ECLI:NL:RBNNE:2022:2131

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
18/950095-17 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een hennepkwekerijzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij het bedrag is vastgesteld op € 156.478,78. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 6 november 2021, met betrekking tot de veroordeelde die betrokken was bij meerdere hennepkwekerijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen uit de opbrengsten van deze strafbare feiten. Tijdens de zittingen zijn verschillende medeveroordeelden gehoord, en er zijn rapporten over de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gepresenteerd. De verdediging heeft betoogd dat eerdere oogsten niet succesvol zijn geweest en dat de berekeningen van het wederrechtelijk verkregen voordeel gematigd moeten worden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor eerdere oogsten en dat de berekeningen op basis van de BOOM-normen moesten worden gehanteerd. De rechtbank heeft de redelijke termijn voor de behandeling van de ontnemingsvordering niet overschreden en heeft de verplichting tot betaling aan de staat opgelegd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechters zijn bijgestaan door een griffier.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/950095-17
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 24 juni 2022 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] , hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 6 november 2021 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 156.478,78 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/950095-17 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank heeft op 21 december 2021 de behandeling van de ontnemingsvordering aangehouden
en bepaalt dat partijen in de gelegenheid worden gesteld om schriftelijk hun standpunt met betrekking tot de ontnemingsvordering in te dienen.
De (inhoudelijke) behandeling van de ontnemingsvordering heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 13 mei 2022. De officier van justitie is verschenen en gehoord. Veroordeelde is ter zitting vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. G.A.R. di Antonio, advocaat te Maastricht.

Standpunten

De verdediging heeft zich op 1 maart 2022 schriftelijk op het standpunt gesteld dat het dossier aanknopingspunten bevat dat aan de [straatnaam] geen eerdere oogst heeft plaatsgevonden en dat er daardoor geen sprake is geweest van wederrechtelijk verkregen voordeel. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat het berekende bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel gematigd dient te worden tot een bedrag van € 5.155,42 per persoon, omdat volgens de verklaring van medeveroordeelde [medeveroordeelde 1] de eventuele oogst niet succesvol is geweest.
Met betrekking tot de hennepkwekerij aan de [straatnaam] heeft de verdediging aangevoerd dat het dossier sterke aanwijzingen bevat dat de oogsten in deze kwekerij tegenvielen, waardoor het berekende wederrechtelijk verkregen voordeel gematigd dient te worden tot een bedrag van € 21.296,45 per persoon.
Ten aanzien van de hennepkwekerij aan de [straatnaam] heeft de verdediging gesteld dat er één oogst heeft plaatsgevonden en dat voor de berekening aansluiting gezocht kan worden bij het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier van justitie heeft op 30 maart 2022 schriftelijk gereageerd op het standpunt van de verdediging. Hij heeft aangevoerd dat gelet op de bewezenverklaarde periode, de verklaringen van [medeveroordeelde 1] en [medeveroordeelde 2] , alsmede de in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel genoemde indicatoren voldoende aannemelijk is geworden dat er één oogst heeft plaatsgevonden aan de [straatnaam] te Hoogeveen. Dat deze oogst minder succesvol zou zijn geweest of dat de kosten hoger zijn geweest, dat is volgens de officier van justitie onvoldoende onderbouwd, zodat aansluiting moet worden gezocht bij de BOOM-normen.
Ten aanzien van de hennepkwekerij aan de [straatnaam] te Meppel heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk en onvoldoende onderbouwd is dat eerdere oogsten op deze locatie zijn mislukt. De officier van justitie heeft daarbij gewezen op aangetroffen gedroogde hennepresten en gebruikte knipscharen. Dat de opbrengst van de oogst lager zou zijn geweest is volgens de officier van justitie eveneens onvoldoende onderbouwd, zodat aansluiting moet worden gezocht bij de berekening op basis van de BOOM-normen in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel.
Verder heeft de officier van justitie aangevoerd, met verwijzing naar jurisprudentie van de Hoge Raad, dat de overschrijding van de redelijke termijn reeds is gecompenseerd in de strafoplegging en dat deze overschrijding daarom niet nogmaals gecompenseerd hoeft te worden. Ook is er volgens de officier van justitie geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met betrekking tot de ontnemingsvordering. De officier van justitie is derhalve van mening dat het wederrechtelijk verkregen voordeel en de betalingsverplichting voor veroordeelde vastgesteld moet worden op € 156.478,78.
Op 2 mei 2022 heeft de verdediging schriftelijk gereageerd op het standpunt van de officier van justitie en daarbij benadrukt dat op basis van een proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] aangenomen kan worden dat er aan de [straatnaam] Hoogeveen geen eerdere oogst heeft plaatsgevonden. Ook op basis van het gemeten energieverbruik en de hoeveelheid aangetroffen lampen kan worden geconcludeerd dat er slechts sprake is geweest van één kweekcyclus. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat op basis van de betrouwbare verklaring van medeveroordeelde [medeveroordeelde 1] aangenomen kan worden dat er een hogere stekprijs is betaald en dat het wederrechtelijk verkregen voordeel feitelijk veel lager is geweest dan is berekend in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel.
Met betrekking tot de [straatnaam] heeft de raadsman benadrukt dat het dossier meerdere aanwijzingen bevat dat eerdere oogsten zijn mislukt. Hij heeft daarbij gewezen op verschillende tapgesprekken en de verklaringen van [medeveroordeelde 1] en [medeveroordeelde 2] . Ook heeft de raadsman gesteld dat de kosten voor mislukte oogsten in mindering moeten worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel, gelet op het reparatoire karakter van de ontnemingsmaatregel.

Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op de volgende bewijsmiddelen:
De inhoud van het vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 27 januari 2022,inhoudende een bewezenverklaring en bewijsmotivering onder parketnummer 18/950095-17 tegen veroordeelde gewezen;
Een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36e tweede lidSr. d.d. 10 april 2018, opgenomen op pagina 3479 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017009943 (Onderzoek: NNRAA17031-Miograna) d.d. 28 augustus 2018, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 2] , in welk rapport redengevende wettige bewijsmiddelen zijn vermeld die ten grondslag liggen aan de voordeelsberekening (hierna: het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel [straatnaam] );
Een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36e tweede lidSr. d.d. 7 augustus 2018, opgenomen op pagina 2579 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 3] , in welk rapport redengevende wettige bewijsmiddelen zijn vermeld die ten grondslag liggen aan de voordeelsberekening (hierna: het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel [straatnaam] );
Een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36e tweede lidSr. d.d. 16 januari 2018, opgenomen op pagina 4479 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 4] , in welk rapport redengevende wettige bewijsmiddelen zijn vermeld die ten grondslag liggen aan de voordeelsberekening (hierna: het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel [straatnaam] );
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 maart 2018 opgenomen op pagina 3745 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017009943 (Onderzoek: NNRAA17031-Miograna) d.d. 28 augustus 2018, inhoudend als verklaring van [medeveroordeelde 1] :
V: Sinds wanneer zat er wel een hennepkwekerij in het pand aan de [straatnaam] in Hoogeveen?
A: Ik heb zelf meegeholpen met opbouwen en volgens mij was het klaar ergens in september (
de rechtbank begrijpt: september 2016). Dat het startklaar was en dat de plantjes erin gingen. Het kan de eerste of tweede week geweest zijn.
(…)
V: Hoe vaak is er geoogst aan de [straatnaam] te Hoogeveen A: Er is 1 keer geoogst en de tweede keer waren jullie erbij.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 maart 2018 opgenomen op pagina 3535 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeveroordeelde 3] :
O: verdachte wordt foto [veroordeelde] getoond, genoemd als bijlage 4 en gevoegd bij dit verhoor V: Wie is dit?
A: Dat is [veroordeelde] .
V: Wat kun je over zijn betrokkenheid en rol vertellen?
(…)
A: Wat heeft [medeveroordeelde 2] erover verklaard?
O: Onderstaand een citaat uit het verhoor van [medeveroordeelde 2] .
V: Waar woont [veroordeelde] ?
A: [plaats] , [woonplaats].
V: In wat voor auto rijdt [veroordeelde] ?
A: [auto] .
V: Wat is zijn rol met betrekking tot de hennepteelt?
A: Leider zeg ik niet. Hij regelt eigenlijk de meeste dingen, soort projectleider. Ik weet niet of de hennep daar heen gaat, dat gaat altijd heel snel. Ik heb daar geen zicht op. Als er betaalt moet worden, komt het van hem. Ik kan het wel gaan ontkennen, maar jij weet toch ook wet genoeg?
Einde citaat uit het verhoor van [medeveroordeelde 2] .
V: Wil je hier op reageren?
A: Dat is correct wat [medeveroordeelde 2] zegt in het citaat.
(…)
V: Bij de zoeking bij [medeveroordeelde 4] troffen wij een briefje met aantekeningen, bedragen aan, kennelijk betrekking hebbend op de hennepkwekerij aan de [straatnaam] te Meppel.
O: verdachte wordt bijlage 6 getoond, en gevoegd bij dit verhoor.
V: Wat kun jij hierover verklaren?
(…)
V: Als jij dit zo ziet op de bijlage en de bedragen, wat kan je hier over verklaren?
A: Dit is een schatting. Dit heeft betrekking op de kwekerij aan de [straatnaam] in Meppel maar het zijn schattingen. De bedragen die er op staan van 3 * 12.500 Euro zijn toezeggingen aan mensen en nog niet daadwerkelijk uitbetaald.
V: Wat is jou daar in toegezegd?
A: 12.500 Euro.
V: Aan wie zijn de andere bedragen toegezegd van 12.500 Euro?
A: Dat zijn [medeveroordeelde 1] (
de rechtbank begrijpt: [medeveroordeelde 1] )en [naam] .
(…)
V: [medeveroordeelde 2] verklaarde dat het geld van [veroordeelde] kwam, jij bevestigde dat, is hier ook deze geld bedragen toegezegd door [veroordeelde] ?
A: De bedragen worden door [veroordeelde] bepaald.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 november 2017 opgenomen op pagina 1811 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeveroordeelde 2] :
V: In wat voor auto rijdt [veroordeelde] ?
A: [auto] .
V: Wat is zijn rol met betrekking tot de hennepteelt?
A: Leider zeg ik niet. Hij regelt eigenlijk de meeste dingen, soort projectleider. Ik weet niet of de hennep daar heen gaat, dat gaat altijd heel snel. Ik heb daar geen zicht op. Als er betaalt moet worden, komt het van hem. Ik kan het wel gaan ontkennen, maar jij weet toch ook wel genoeg?
(…)
V: Hoe zit het met de onderlinge rolverdeling tussen jou, [veroordeelde] , [medeveroordeelde 3] , [medeveroordeelde 4] en [medeveroordeelde 1] ?
A: Ik sta in ieder geval voor mijn gevoel onderaan en [veroordeelde] bovenaan.
(…)
V: Hoe vaak heb jij het pand aan de [straatnaam] bezocht?
A: In het begin 2 keer in de week. Toen ben ik er een tijdje niet geweest. Wel 20 keer denk ik?
V: Sinds wanneer zit er hennep in het pand?
A: Vanaf het begin af aan, eerst zijn ze gaan bouwen. In april is het gehuurd, toen zijn ze gaan bouwen en in mei is er begonnen met hennep kweken. De deur naar de kwekerij zat altijd op slot. De sleutel was altijd verstopt zoals ik begrepen had. Ik ging wel eens mee naar boven om te kijken, verder kwam ik er niet. (….) Hij vond dat wij het werk niet goed deden, hij deed de verzorging later zelf. Alleen [veroordeelde] had de sleutel.
V: Hoe vaak is er geoogst op de [straatnaam] ?
A: Twee keer.
(…)
V: Hoe ging de betaling dan?
A: Niet. De eerste keer kreeg ik een paar honderd. De tweede keer kreeg ik € 1.400.
V: Van wie kreeg je dat dan?
A: De laatste keer heb ik van [veroordeelde] gehad, ik haalde het bij hem thuis op. Hij stelde het steeds uit. Ik kreeg het ook wel eens via via.
(…)
V: Even over de [straatnaam] te Hoogeveen; wat kun je hier over vertellen?
A: Dat het telen van hennep al bestond toen ik er kwam in juli 2016 ongeveer. Nee ik ben daar later geweest, want het is vrij snel opgerold nadat ik kwam. Ze hebben 1 keer geoogst, de tweede keer is gepakt.
(…)
V: Even over de [straatnaam] te Assen; wat kun je hier over vertellen?
A: Alleen ik, [medeveroordeelde 3] en [veroordeelde] .lk heb de vloer gebouwd. Ik en [medeveroordeelde 3] hebben de kwekerij ingericht. Het idee van een silo was een goed idee. [veroordeelde] zijn rol was in deze kwekerij hetzelfde als bij de andere kwekerijen.
V: Hoe lang heeft de kwekerij daar gezeten?
A: Heel kort. We hebben 1 keer geoogst, de tweede keer is al gepakt.

