrijder bij auto versus boom) waarbij opgelopen C1-2 fracturen zonder neurologische uitval waarvoor aanleggen HALO-frame. Beleid bij ontslag: Continueren HALO-frame gedurende 12 weken..
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige
d.d. 6 januari 2021, opgenomen op pagina 155 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 7 december 2020 liep ik samen met mijn man, [slachtoffer 4] , in Veendam. Volgens mij was het ongeveer 19.40 uur toen we op het trottoir van de [straatnaam] liepen. We liepen in de richting van de rotonde met de [straatnaam] . Ik zag toen dat vanuit de richting van de rotonde van de [straatnaam] een witte, grijzige auto naar ons toe reed. Ik zag dat die auto steeds meer naar het midden van de weg reed. Daarna zag ik dat de auto die ons tegemoet reed tegen een auto knalde die ons zojuist gepasseerd was. Ik zag dat die grijs-witte auto door de aanrijding wat omhoog kwam, daarna weer neerkwam en als een katapult op ons afkwam. Dat ging echt heel snel. Terwijl ik wegsprong voelde ik opeens een doffe knal en belandde ik op de grond.
Ik zag dat die auto die mij aangereden had, vlakbij tegen een boom terecht gekomen was, ik denk ongeveer zo'n drie meter bij mij vandaan. Ik zag toen dat het een [auto] was. Ik voelde op mijn heup een hele dikke bobbel. Mijn linkerbeen bleek uit de kom te zijn. Ik werd naar het Martiniziekenhuis gebracht. Ik ben daar toen 's nachts nog geopereerd, het bleek een zeer gecompliceerde operatie te zijn. Tijdens de operatie bleek dat er zowel in de kop als de hals van de heup breuken zaten. Met schroeven en platen is de zaak weer hersteld. Voor het herstel staat een jaar volgens de dokter.
11. Een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 1] , opgemaakt en ondertekend doorS.C. van Veen, arts, opgenomen op pagina 85 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
- Uitwendig waargenomen letsel:
Fors letsel linker heup: gebroken kop en gebroken heup.
  • Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 7/12 en 21/12/2020.
  • Overige van belang zijnde informatie:
7/12 operatie heup links, kans op afsterven heupkop. - Geschatte duur van de genezing: 1 jaar.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige
d.d. 7 januari 2021, opgenomen op pagina 158 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
Op 7 december 2020, omstreeks 19.40 uur, liep ik samen met mijn vrouw, [slachtoffer 1] , op de [straatnaam] te Veendam. Wij liepen op het trottoir. Ik zag een witte/grijze auto ons tegemoet komen rijden, uit de richting van de rotonde. Ik zag dat deze wit/grijze auto over de middenlijn reed en dus tegen het verkeer inreed. Op datzelfde moment reed deze wit/grijze auto frontaal tegen een andere donkere auto aan. Ik zag dat de wit/grijze auto het trottoir als een katapult opschoot, ons tegemoet. Ik voelde dat ik geraakt werd aan mijn linkerbeen. Ik merkte dat ik niet goed kon lopen.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige
d.d. 11 december 2020, opgenomen op pagina 148 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Op 7 december 2020, omstreeks 19:30 uur, reed ik in Veendam. Ik wilde naar de rotonde [straatnaam] . Ik kwam achter een zilvergrijze [auto] te rijden. Ik zag dat de [auto] voor mij de rotonde ruim nam en daarbij de vluchtheuvels en de betonnen rand meenam. De auto reed over de verkeersheuvel en ging vanaf de weg gezien waar wij weg kwamen, driekwart. Ik nam toen de beslissing om ook driekwart de rotonde te nemen en achter de [auto] aan te rijden. Ik zag, toen de auto over de heuvels reed, dat er onderdelen in het rond vlogen. Vervolgens reed de [auto] over de [straatnaam] . De [auto] ging versnellen, ik reed op dat moment 60 kilometer per uur, en de [auto] reed op mij uit. Vervolgens zag ik dat de [auto] frontaal op een auto reed die uit tegengestelde richting reed. Deze auto reed op zijn eigen weghelft. Dit was volgens mij een [auto] . Na deze aanrijding vloog de auto de stoep op en ik zag dat de [auto] tegen de boom tot stilstand kwam. Ik ben vervolgens gestopt bij het ongeval. Ik zag toen een vrouw in het gras liggen. Ik ben doorgelopen naar de [auto] . Ik zag op de bestuurdersstoel een mevrouw zitten. De bestuurster zei tegen mij als eerste ‘ik heb alcohol gehad’.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige
