ECLI:NL:RBNNE:2022:2143

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
C/18/214356 / JE RK 22-377
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gesloten machtiging voor een tienjarig kind na poging tot moord op moeder

In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming op 21 juni 2022 een mondeling verzoek ingediend bij de kinderrechter voor een gesloten machtiging voor een tienjarig kind, dat zijn moeder heeft geprobeerd te doden. De kinderrechter heeft op 23 juni 2022 geoordeeld dat de gesloten plaatsing niet kan worden verleend, omdat dit feitelijk neerkomt op ongeoorloofde detentie en er geen minder verstrekkend alternatief beschikbaar is. De kinderrechter heeft het kind voorlopig onder toezicht gesteld en een machtiging verleend voor uithuisplaatsing in een open setting.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over het gedrag van het kind, dat in het verleden al meerdere keren in aanraking is gekomen met de hulpverlening. De Raad heeft op basis van zorgmeldingen van Veilig Thuis en andere instanties een spoedmaatregel aangevraagd. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende concrete feiten zijn die een gesloten plaatsing rechtvaardigen. De gedragswetenschapper heeft weliswaar ingestemd met de gesloten plaatsing, maar de kinderrechter heeft betoogd dat de onderliggende redenen niet voldoende zijn onderbouwd.

De kinderrechter heeft besloten dat het kind voorlopig onder toezicht wordt gesteld en dat de uithuisplaatsing voor een periode van twee weken in een open afdeling zal plaatsvinden. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat, indien er nieuwe ontwikkelingen zijn die een gesloten plaatsing rechtvaardigen, de Raad opnieuw een verzoek kan indienen. De beslissing is genomen zonder dat alle belanghebbenden zijn gehoord, wat in dit geval is toegestaan vanwege het onmiddellijke gevaar voor het kind en anderen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaakgegevens : C/18/214356 / JE RK 22-377
datum uitspraak: 23 juni 2022
beschikking over de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp in de zaak die betrekking heeft op

[naam kind] ,

die geboren is op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] ,
en die hierna “ [naam kind] ” wordt genoemd.
De kinderrechter wijst in deze zaak als belanghebbenden aan:

De Raad voor de Kinderbescherming,

locatie Leeuwarden,
die hierna “de Raad” wordt genoemd,

[naam moeder] ,

die woont in [woonplaats] ,
en die hierna “de moeder” wordt genoemd,

[naam vader] ,

die woont in [woonplaats] ,
en die hierna “de vader” wordt genoemd,
de gecertificeerde instelling
Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
dat gevestigd is in Leeuwarden.

Het procesverloop

Deze procedure is ingeleid met een mondeling verzoek van de Raad dat telefonisch aan de piketkinderrechter is gedaan op 21 juni 2022. De Raad heeft de kinderrechter aanvankelijk verzocht om [naam kind] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van vier weken, met benoeming van de GI en aan de GI een machtiging te verlenen om [naam kind] uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp voor de duur van de voor de voorlopige ondertoezichtstelling. De Raad heeft op 22 juni 2022 dat verzoek ten aanzien van de duur van de maatregelen gewijzigd. De Raad heeft uiteindelijk de voorlopige ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden verzocht. Tevens wordt de uithuisplaatsing van [naam kind] verzocht voor de duur van één maand in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp.
De kinderrechter heeft op 21 juni 2022 geoordeeld dat een verhoor van de belanghebbenden kan niet worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [naam kind] of anderen. De kinderrechter heeft daarom [naam kind] voorlopig onder toezicht gesteld en een machtiging verleend om hem gesloten te plaatsen, onder de voorwaarden, samengevat weergegeven, dat uiterlijk op 22 juni 2022 een schriftelijk verzoek wordt gedaan, dat wordt vergezeld met alle onderbouwende stukken die de wet voorschrijft en die stukken deze beslissing kunnen dragen.
Op 22 juni 2022 heeft de Raad een instemmende verklaring van een gedragswetenschapper aan de kinderrechter toegestuurd.
De kinderrechter heeft op 22 en 23 juni 2022 telefonisch nadere informatie ingewonnen bij de Raad.
Ten slotte is bepaald dat vandaag deze beschikking wordt gegeven.