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 27 januari 2022 in de zaak met parketnummer 18/950095-17 veroordeeld - kortgezegd - ter zake het driemaal medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en artikel 11 van de Opiumwet gegeven verbod, tweemaal het medeplegen van diefstal van stroom en/of gas en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van die door hem gepleegde strafbare feiten. De rechtbank overweegt daarbij dat veroordeelde samen met anderen van deze strafbare feiten heeft geprofiteerd. Blijkens de verklaringen van [medeveroordeelde 3] (hierna:
[medeveroordeelde 3] ), [medeveroordeelde 1] (hierna: [medeveroordeelde 1] ) en
[medeveroordeelde 2] (hierna: [medeveroordeelde 2] ) waren er in wisselende samenstelling 3 à 4 personen betrokken bij de hennepkwekerijen. Door de officier van justitie is dan ook gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel per hennepkwekerij pondspondsgewijs wordt verdeeld tussen die betrokken personen.
Hoewel aan het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet precies een indicatie valt te ontlenen voor de verdeling van de opbrengst tussen veroordeelde en zijn medeveroordeelden, is de rechtbank van oordeel dat wel kan worden vastgesteld dat de rol van de medeveroordeelden in de hennepkwekerijen kleiner is geweest dan de rol van veroordeelde en dat er geen sprake is geweest van een gelijke verdeling van de opbrengst tussen deze personen. De constatering dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van [medeveroordeelde 3] , [medeveroordeelde 1] en
[medeveroordeelde 2] kleiner is geweest dan dat van veroordeelde, zou met zich meebrengen dat het voordeel van veroordeelde op een hoger bedrag kan worden gesteld. Dit is echter niet door de officier van justitie gevorderd, waardoor de rechtbank daartoe ook niet zal overgaan, ondanks het feit dat de rechtbank in de uitspraken van de medeveroordeelden een andere verdeling heeft vastgesteld
De rechtbank zal daarom alsnog, in het voordeel van veroordeelde, het totale wederrechtelijk verkregen voordeel per hennepkwekerij niet hoger vaststellen dan het resultaat van een pondspondsgewijze toerekening tussen de betrokken personen.
De rechtbank neemt bij de berekening van het wederechtelijk verkregen voordeel de bedragen genoemd in de rapporten wederrechtelijk verkregen voordeel als uitgangspunt.

