ECLI:NL:RBNNE:2022:2130

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
18/950096-17 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een hennepkwekerijzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, in het kader van een strafzaak tegen de veroordeelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die betrokken was bij hennepkwekerijen, op € 37.500,00 wordt geschat. De rechtbank heeft de verklaringen van de veroordeelde en medeveroordeelden als uitgangspunt genomen voor de berekening van dit bedrag. De officier van justitie had eerder gevorderd dat de rechtbank het bedrag zou vaststellen op € 110.128,49, maar de rechtbank oordeelde dat de veroordeelde een kleinere rol had in de hennepkwekerijen en dat er geen bewijs was dat hij pondspondsgewijs had gedeeld in de opbrengst.

De rechtbank heeft de bewijsvoering gebaseerd op verschillende proces-verbalen van verhoor en rapporten, waarin de betrokkenheid van de veroordeelde bij de hennepkwekerijen werd aangetoond. De rechtbank concludeerde dat er één oogst had plaatsgevonden aan de [straatnaam] te Hoogeveen en twee oogsten aan de [straatnaam] te Meppel. De rechtbank heeft het bedrag van € 12.500,00 per oogst als realistisch beschouwd, gezien de rol van de veroordeelde in de opbouw en exploitatie van de kwekerijen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, en de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 222 dagen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/950096-17
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 24 juni 2022 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] , niet als ingezetene ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP), door verdachte opgegeven adres: [straatnaam] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 6 november 2021 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 110.128,49 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/950096-17 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank heeft op 21 december 2021 de behandeling van de ontnemingsvordering aangehouden
en bepaalt dat partijen in de gelegenheid worden gesteld om schriftelijk hun standpunt met betrekking tot de ontnemingsvordering in te dienen.
Veroordeelde heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om schriftelijk zijn standpunt met betrekking tot de ontnemingsvordering in te dienen.
De (inhoudelijke) behandeling van de ontnemingsvordering heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 13 mei 2022. Veroordeelde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De officier van justitie is verschenen en gehoord.

Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op de volgende bewijsmiddelen:
De inhoud van het vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 27 januari 2022,inhoudende een bewezenverklaring en bewijsmotivering onder parketnummer 18/950096-17 tegen veroordeelde gewezen;
Een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36e tweede lidSr. d.d. 23 mei 2018, opgenomen op pagina 5188 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017009943 (Onderzoek: NNRAA17031-Miograna) d.d. 28 augustus 2018, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant] , in welk rapport wettige bewijsmiddelen zijn vermeld die ten grondslag liggen aan de voordeelsberekening (hierna: het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel);
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 maart 2018 opgenomen op pagina 3745 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017009943 (Onderzoek: NNRAA17031-Miograna) d.d. 28 augustus 2018, inhoudend als verklaring van veroordeelde:
V: Sinds wanneer zat er wel een hennepkwekerij in het pand aan de [straatnaam] in Hoogeveen?
A: Ik heb zelf meegeholpen met opbouwen en volgens mij was het klaar ergens in september (
de rechtbank begrijpt: september 2016)dat het startklaar was en dat de plantjes erin gingen. Het kan de eerste of tweede week geweest zijn.
(…)
V: Wie waren er verder nog betrokken bij die hennepkwekerij aan de [straatnaam] te Hoogeveen.
A: Ik heb hulp gehad van [medeveroordeelde 1] .
(…)
V: Hoe vaak is er geoogst aan de [straatnaam] te Hoogeveen A: Er is 1 keer geoogst en de tweede keer waren jullie erbij.
(…)
V: Jij was ook de huurder van het pand [straatnaam] in Meppel, als ook de contractant van de stroom leverancier. (…)Wat kun jij verklaren over jou rol in de hennepkwekerij in dat pand?
A: Ik heb het pand gehuurd. Euhmm... Ook weer opgebouwd en ingericht op de eerste etage.
V: Wie waren er verder nog meer betrokken bij die hennepkwekerij in Meppel?
A: [medeveroordeelde 1] en ik. Maar ook [medeveroordeelde 2] . Die kwam daar wel.
V: Wat waren jullie rol daar?
A: Opbouw en inrichten. En mijn rol was daar ook de huurcontract en dat ik daar bijna elke dag aanwezig was.
(…)
V: Wat heb je uiteindelijk wel ontvangen van de opbrengst van de oogst?
A: 68000 euro.
V: Wat was jouw aandeel van de 68000 euro?
A: 8 a 9000 euro.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 maart 2018 opgenomen op pagina 3535 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeveroordeelde 1] :
V: Bij de zoeking bij [medeveroordeelde 3] troffen wij een briefje met aantekeningen, bedragen aan, kennelijk betrekking hebbend op de hennepkwekerij aan [straatnaam] te Meppel.
O: verdachte wordt bijlage 6 getoond, en gevoegd bij dit verhoor.
V: Wat kun jij hierover verklaren?
A: Is mij niet bekend.
V: Als jij dit zo ziet op de bijlage en de bedragen, wat kan je hier over verklaren?
A: Dit is een schatting. Dit heeft betrekking op de kwekerij aan [straatnaam] in Meppel maar het zijn schattingen. De bedragen die er op staan van 3 * 12.500 Euro zijn toezeggingen aan mensen en nog niet daadwerkelijk uitbetaald.
V: Wat is jou daar in toegezegd?
A: 12.500 Euro.
V: Aan wie zijn de andere bedragen toegezegd van 12.500 Euro?
A: Dat zijn [veroordeelde] (
de rechtbank begrijpt: veroordeelde)en [naam 2] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 november 2017 opgenomen op pagina 1811 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeveroordeelde 2] :
V: Hoe vaak heb jij het pand aan de [straatnaam] bezocht?
A: In het begin 2 keer in de week. Toen ben ik er een tijdje niet geweest. Wel 20 keer denk ik?
V: Sinds wanneer zit er hennep in het pand?
A: Vanaf het begin af aan, eerst zijn ze gaan bouwen. In april is het gehuurd, toen zijn ze gaan bouwen en in mei is er begonnen met hennep kweken. De deur naar de kwekerij zat altijd op slot. De sleutel was altijd verstopt zoals ik begrepen had. Ik ging wel eens mee naar boven om te kijken, verder kwam ik er niet. (….) Hij vond dat wij het werk niet goed deden, hij deed de verzorging later zelf. Alleen [medeveroordeelde 4] had de sleutel.
V: Hoe vaak is er geoogst op de [straatnaam] ?
A: Twee keer.
(…)
V: Even over de [straatnaam] te Hoogeveen; wat kun je hier over vertellen?
A: Dat het telen van hennep al bestond toen ik er kwam in juli 2016 ongeveer. Nee ik ben daar later geweest, want het is vrij snel opgerold nadat ik kwam. Ze hebben 1 keer geoogst, de tweede keer is gepakt.

