ECLI:NL:RBNNE:2022:2157

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
184351
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige psychische problemen

Op 22 juni 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een beschikking gegeven in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering betreffende een minderjarige, geboren in 2007. De kinderrechter verleent een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de minderjarige, die sinds haar vierde levensjaar bij pleegouders woont. De minderjarige verblijft momenteel in een gesloten instelling, maar er is een dringende behoefte aan een passende plek in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) vanwege haar ernstige psychische problemen, waaronder een paranoïde psychose en agressief gedrag. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige niet op de juiste plek zit en dat er een crisissituatie is die onmiddellijke actie vereist. De GI heeft verzocht om een verlenging van de machtiging voor vier maanden, maar de kinderrechter heeft besloten om de machtiging slechts voor korte duur te verlengen tot 8 juli 2022, met de opdracht aan de GI om de aanmelding bij een geschikte GGZ-instelling te regelen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de situatie van de minderjarige urgent is en dat er snel gehandeld moet worden om haar welzijn te waarborgen. De kinderrechter heeft ook bepaald dat de GI uiterlijk 29 juni 2022 de rechtbank moet informeren over de voortgang van de aanmelding.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/184351 / JE RK 22-386
Datum uitspraak: 22 juni 2022
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
betreffende
[de minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2007 te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. H.M. Terpstra, te Leeuwarden.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
[de pleegouders],
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 10 juni 2022, ingekomen bij de griffie op 10 juni 2022;
- de verklaring d.d. 10 juni 2022 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf
niet zijnde verblijf bij een pleegouder;
- de instemmende verklaring d.d. 19 juni 2022 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper.
1.2.
Op 22 juni 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de zitting met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn
- de minderjarige [de minderjarige] , bijgestaan door mr. H.M. Terpstra;
- namens de GI, mevrouw [X] ;
- de pleegouders.
1.3.
De moeder heeft zich afgemeld voor de zitting.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder. [de minderjarige] heeft vanaf haar vierde levensjaar in vrijwillig kader bij de pleegouders gewoond.
2.2.
[de minderjarige] verblijft bij [instelling 1].
2.3.
Bij beschikking van 25 maart 2022 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 25 maart 2023. Tevens is bij deze beschikking een machtiging verleend om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 25 maart 2022 tot 25 juni 2022.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vier maanden in aansluiting op de machtiging die op 25 juni 2022 verloopt. Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende aangevoerd.
3.2.
Sinds de plaatsing van [de minderjarige] bij [instelling 1] is er bij haar sprake van een zeer wisselend beeld. Inmiddels is er onderzoek gedaan door de kinderarts. [de minderjarige] blijkt fysiek gezond en er is geen afwijking gevonden bij het bloedonderzoek of de MRI. Het VIP-team van [hulpverleningsinstantie] heeft ook onderzoek gedaan en is tot de werkdiagnose gekomen dat er sprake is van 'een paranoïde psychose, schizofrenie fase 2, eerste psychose'. Daarnaast is het mogelijk dat er sprake is van een genetische kwetsbaarheid. Sinds [de minderjarige] gestart is met het medicijn Dipiperon wordt een afname gezien in haar agressieve gedrag. Wel heeft zij 24 uur per dag nabijheid nodig van de begeleiding om de stemmen in haar hoofd te kunnen negeren en de opdrachten die zij krijgt niet uit te voeren. Iedere poging om de nabijheid af te bouwen heeft tot verslechtering van de situatie geleid.
3.3.