[straatnaam]

Blijkens het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 9 maart 2017 (p. 2254 e.v.) zijn op 6 maart 2017 in een pand aan de [straatnaam] te Assen in een voormalige mestsilo twee kweekruimtes aangetroffen met daarin in totaal 1306 hennepplanten. Ten aanzien van de kwekerij aan de [straatnaam] is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat er in ieder geval één eerdere oogst heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft hierbij met name gelet op de verklaringen van medeveroordeelden [medeveroordeelde 2] en [medeveroordeelde 3] en de aangetroffen indicatoren in de kwekerij, zoals deze naar voren komen in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel [straatnaam] .
Dit levert de volgende berekening op:
In de kwekerij stonden verdeeld over de begane grond en de eerste verdieping in totaal 1306 hennepplanten. In het rapport van Functioneel Parket Afpakken van 1 juni 2016 is een tabel opgenomen met daarin de opbrengst per hennepplant. De opbrengst aan hennep per plant van deze kwekerij is volgens de tabel minimaal 28,2 gram.
De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt: 1306 planten x 28,2 gram = 36.829 gram.
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het rapport van Functioneel Parket Afpakken bedraagt dit minimaal € 4.070,- per kilogram. De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 36.829 gram x € 4.070 = € 149.894,03.
Het totaal aan kosten per kweekcyclus voor de begane grond van de mestsilo wordt in het rapport wederechtelijk verkregen voordeel gesteld op € 5.436,95 en voor de eerste verdieping € 5.406,19. De rechtbank ziet geen aanleiding hiervan af te wijken. De totale kosten voor 1 oogst bedragen derhalve (€ 5.436,95 + € 5.406,19 =) € 10.843,14.
Het totaal verkregen netto voordeel voor de [straatnaam] wordt hiermee gesteld op:
Bruto opbrengst 1 oogst x € 149.894,03 € 149.894,03
Totale kosten 1 oogst x € 10.843,14 -/- € 10.843,14