d.d. 9 december 2020, opgenomen op pagina 141 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Gisteravond (de rechtbank begrijpt: 7 december 2020) zat ik voor het raam van mijn woning te Veendam. Ik had zicht op de [straatnaam] . Ik zag een auto vanaf de rotonde komen, een donkere auto. Ik hoorde een klap. Daarna hoorde ik keihard gas geven. Ik zag vervolgens dat de auto op de verkeerde weghelft kwam en frontaal op een tegenligger reed.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Om ten aanzien van feit 1 tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW is vereist dat het rijgedrag van verdachte zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam is geweest. De rechtbank dient te beoordelen of er in dit geval sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van de gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Schuld in de zin van roekeloosheid is de zwaarste, aan opzet grenzende schuldvorm, waarvan slechts in uitzonderlijke gevallen sprake kan zijn. De rechtbank is, evenals de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat in dit geval geen sprake is van roekeloosheid, zodat verdachte zal worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Verdachte kan wel worden verweten dat zij een auto is gaan besturen terwijl zij onder invloed van alcohol verkeerde. Voorts kan verdachte worden verweten dat zij met haar auto op de rotonde [straatnaam] met [straatnaam] en [straatnaam] -een plek waar zij toen bijna dagelijks reed- in een naastgelegen plantsoen terecht is gekomen, waarbij zij een voorgelegen betonrand heeft geraakt, en dat zij de auto daarna niet tijdig onder controle heeft gebracht. Na het verlaten van de rotonde is verdachte de [straatnaam] ingereden, waarbij zij onvoldoende rechts heeft gehouden en daardoor over een verhoogde middenberm is gereden. Vervolgens heeft zij op de [straatnaam] twee auto’s geraakt, waarna zij de naastgelegen stoep is opgereden, twee voetgangers heeft aangereden en na een aantal meter tot stilstand is gekomen tegen een boom, zonder dat zij de snelheid verminderde, terwijl zij daartoe genoeg gelegenheid heeft gehad.
Dat verdachte niet kon afremmen of bijsturen door een technisch mankement aan de auto, ontstaan op het moment dat verdachte de betonrand op de rotonde heeft geraakt, is niet aannemelijk geworden. Op grond van de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] kan zelfs worden vastgesteld dat verdachte na het verlaten van de rotonde snelheid heeft vermeerderd. Dat verdachte kon bijsturen, blijkt uit het feit dat zij na de rotonde de afslag richting de [straatnaam] heeft genomen.
Naar het oordeel van de rechtbank leidt het voorgaande tot de conclusie dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden. Als gevolg daarvan hebben drie slachtoffers zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank acht daarom het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen. Ook de feiten 2 en 3 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, waarbij met betrekking tot het derde feit de voornoemde overwegingen redengevend zijn voor het oordeel dat verdachte door haar gedragingen gevaar op die weg heeft veroorzaakt en dat daardoor het verkeer op die weg werd gehinderd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
zij op 7 december 2020 te Veendam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de wegen de [straatnaam] en de [straatnaam] en een in of tussen die [straatnaam] en die [straatnaam] gelegen rotonde, zich zodanig heeft gedragen dat aan haar schuld te wijten verkeersongevallen hebben plaatsgevonden door telkens aanmerkelijk onvoorzichtig
  • nadat verdachte genoemde rotonde was opgereden en aldaar met het door haar bestuurdemotorrijtuig gedeeltelijk door een langs die rotonde gelegen plantsoen was gereden
  • met dat door verdachte bestuurde motorrijtuig die [straatnaam] in te rijden en
  • in plaats van zoveel mogelijk rechts te houden
  • naar links en over de verhoogde middenberm van die [straatnaam] te rijden of te manoeuvreren,zodanig dat verdachte met het door haar bestuurde motorrijtuig is terechtgekomen op de voor het verkeer uit tegengestelde richting bestemde rijstrook of gedeelte van die weg, juist op het moment dat over laatstgenoemde rijstrook of gedeelte van die weg tegemoetkomende motorrijtuigen, te weten een personenauto (merk [auto] ) en een andere personenauto (merk [auto] ), het door verdachte bestuurde motorrijtuig reeds dicht waren genaderd en tegemoet kwamen, en
vervolgens met dat door haar bestuurde motorrijtuig over het naast die [straatnaam] gelegen trottoir te rijden, juist op het moment dat op dat trottoir twee voetgangers liepen, en vervolgens over een naast die [straatnaam] gelegen grasveld te rijden en in dat grasveld tegen een aldaar staande boom te botsen, waardoor een ander (te weten een van genoemde voetgangers, genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kop van een heup en een gebroken heup) werd toegebracht, en waardoor een ander (te weten de inzittende van genoemd motorrijtuig, merk [auto] , genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken borstbeen, werd toegebracht, en waardoor een ander (te weten de inzittende van het door verdachte bestuurde motorrijtuig, genaamd [slachtoffer 3] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten twee gebroken nekwervels, werd toegebracht, terwijl zij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994; 2.