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 27 januari 2022 in de zaak met parketnummer 18/950096-17 veroordeeld - kortgezegd - ter zake het tweemaal medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en artikel 11 van de Opiumwet gegeven verbod en het medeplegen van diefstal van stroom.
Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van die door hem gepleegde strafbare feiten.
De rechtbank neemt de verklaringen van veroordeelde en medeveroordeelden als uitgangspunt voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van voormelde strafbare feiten wordt geschat. De rechtbank is op grond van de inhoud van het dossier en de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat veroordeelde ten opzichte van zijn mededaders een kleinere rol heeft gehad in de hennepkwekerijen en dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat veroordeelde pondspondsgewijs heeft gedeeld in de opbrengst van deze kwekerijen. De rechtbank zal daarom in zoverre geen aansluiting zoeken bij de berekeningen van het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen vastgesteld kan worden dat er één oogst heeft plaatsgevonden aan de [straatnaam] te Hoogeveen en dat er twee oogsten hebben plaatsgevonden aan de [straatnaam] te Meppel. De rechtbank overweegt daartoe dat in de hennepkwekerij aan de [straatnaam] onder meer hennepafval is aangetroffen en dat door zowel veroordeelde als medeveroordeelde [medeveroordeelde 2] is verklaard dat er één geslaagde oogst heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van de oogsten aan de [straatnaam] overweegt de rechtbank dat het dossier weliswaar aanwijzingen bevat dat kort voor de ontdekking van de hennepkwekerij hennepstekjes zijn verwijderd, maar dat laat onverlet dat in de gehele bewezenverklaarde periode van 1 mei 2017 tot en met 22 november 2017 genoeg tijd is geweest om in ieder geval twee oogsten te realiseren, uitgaande van een kweekcyclus van 10 weken per oogst. Dat er daadwerkelijk twee oogsten hebben plaatsgevonden, wordt naar het oordeel van de rechtbank bevestigd door de verklaringen van medeveroordeelde [medeveroordeelde 2] .
Met betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel dat verdachte per oogst heeft ontvangen zoekt de rechtbank aansluiting bij het briefje dat is aangetroffen bij medeverdachte [medeveroordeelde 3] , met daarop verschillende bedragen en namen. Medeveroordeelde [medeveroordeelde 1] heeft over dit briefje verklaard dat hierop bedragen staan die onder andere aan veroordeelde en hemzelf zijn toegezegd met betrekking tot de hennepkwekerij aan de [straatnaam] te Meppel. Het zou daarbij gaan om een bedrag van
€ 12.500,00. De rechtbank ziet hierin een concrete aanwijzing dat veroordeelde per geslaagde oogst dit bedrag heeft ontvangen en neemt dit bedrag dan ook als uitgangspunt voor het wederrechtelijk verkregen voordeel dat veroordeelde heeft ontvangen per oogst bij zowel de hennepkwekerij aan de [straatnaam] als aan de [straatnaam] . De rechtbank acht dit bedrag ook realistisch gelet op de rol die veroordeelde heeft gehad bij het opbouwen en exploiteren van deze hennepkwekerijen.
Dit levert de volgende berekening op:
Zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft vastgesteld heeft er aan de [straatnaam] te Hoogeveen één oogst plaatsgevonden waar veroordeelde € 12.500,00 heeft ontvangen en aan de [straatnaam] te Meppel twee oogsten, waar veroordeelde in totaal € 25.000,00 (2 x € 12.500,00) heeft ontvangen.
Het totaal verkregen netto voordeel wordt hiermee gesteld op:
[straatnaam] (Hoogeveen)€ 12.500,00

[straatnaam] (Meppel) +/+ € 25.000,00

Wederrechtelijk verkregen voordeel € 37.500,00

De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde € 37.500,00 voordeel heeft genoten.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 37.500,00.
Legt
[veroordeelde] ,voornoemd, de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van € 37.500,00 (zegge: zevenendertigduizendvijfhonderd euro) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 222 dagen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. E. Läkamp, voorzitter, mr. G. Eelsing en mr. M.A.M. Wolters, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 juni 2022.