Netto wederrechtelijk verkregen voordeel € 139.050,89

Zoals hiervoor reeds is overwogen zal de rechtbank het totale wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs toerekenen aan de bij die kwekerij betrokken personen. Gelet op de verklaringen van [medeveroordeelde 2] en [medeveroordeelde 3] zijn er in ieder geval drie personen betrokken geweest bij het opzetten en exploiteren van deze hennepkwekerij. Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel schatten op 1/3e deel van het hiervoor berekenende totale wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde (1/3e van € 139.050,89 =)
€ 46.350,29voordeel heeft genoten als gevolg van de hennepkwekerij aan de [straatnaam] .
Er is geen aanleiding om veroordeelde niet te verplichten genoemd bedrag te betalen.

[straatnaam]

Blijkens het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 7 februari 2017 (p. 3097 e.v.) zijn op 2 februari 2017 in een pand aan de [straatnaam] te Hoogeveen twee kweekruimtes aangetroffen met daarin in totaal 1880 hennepplanten. In het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel wordt uitgegaan van ten minste één eerder gerealiseerde oogst, welke door veroordeelde wordt betwist. De rechtbank is echter van oordeel dat kan worden vastgesteld dat er in ieder geval één eerdere oogst heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft hierbij met name gelet op de verklaringen van
[medeveroordeelde 3] en [medeveroordeelde 2] die beiden verklaren dat er éénmaal is geoogst in combinatie met het feit dat er gedroogde hennepresten en knipscharen in de loods zijn aangetroffen.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de opbrengst van een eventuele oogst lager is geweest dan is berekend in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel [straatnaam] . Ook zijn volgens de raadsman de kosten hoger geweest, waardoor het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel zou moeten worden gematigd. De rechtbank is van oordeel dat de verdediging onvoldoende heeft onderbouwd dat de oogst niet succesvol is geweest. De enkele verklaring van [medeveroordeelde 1] over de hoogte van de opbrengst van de oogst, acht de rechtbank onvoldoende om af te wijken van de normen uit het BOOM-rapport. Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank ook voor de kosten die zijn gemaakt met betrekking tot de aanschaf van hennepstekjes. [medeveroordeelde 1] heeft hier weliswaar over verklaard, maar hij heeft de hennepstekjes niet zelf aangeschaft of geleverd. Hij heeft wat dat betreft dan ook niet uit eigen wetenschap verklaard, zodat de rechtbank ook wat betreft de kosten geen aanleiding ziet om af te wijken van de bedragen zoals opgenomen in het BOOM-rapport.
Dit levert de volgende berekening op:
In de kwekerij stonden minimaal 1880 hennepplanten. In het rapport van Functioneel Parket Afpakken van 1 juni 2016 is een tabel opgenomen met daarin de opbrengst per hennepplant.
De opbrengst aan hennep per plant van deze kwekerij is volgens de tabel minimaal 28,2 gram. De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt: 1880 planten x 28,2 gram = 53.016 kilogram.
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het rapport van Functioneel Parket Afpakken bedraagt dit minimaal
€ 4.070,- per kilogram. De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 53.016 kilogram x € 4070 = € 215.775,12.
Het totaal aan kosten per kweekcyclus wordt in het rapport wederechtelijk verkregen voordeel gesteld op € 42.686,33. De rechtbank ziet, zoals hiervoor overwogen, geen aanleiding hiervan af te wijken.
Het totaal verkregen netto voordeel voor de [straatnaam] wordt hiermee gesteld op:
Bruto opbrengst 1 oogst x € 215.755,12 € 215.755,12
Totale kosten 1 oogst x € 42.686,33 -/- € 42.686,33