zij op 7 december 2020 te Veendam, als bestuurster van een motorrijtuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 395 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn; 3.
zij op 7 december 2020 te Veendam, als bestuurster van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de wegen de [straatnaam] en de [straatnaam] en een in die [straatnaam] en die [straatnaam] gelegen rotonde,
  • nadat verdachte genoemde rotonde was opgereden en aldaar met het door haar bestuurdemotorrijtuig gedeeltelijk door een langs die rotonde gelegen plantsoen was gereden
  • met dat door verdachte bestuurde motorrijtuig die [straatnaam] is ingereden en
  • in plaats van zoveel mogelijk rechts te houden
  • naar links en over de verhoogde middenberm van die [straatnaam] is gereden of gemanoeuvreerd,zodanig dat verdachte met het door haar bestuurde motorrijtuig is terechtgekomen op de voor het verkeer uit tegengestelde richting bestemde
rijstrook of gedeelte van die weg, juist op het moment dat een of meer over laatstegnoemde rijstrook of gedeelte van die weg tegemoetkomende motorrijtuigen, te weten een personenauto (merk [auto] ) en een personenauto (merk [auto] ), het door verdachte bestuurde motorrijtuig reeds dicht waren genaderd en tegemoet kwamen, en vervolgens met dat door haar bestuurde motorrijtuig over het naast die [straatnaam] gelegen trottoir is gereden, juist op het moment dat op dat trottoir twee voetgangers liepen, en vervolgens over een naast die [straatnaam] gelegen grasveld is gereden en in dat grasveld tegen een aldaar staande boom is gebotst, waardoor een ander (te weten een van genoemde voetgangers, genaamd [slachtoffer 4] ) letsel werd toegebracht, en waardoor een ander (te weten de bestuurder van genoemd motorrijtuig, merk [auto] , genaamd
[slachtoffer 5] ) schade heeft bekomen, en waardoor een ander (te weten de bestuurder van genoemd motorrijtuig, merk [auto] , genaamd
[slachtoffer 6] schade heeft bekomen, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1.
primairovertreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van deze wet, meermalen gepleegd; 2. overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994;
3. overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair en 2 wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaar, een taakstraf van 200 uur en een rijontzegging van 3 jaar en ter zake van feit 3 tot een taakstraf van 40 uur.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een beperkte taakstraf. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou betekenen dat verdachte haar huis kwijtraakt. De raadsman heeft zich niet verzet tegen een rijontzegging.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Verslavingszorg Noord Nederland van 1 maart en 11 mei 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 7 december 2020 heeft verdachte onder invloed van alcohol een verkeersongeval veroorzaakt. Als gevolg daarvan hebben drie slachtoffers zwaar lichamelijk letsel opgelopen, één slachtoffer licht letsel en zijn twee auto’s beschadigd. Het verkeersgedrag van verdachte heeft niet alleen direct gevolg gehad voor de slachtoffers, maar ook de verkeersveiligheid in het algemeen is door het handelen van verdachte ernstig in gevaar gebracht.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting als uitgangspunt genomen. Volgens deze oriëntatiepunten is het uitgangspunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld, met als gevolg zwaar lichamelijk letsel van een slachtoffer en waarbij sprake is van de strafverzwarende omstandigheid van rijden onder invloed van alcohol, een taakstraf van 160 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden. In dit geval is sprake van drie slachtoffers met ernstig letsel. De rechtbank acht daarom ten aanzien van de feiten 1 en 2 een taakstraf van 200 uur en een rijontzegging voor de duur van 3 jaren passend en geboden gelet op het alcoholgebruik, het aantal verkeersovertredingen en het daardoor veroorzaakte (zwaar) lichamelijk letsel van meerdere slachtoffers. De rechtbank ziet geen aanleiding om ten aanzien van deze feiten een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zoals de officier van justitie heeft gevorderd. Uit het reclasseringsadvies van 11 mei 2022 komt naar voren dat het gevaar van herhaling als laag wordt ingeschat. Bovendien is verdachte schuldbewust en heeft zij sinds het ongeval geen auto meer bestuurd.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaard gevaarlijk rijgedrag acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde taakstraf van 40 uur passend en geboden.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 6, 8, 175, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 tot:

een taakstraf voor de duur van 200 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van feit 1 voorts:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 3 jaar.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 3 tot:
een taakstraf voor de duur van 40 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Edgar, voorzitter, mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 juni 2022.