[hulpverleningsinstantie] heeft intensieve ambulante behandeling geadviseerd vanuit een stabiele thuis/woonsituatie en niet vanuit de gesloten jeugdzorg. Er is echter geen geschikte locatie gevonden. [de minderjarige] kan gelet op de forse problematiek nu niet terug naar de pleegouders en alle beschikbare behandellocaties stellen als eis dat er geen sprake is van agressie of ander gevaarlijk gedrag voor [de minderjarige] zelf of haar omgeving. Door het advies en de realiteit dat [de minderjarige] niet binnen een open setting kan worden geplaatst, is er een vicieuze cirkel ontstaan die doorbroken moet worden. Er is daarom advies gevraagd aan de GGZ. De GGZ stelt dat de stemmen in het hoofd van [de minderjarige] zullen verminderen als zij op de juiste medicatie wordt ingesteld en dat zij hierdoor in mindere mate een gevaar voor zichzelf en anderen zal zijn. Na bespreking van de opties met [de minderjarige] heeft zij aangegeven dat zij goed ingesteld wil worden op medicatie zodat ze vanuit daar verder kan met behandeling. Het instellen op de medicatie kan somatische reacties geven en daarom is het nodig dat dit gebeurt op een locatie met psychiatrisch verpleegkundig personeel om haar hierbij te helpen. Ook moet de zorgaanbieder met agressie overweg kunnen. In Nederland is een dergelijke instelling heel moeilijk te vinden. Uiteindelijk is duidelijk geworden dat de instelling [instelling 2] passend is. De wachttijd is echter drie maanden. In afwachting hiervan is het noodzakelijk dat [de minderjarige] de nabijheid en begeleiding van de geslotenheid blijft ervaren. Ondanks dat het de wens is om [de minderjarige] zo kort mogelijk gesloten te laten verblijven, geeft [de minderjarige] aan dat zij het prettig vindt bij [instelling 1] . Zij heeft dagstructuur en duidelijke kaders en inmiddels ook een vertrouwensband met de begeleiding.
3.4.
Het is niet in het belang van [de minderjarige] om haar in afwachting van de plaatsing bij [instelling 2] kort ergens anders te plaatsen. Daarom verzoekt de GI een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van vier maanden. Wel ziet de GI in dat een gesloten plek niet in het belang van [de minderjarige] haar behandeling is. De GI zal meer benadrukken bij [instelling 1] dat de aanmelding nu zo spoedig mogelijk moet
plaatsvinden, maar ook zelf contact opnemen met [instelling 2] , dan wel de aanmelding zelf verzorgen. De GI kan op dit moment niet beoordelen of een crisisplek in het belang van [de minderjarige] is. Belangrijk is dat zij direct op een goede behandelplek terechtkomt.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1.
[de minderjarige] heeft verteld dat het steeds leuker wordt bij [instelling 1]. Het is daar wel chaotisch. Het gaat goed op de interne school en ze vindt school ook leuk.
De advocaat van [de minderjarige] heeft aangegeven dat voor haar nog steeds onduidelijk is wat de status is van de aanmelding bij [instelling 2] . Zij heeft begrepen dat [instelling 1] de aanmelding zou doen, maar dat dit nog steeds niet is gebeurd. De GI zou druk leggen bij [instelling 1] om de aanmelding zo spoedig mogelijk te doen. Ze begrijpt niet waarom de aanmelding nog steeds niet is gedaan. [de minderjarige] slaapt als 60 nachten in de time-out en dat is niet in haar belang. Namens [de minderjarige] is verzocht om het verzoek voor korte duur toe te wijzen (twee weken), zodat zij zo spoedig mogelijk door kan stromen naar een goede plek en de GI in deze periode de tijd heeft om te anticiperen op het feit dat de machtiging niet wordt verlengd. Het resterende deel van het verzoek kan worden aangehouden, dan wel worden afgewezen. Volgens de website van [instelling 2] kunnen jongeren ook op een crisisplek geplaatst worden en dan is er geen wachtlijst.
4.2.
De pleegouders blijven van mening dat [de minderjarige] niet op de goede plek zit. Het is verdrietig en frustrerend dat het niet lukt om haar op een goede behandelplek te krijgen. Ze lopen tegen een muur op bij jeugdzorg en hebben het gevoel dat [instelling 1] hen zoveel mogelijk buiten de deur wil houden. Ze begrijpen niet dat de aanmelding nu nog niet gereed is. Zij hameren hier al maanden op.

5.De beoordeling

5.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.2.
Bij [de minderjarige] is nog steeds sprake van zeer ernstige problematiek met gevaarlijk gedrag, waaronder het doorslikken van batterijen en niet-eetbare spullen. Van ernstige opgroeiproblemen is dan ook nog steeds sprake. De kinderrechter overweegt dat zij in de beschikking van 8 april 2022 en ook daarvoor al heeft beslist dat de plaatsing bij [instelling 1] zo kort mogelijk moet duren. Inmiddels zit [de minderjarige] al een half jaar in de geslotenheid, omdat er geen andere geschikte plek beschikbaar is, niet omdat zij niet geholpen wil worden. De kinderrechter is van oordeel dat [de minderjarige] nu niet op de juiste plek zit, omdat ze hier niet de juiste behandeling ontvangt. Anders dan op 8 april jongstleden is de diagnostiek voor [de minderjarige] door [hulpverleningsinstantie] nu afgerond en is er een diagnose gesteld. Ook heeft de GGZ inmiddels een verwijsbrief geschreven voor een opname bij [instelling 2] , naar de kinderrechter begrijpt een instelling in de zin van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De kinderrechter vindt het onbegrijpelijk dat [instelling 1] al weken op de hoogte is van het advies van de GGZ om [de minderjarige] te verwijzen naar [instelling 2] , maar dat de daadwerkelijke aanmelding nog steeds niet lijkt te zijn gedaan. De kinderrechter ziet niet in waarom de GI de aanmelding niet zelf had kunnen doen en is van oordeel dat het aan de GI is om nu door te pakken. De kinderrechter vindt een langer verblijf bij [instelling 1], waarbij [de minderjarige] al twee maanden in de time-out moet slapen, niet langer te rechtvaardigen nu er kennelijk ook crisisplekken zijn bij [instelling 2] . De bij [de minderjarige] vastgestelde stoornis lijkt ook nu nog onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te veroorzaken voor haarzelf en anderen, zodat een opname bij de GGZ aangewezen is. De GI dient dan ook per omgaande de aanmelding te regelen en te bezien of [de minderjarige] behandeld kan worden op een crisisplek bij [instelling 2] . De schrijnende situatie van [de minderjarige] en het voortdurende psychotische beeld maken immers dat sprake is van een crisissituatie waarbij zo snel mogelijk moet worden ingegrepen. Dit betekent dat de kinderrechter op dit moment enkel het voor korte duur verlengen van de machtiging kan rechtvaardigen. De kinderrechter zal daarom de machtiging gesloten jeugdhulp afgeven tot en met 8 juli 2022 en de beslissing op het verzoek voor het overige aanhouden, zodat in deze korte periode alles op alles wordt gezet om een (crisis)plaatsing voor [de minderjarige] bij [instelling 2] te realiseren. Zoals ter zitting besproken zal de kinderrechter daarnaast bepalen dat de GI uiterlijk 29 juni 2022 de kinderrechter dient te informeren over de actuele stand van zaken. De belanghebbenden kunnen dan uiterlijk 1 juli 2022 de kinderrechter berichten over hun standpunt naar aanleiding van het bericht van de GI. Vervolgens zal de kinderrechter op basis van de stukken een nadere beslissing geven op het aan te houden deel van het verzoek.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot en met 8 juli 2022;
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan;
6.3.
draagt GI op om de rechtbank en de belanghebbenden uiterlijk
29 juni 2022schriftelijk te informeren over de actuele stand van zaken zoals vermeld onder 5.2. en het standpunt van de GI ten aanzien van het resterende deel van het verzoek;
6.4.
draagt de andere belanghebbenden op uiterlijk
1 juli 2022bij de rechtbank te reageren op de schriftelijke reactie van de GI, zoals onder 6.3. bedoeld;
6.5.
bepaalt dat de zaak vervolgens op de stukken wordt afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Teertstra, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. H.J. Boon, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2022. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 24 juni 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.