Netto wederrechtelijk verkregen voordeel € 173.068,79

Zoals hiervoor reeds is overwogen zal de rechtbank het totale wederrechtelijk verkregen voordeel vaststellen op een bedrag gelijk aan het resultaat van een pondspondsgewijze toerekening aan de bij die kwekerij betrokken personen. Blijkens de verklaringen van onder andere [medeveroordeelde 3] en
[medeveroordeelde 2] waren er in ieder geval vier personen betrokken bij de hennepkwekerij aan de [straatnaam] . De officier van justitie heeft dan ook gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs onder deze vier personen verdeeld moet worden. Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel schatten op 1/4e deel van het hiervoor berekenende totale wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde (1/4e van € 173.068,79 =)
€ 43.147,20voordeel heeft genoten als gevolg van de hennepkwekerij aan de [straatnaam] .
Er is geen aanleiding om veroordeelde niet te verplichten genoemd bedrag te betalen.

[straatnaam]

Blijkens het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 22 januari 2018 (p. 3961 e.v.) zijn op 22 november 2017 in een pand aan de [straatnaam] te Meppel twee kweekruimtes aangetroffen met daarin in totaal 1379 hennepplanten. In het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel wordt uitgegaan van twee eerdere oogsten. Dat er twee oogsten zouden hebben plaatsgevonden wordt door de verdediging niet betwist, maar wel heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat op basis van de verklaringen van [medeveroordeelde 1] en [medeveroordeelde 2] kan worden geconcludeerd dat deze oogsten zijn mislukt. Dit zou volgens de verdediging worden bevestigd door de tapgesprekken tussen [medeveroordeelde 1] en [medeveroordeelde 4] .
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de verklaringen van [medeveroordeelde 1] , [medeveroordeelde 2] en [medeveroordeelde 3] niet kan worden geconcludeerd dat er inderdaad sprake zou zijn geweest van twee mislukte oogsten. [medeveroordeelde 2] heeft enkel van veroordeelde zelf gehoord dat de oogsten zouden zijn mislukt en heeft derhalve niet uit eigen wetenschap verklaard. Ook aan de hand van de tapgesprekken van waarin gesproken wordt over de hennepstekken die niet zouden ‘aanspringen’ en die eruit gehaald moesten worden, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden geconcludeerd dat eerdere oogsten niet succesvol zijn geweest. Deze gesprekken hebben omstreeks 13 november 2017 plaatsgevonden, waarna er op 15 november 2017 nieuwe stekken zijn geplaatst. Dit terwijl op 22 november 2017 de hennepkwekerij is aangetroffen door de politie. In de loods aan de [straatnaam] zijn daarnaast verdroogde resten van hennepplanten aangetroffen in vuilniszakken, wat wijst op eerdere (succesvolle) oogsten. De verklaringen van [medeveroordeelde 1] dat de oogsten minder geld hebben opgebracht, acht de rechtbank onvoldoende reden om af te wijken van de normen zoals gesteld in het BOOM-rapport. Daarbij overweegt de rechtbank dat [medeveroordeelde 1] niet zelf de hennep heeft verkocht en op dat vlak dus niet uit eigen waarneming heeft verklaard. Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank, zoals hiervoor overwogen, ook voor de kosten die zijn gemaakt met betrekking tot de aanschaf van hennepstekjes. [medeveroordeelde 1] heeft hier weliswaar over verklaard, maar hij heeft de hennepstekjes niet zelf aangeschaft of geleverd. Hij heeft wat dat betreft dan ook niet uit eigen wetenschap verklaard, zodat de rechtbank wat betreft de kosten geen aanleiding ziet om af te wijken van de bedragen zoals opgenomen in het BOOM-rapport.
Dit levert de volgende berekening op:
In de kwekerij stonden minimaal 1379 hennepplanten. In het rapport van Functioneel Parket Afpakken van 1 juni 2016 is een tabel opgenomen met daarin de opbrengst per hennepplant. De opbrengst aan hennep per plant van deze kwekerij is volgens de tabel minimaal 27,7 gram. De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt: 1379 planten x 27,7 gram = 38.198,3 kilogram. De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het rapport van Functioneel Parket Afpakken bedraagt dit minimaal
€ 4.070,- per kilogram. De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 38.198,3 kilogram x € 4.070,- = € 155.467,081.
Het totaal aan kosten per kweekcyclus wordt in het rapport wederechtelijk verkregen voordeel gesteld op € 21.104,51. De rechtbank ziet, zoals hiervoor overwogen geen aanleiding hiervan af te wijken.
Het totaal verkregen netto voordeel voor de [straatnaam] wordt hiermee gesteld op:
Bruto opbrengst 2 oogsten x € 155.467,081 € 310.934,16
Totale kosten 2 oogsten x € 21.104,51 -/- € 42.209,02

Netto wederrechtelijk verkregen voordeel € 268.725,14

Zoals hiervoor reeds is overwogen zal de rechtbank het totale wederrechtelijk verkregen voordeel vaststellen op een bedrag gelijk aan het resultaat van een pondspondsgewijze toerekening aan de bij die kwekerij betrokken personen. Blijkens de verklaringen van onder andere [medeveroordeelde 3] en
[medeveroordeelde 2] waren er in ieder geval vier personen betrokken bij de hennepkwekerij aan de [straatnaam] . De officier van justitie heeft dan ook gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs onder deze vier personen verdeeld moet worden. Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel schatten op 1/4e deel van het hiervoor berekenende totale wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde (1/4e van € 268.725,14 =)
€ 66.981,29voordeel heeft genoten.
Er is geen aanleiding om veroordeelde niet te verplichten genoemd bedrag te betalen

Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel

Het totaal verkregen netto voordeel wordt hiermee gesteld op:
[straatnaam] € 42.350,29
[straatnaam] € 43.147,20
[straatnaam]+/+€ 66.981,29

Netto wederrechtelijk verkregen voordeel € 156.478,78

De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde
€ 156.478,78voordeel heeft genoten.

Redelijke termijn

De raadsman van veroordeelde heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn en dat deze overschrijding zou moeten leiden tot een korting op de terugbetalingsverplichting.
De rechtbank stelt voorop dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere veroordeelde is gewaarborgd dat binnen een redelijke termijn op de ontnemingsvordering wordt beslist. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig zal worden gemaakt. In het algemeen zal als aanvangsdatum voor de redelijke termijn aangenomen kunnen worden:
  • het in art. 311, eerste lid, Sv bedoelde moment waarop de officier van justitie uiterlijk bij gelegenheidvan zijn requisitoir in de hoofdzaak in eerste aanleg zijn voornemen kenbaar maakt een ontnemingsvordering aanhangig te zullen maken, of
  • het moment waarop de betrokkene ervan op de hoogte geraakt dat tegen hem een strafrechtelijkfinancieel onderzoek als bedoeld in art. 126 Sv is ingesteld, of
  • het moment waarop de in art. 511b Sv bedoelde vordering aan de betrokkene is betekend.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de veroordeelde en/of zijn raadsman op het procesverloop, de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld, de termijn die met de behandeling van de strafzaak is gemoeid alsmede de termijn als bedoeld in art. 511b, eerste lid, Sv waarbinnen de ontnemingsvordering aanhangig is gemaakt.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. De rechtbank constateert dat veroordeelde op 6 november 2021 een eerste oproep heeft ontvangen voor de regiezitting van 17 november 2021. Naar het oordeel van de rechtbank betreft dit de eerste daad van vervolging, waaraan veroordeelde in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem een vordering tot ontneming van het wederrechtelijke verkregen voordeel aanhangig zal worden gemaakt. De rechtbank zal de datum van 6 november 2021 dan ook als aanvangsdatum voor de redelijke termijn aannemen. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn niet is overschreden nu de behandeling en beslissing op de ontnemingsvordering binnen twee jaren heeft plaatsgevonden.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 156.478,78.
Legt
[veroordeelde] ,voornoemd, de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van € 156.478,78 (zegge: honderzesenvijftigduizendvierhonderdachtenzeventig euro en achtenzeventig eurocent) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 639 dagen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. E. Läkamp, voorzitter, mr. G. Eelsing en mr. M.A.M. Wolters, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 juni 2022.