De feiten

De kinderrechter gaat bij het nemen van deze beschikking uit van de volgende feiten die blijken uit het verzoekschrift, een verslag van de Raad dat aan dat verzoekschrift is gehecht, de daarop door de Raad gegeven telefonische toelichting en de verklaring van de gedragswetenschapper.
Op 21 juni 2022 ontving de Raad, locatie Leeuwarden, het verzoek om een spoedmaatregel te verzoeken van Veilig Thuis (Friesland) over de nu tien jaar ouder [naam kind] . [naam kind] woont met zusje(8), broertje(9), halfzusje(14) en een halfzusje van nu vier maanden oud bij de moeder in [woonplaats] . De ouders van [naam kind] zijn gescheiden. De vader van [naam kind] woont in [woonplaats] , maar verblijft in Londen. De moeder heeft een relatie met de vader van het jongste halfzusje van [naam kind] .
[naam kind] is door zijn vader erkend en de ouders hebben geregeld dat zij samen het gezag over hem uitoefenen.
Veilig Thuis is betrokken geraakt naar aanleiding van een viertal zorgmeldingen begin dit jaar die zijn gedaan door de moeder, de school van [naam kind] en de politie.
Die zorgmeldingen hebben betrekking op het onvoorspelbare en agressieve gedrag van [naam kind] jegens zijn moeder en de andere gezinsleden. De vader van [naam kind] zou radicaliserende gedachten hebben en deze overbrengen op [naam kind] .
Op 21 juni 2022 wordt Veilig Thuis opnieuw gebeld door de politie. [naam kind] heeft namelijk zelf de politie ingeschakeld in verband met een escalatie tussen hem en zijn moeder. De politie constateert dat er een heftig incident heeft plaatsgevonden, waarbij [naam kind] zijn
moeder heeft gestoken met een schaar of mes (onduidelijk wat precies) en via het gasstel
een keukenrol in brand heeft gestoken en bij moeder in het gezicht heeft gedrukt.
Hierdoor heeft de moeder een steekwond in haar heup en brandwonden in haar gezicht opgelopen.
Jeugdhulp is hierop in gesprek gegaan met [naam kind] . [naam kind] is in het gesprek met de hulpverleners onberekenbaar en toont geen enkele emotie. Hij uit dat hij geen spijt heeft van wat hij heeft gedaan. Hij vertelt dat hij doelgericht geprobeerd heeft bij zijn moeder een nier te raken van zijn moeder, omdat hij weet dat dit dodelijk kan zijn.
Veilig Thuis en de Raad trekken uit deze feiten en omstandigheden de conclusie dat het voor de moeder en de andere gezinsleden niet meer houdbaar en veilig is. [naam kind] wordt door de hulpverlening gezien als een gevaar voor zichzelf en voor zijn omgeving.
Omdat het strafrecht ten aanzien van een kind jonger dan twaalf jaar niet tot vervolging kan leiden, is vervolgens besloten dat [naam kind] wordt overgebracht van het politiebureau naar het gesloten behandelcentrum [naam behandelcentrum] .
Dat behandelcentrum behandelt jongeren van 12 tot 18 jaar met gedrags- en psychiatrische problemen. Het behandelcentrum biedt vrijwillige en gedwongen behandeling. Bij vrijwillige behandeling kiezen jongere en ouders er zélf voor. Verwijzers (zoals huisarts of psychiater) kunnen een jongere aanmelden voor de hulp. Ook kan een kinderrechter beslissen dat een jongere hulp nodig heeft en dan volgt gedwongen behandeling. Jongeren van 12 tot 16 jaar met psychiatrische problemen kunnen ook voor langere tijd binnen het centrum wonen. Ze krijgen intensieve begeleiding in een aangepast leefklimaat.
Om een plaatsing mogelijk te maken heeft de Raad aan de kinderrechter verzocht om daarop gerichte kinderbeschermingsmaatregelen te nemen.
De kinderrechter heeft die maatregelen eerst voorlopig gegeven, in afwachting van de nadere schriftelijke informatie waarom hij de Raad heeft verzocht.
[naam kind] verblijf op dit moment op een afdeling van de [naam behandelcentrum] , waar hij wordt geïsoleerd
en voortdurend wordt geobserveerd door twee volwassenen.

