ECLI:NL:RBNNE:2022:215

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
18/950094-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hennepkwekerijzaak wegens gebrek aan bewijs van medeplegen en diefstal van elektriciteit

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte een substantiële bijdrage had geleverd aan de hennepkwekerij. De enkele aanwezigheid van de verdachte op de locatie waar de hennepkwekerij was aangetroffen, was onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking. De medeverdachte had verklaard de hennepkwekerij alleen te hebben opgezet en geëxploiteerd, en er waren geen bewijsstukken die de betrokkenheid van de verdachte bij het telen van hennep konden aantonen.

Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit, omdat er geen bewijs was dat de verdachte betrokken was bij het wegnemen van elektriciteit. De rechtbank concludeerde dat de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, niet-ontvankelijk werd verklaard, aangezien de schade niet bewezen was. De rechtbank bepaalde dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten moest dragen. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/950094-17

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 december 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.P. Groot, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Rademacher.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 17 oktober 2017 tot en et 22 november 2017 te Winschoten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk, in een bedrijfspand, althans een gebouw en/of pand, op het perceel (aan of bij) de [straatnaam] , heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad een hoeveelheid van (telkens in totaal) ongeveer 350, althans 342, althans 229 hennepplanten en/of 113 potten met resten van hennepplanten en/of 58 hennepstekken, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 oktober 2017 tot en net 22 nove.ber 2017 te Winschoten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenonen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), waarbij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit, althans enig goed, onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 ten laste gelegde tot een taakstraf voor de duur van 100 uren en 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er een hennepkwekerij aanwezig was op het adres [straatnaam] te Winschoten en dat hij regelmatig in dit gebouw aanwezig is geweest. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte dat hij zich niet heeft beziggehouden met de hennepteelt onaannemelijk, aangezien uit observaties door de politie en mastgegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat verdachte in de periode 17 oktober 2017 tot en met 17 november 2017 meerdere keren aanwezig is geweest in het pand waar de hennepkwekerij is aangetroffen. Bovendien blijkt uit een afgeluisterde telefoongesprek dat verdachte met zijn vrouw een gesprek heeft gevoerd dat mogelijk gerelateerd is aan de hennepkwekerij. Op de dag van aanhouding is in de auto van verdachte ook een tas met naar hennep ruikende werkkleding gevonden en zijn er plastic zakken aangetroffen die gebruikt worden om hennep in te bewaren en te vervoeren. Deze feiten in onderling verband en samenhang bezien maken dat de officier van justitie het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen acht, waarbij sprake is van medeplegen.
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde diefstal van stroom heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat er in het dossier geen bewijs voorhanden is waaruit enige betrokkenheid bij of wetenschap van het wegnemen van de elektriciteit blijkt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat weliswaar vastgesteld kan worden dat verdachte meerdere malen aanwezig is geweest in het pand aan de [straatnaam] te Winschoten, maar dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat waaruit blijkt dat verdachte ook betrokken is geweest bij het opzetten en het exploiteren van de in dat pand aangetroffen hennepkwekerij of dat hij daar een substantiële bijdrage aan heeft geleverd. Van het medeplegen van het telen van hennep kan daarom geen sprake zijn.
Gelet op het voorgaande heeft de raadsman zich tevens op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde diefstal van elektriciteit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk hennep heeft geteeld in een bedrijfspand op het perceel [straatnaam] te Winschoten. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte heeft erkend dat hij meerdere malen aanwezig is geweest in het bedrijfspand dat gevestigd is aan de [straatnaam] te Winschoten en dat hij wist dat zich daar een hennepkwekerij bevond. Verdachte ontkent echter dat hij een rol heeft gehad in het opzetten en exploiteren van deze hennepkwekerij.
De rechtbank stelt vast dat medeverdachte [medeverdachte] in de tenlastegelegde periode de huurder is geweest van het bedrijfspand aan de [straatnaam] te Winschoten. [medeverdachte] heeft ook tegenover de politie verklaard dat hij in dit pand een jaar lang hennep heeft geteeld en dat hij de daarvoor benodigde elektriciteit illegaal heeft afgenomen. Hij verklaart daarbij nadrukkelijk dat hij de hennepkwekerij alleen heeft opgezet en geëxploiteerd en dat hij geen hulp van anderen heeft gehad.
Uit de observaties van de politie blijkt dat verdachte meerdere malen aanwezig is geweest in het pand aan de [straatnaam] , maar uit deze observaties blijkt niet of en zo ja op welke wijze verdachte een bijdrage heeft geleverd aan de hennepkwekerij. Ook uit het door de officier van justitie genoemde telefoongesprek tussen verdachte en zijn vrouw, waarin enkel gesproken wordt over geld dat ‘van onze kant’ of ‘van de andere kant’ zou komen, kan niet voldoende concreet worden afgeleid dat verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de hennepkwekerij aan de [straatnaam] te Winschoten. Verder heeft de officier van justitie opgemerkt dat in de auto van verdachte op de dag van aanhouding een tas met naar hennep ruikende werkkleding is gevonden en dat er in zijn auto strijkzakken zijn gevonden die gebruikt worden om hennep in te bewaren en te vervoeren. De rechtbank constateert tevens dat in het zijvakje van deze tas met werkkleding ook een ABN AMRObankpas op naam van medeverdachte [medeverdachte] en een daarbij behorende ‘edentifier’ wordt aangetroffen. Dit betreft een sterke aanwijzing dat de tas met kleding niet aan verdachte toebehoort, maar aan medeverdachte [medeverdachte].
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte
[medeverdachte] niet is komen vast te staan. Er kan niet worden vastgesteld dat sprake is van een gezamenlijke uitvoering. Ook kan uit de beschikbare bewijsmiddelen niet worden geconcludeerd dat verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd aan het opzetten en exploiteren van de hennepkwekerij. Dat verdachte wist van de hennepkwekerij en dat hij meerdere keren in het pand aanwezig is geweest acht de rechtbank daarvoor onvoldoende. Ook uit de aangetroffen goederen in de auto van verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden geconcludeerd dat verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de hennepkwekerij. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder feit 1.
Verdachte zal gelet op het voorgaande ook worden vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij.

Benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 8.306,83 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Daarnaast heeft [benadeelde partij] een bedrag van € 1.290,34 aan proceskosten gevorderd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte als medepleger van de hennepkwekerij ook hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die [benadeelde partij] heeft geleden als gevolg van de hennepkwekerij, bestaande uit niet-betaalde elektriciteitskosten en kosten gemaakt na ontdekking van de kwekerij. Een veroordeling ter zake van medeplegen van diefstal van elektriciteit is voor de civielrechtelijke groepsaansprakelijkheid ex artikel 6:166 BW niet vereist. Ten aanzien van de hoogte van de vordering heeft de officier van justitie aangevoerd dat het toe te wijzen bedrag gematigd dient te worden, aangezien een lager aantal eerdere oogsten bewezenverklaard kan worden dan waar in de berekening van uit is gegaan. De officier van justitie acht op basis van drie eerdere oogsten en de aangetroffen oogst een bedrag van € 4.085,85 aan schade en
€ 1.290,34 aan proceskosten hoofdelijk toewijsbaar, met toepassing van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij afgewezen dient te worden, gelet op de bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van 18/950094-17, feit 2:
Verklaart de vordering van
[benadeelde partij]niet-ontvankelijk. Deze vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Bepaalt dat [benadeelde partij] haar eigen proceskosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. E. Läkamp en mr. G. Eelsing, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 januari 2022.
Mr. Eelsing is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.