Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte] ,
Tenlastelegging
- zijn penis in de mond en/of vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt;
Rechtbank Noord-Nederland
Op 28 juni 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Groningen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De zaak, geregistreerd onder parketnummer 18/322204-20, volgde op een onderzoek ter terechtzitting dat plaatsvond op 14 juni 2022. De verdachte, geboren in 1973, was aanwezig en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.K. Bulthuis. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.
De tenlastelegging omvatte twee feiten waarbij de verdachte in de periode van 29 juni 2013 tot en met 11 augustus 2016 en van 29 juni 2012 tot 29 juni 2013 ontuchtige handelingen zou hebben gepleegd met een minderjarige, geboren in 2001. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de verdachte tegen elkaar afgewogen. De officier van justitie en de verdediging hebben beiden vrijspraak gevorderd, waarbij de verdediging betoogde dat de ten laste gelegde feiten niet bewezen konden worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van de aangeefster onvoldoende steun vond in andere bewijsmaterialen en dat deze verklaring niet consistent was. Gezien het wettelijke bewijsminimum, zoals vastgelegd in artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering, heeft de rechtbank geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.