De beoordeling

Uit het (mondelinge) verzoek blijkt dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [naam kind] weg te nemen. [naam kind] zal voorlopig onder toezicht worden gesteld voor een termijn van drie maanden (artikel 1: 257 BW).
Ook is het dringend en onverwijld noodzakelijk dat [naam kind] met spoed uit huis wordt geplaatst.
De kinderrechter vindt echter dat onvoldoende concrete feiten en omstandigheden zijn aangevoerd of kunnen blijken, die rechtvaardigen dat een tienjarig kind gesloten wordt geplaatst, laat staan onder de omstandigheden waaronder die plaatsing op dit moment feitelijk wordt uitgevoerd. Er blijken geen concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de [naam kind] zich onttrekt aan de jeugdhulp of door anderen daaraan wordt onttrokken. Er blijken evenmin feiten of omstandigheden waaruit volgt dat een minder verstrekkend alternatief niet beschikbaar of toereikend kan zijn.
Het verlenen van een machtiging voor gesloten jeugdhulp onder deze omstandigheden komt neer op een ongeoorloofde detentie onder omstandigheden die niet toelaatbaar en passend zijn voor een (tienjarig) kind. Daarbij neemt de kinderrechter in overweging dat de gedragswetenschapper in haar verklaring weliswaar instemt met de gesloten plaatsing, maar inhoudelijk juist feiten en omstandigheden aanvoert die die noodzaak van die plaatsing niet onderbouwen. Zo valt niet in te zien waarom de door de gedragswetenschapper als noodzakelijk ervaren diagnostiek niet vanuit een open setting mogelijk is en de trigger voor het uiten van agressie en het toepassen van geweld enerzijds gelegen lijkt te zijn in de moeder haar opvoedings-onmacht en anderzijds in appèl dat de vader op [naam kind] doet om geweld toe te passen ingegeven vanuit culturele en religieuze normen. De gedragswetenschapper merkt weliswaar in dit verband op dat dit er in de afgelopen maanden zou hebben geleid tot onttrekking van [naam kind] aan de benodigde hulpverlening, maar dat mist naar het oordeel van de kinderrechter iedere relevante feitelijke onderbouwing.
De kinderrechter neemt hierbij verder in overweging dat hij bij het verlenen van de telefonische machtiging reeds heeft aangegeven dat hij tegen de achtergrond van wat er is gebeurd en wat over het gedrag van [naam kind] wordt gerapporteerd, hij verwacht dat bij het vermoeden van een psychiatrische toestandsbeeld en gevaar voor [naam kind] zelf of voor anderen, een psychiatrische beoordeling plaatsvindt, ook om vast te kunnen beoordelen of een crisismaatregel op grond van de WvGGz niet meer passend en geboden is dan de nu verzochte maatregelen. Daaraan is geen uitvoering gegeven. De kinderrechter heeft zelf contact opgenomen met de crisisdienst van GGZ Friesland en zijn zorgen gemeld. Uit de verklaring van de gedragswetenschapper lijkt te volgen dat geen acuut psychiatrisch beeld voorliggend is. [naam kind] wordt door haar beschreven als een jongen die rustig en in volzinnen spreekt, goed oogcontact maakt, en zij weerspreekt ook het eerder beschreven beeld van een dwingend karakter. Zij ervaart dat [naam kind] uitsluitend vriendelijk en aangepast gedrag laat zien.
[naam kind] hoort op grond van de tot zover bekend geworden feiten en omstandigheden niet thuis op een gesloten afdeling. Het op een andere opvatting gestoelde verzoek van de Raad wordt daarom met onmiddellijke ingang,
voorlopigafgewezen.
Gelet op de wel te nemen maatregelen betekent dit dat [naam kind] direct moet worden overgebracht naar een open afdeling. Wanneer zich ontwikkelingen voordoen die wel aansluiten op een wettelijke grond voor een gesloten plaatsing, kan de kinderrechter opnieuw worden verzocht alsnog een voorlopige machtiging te geven.
Deze beslissingen zijn genomen zonder dat alle belanghebbende zijn gehoord. Dat maakt de wet mogelijk, omdat het verhoor van de belanghebbenden kan niet worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [naam kind] en of anderen.
De kinderrechter zal hierna een datum en tijd vaststellen waarop de verzoeken van de Raad alsnog mondeling worden behandeld. Hij zal bovendien ambtshalve aan [naam kind] een advocaat toevoegen.
In afwachting van deze zitting zal de machtiging tot uithuisplaatsing voor dag en nacht voor de duur van twee weken worden verleend. Verdere beslissingen op de verzoeken zal de kinderrechter pas nemen nadat de verzoeken mondeling zijn behandeld.
Een en ander brengt met zich dat de volgende beslissing moet worden genomen.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] voorlopig onder toezicht van de GI, met ingang van 21 juni 2022 tot 21 september 2022;
verleent aan de GI een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] voor dag en nacht in de accommodatie [naam behandelcentrum] , met ingang van 21 juni 2022, voor de duur van twee weken;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de Raad, de GI, de ouders en de advocaat van [naam kind] in de gelegenheid worden gesteld om te worden gehoord op [datum] om [tijdstip] uur in het in het gerechtsgebouw in Groningen aan het Guyotplein 1;
gelast de griffier om de Raad, de GI, de ouders, en de advocaat van de [naam kind] per brief op te roepen om te worden gehoord op deze mondelinge behandeling;
gelast de griffier om mr. K.B. Spoelstra, die als advocaat kantoor houdt in Groningen toe te voegen aan [naam kind] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.R. Tromp, (kinder)rechter, bijgestaan door mr. R.E. Broekema, griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door een advocaat worden ingesteld bij het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden