ECLI:NL:RBNNE:2022:2129

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
18/101005-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 23 juni 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 4 maart 2020 te Emmer-Compascuum een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die als bestuurder van een personenauto reed, heeft zich schuldig gemaakt aan roekeloos rijgedrag, wat heeft geleid tot een aanrijding met een andere auto. Bij dit ongeval raakte de bestuurder van de andere auto, die met drie inzittenden reed, zwaar lichamelijk gewond. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich onvoorzichtig heeft gedragen door met hoge snelheid een aantal voertuigen in te halen, terwijl hij een kruising naderde. Dit gedrag leidde tot de aanrijding, waarbij de andere bestuurder zwaar letsel opliep. De officier van justitie had veroordeling gevorderd op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en de rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid genomen en spijt betuigd, wat door de rechtbank in de strafmotivering is meegewogen.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. De opgelegde straf is passend en geboden, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, gezien het tijdsverloop en het feit dat de verdachte sindsdien geen nieuwe verkeersincidenten heeft veroorzaakt.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/101005-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 juni 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 juni 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.C.N. Cats, advocaat te Emmen. Het openbaar
ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 maart 2020, te Emmer-Compascuum, althans in de gemeente Emmen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, merk [auto] , daarmede rijdende over de weg, de
[straatnaam] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met hoge snelheid, althans met een snelheid die hoger was dan ter plaatse toegestaan en/of verantwoord was, een aantal personenauto's, (links) in te halen, welke auto's afremden, omdat [slachtoffer]
, bestuurder van een personenauto, merk: [auto] , voornemens was om linksaf te slaan en daartoe had afgeremd en was voorgesorteerd en/of de manoeuvre naar links had ingezet,
ten gevolge waarvan een aanrijding/botsing is ontstaan tussen het door verdachte
bestuurde motorrijtuig en het motorrijtuig, bestuurd door [slachtoffer] , waardoor aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een fractuur van de/een oogkas, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair
hij op of omstreeks 4 maart 2020 te Emmer-Compascuum, althans in de gemeente Emmen als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk: [auto]), daarmee rijdende op de weg, [straatnaam] , met hoge snelheid, althans met een snelheid die hoger was dan ter plaatse toegestaan en/of verantwoord was, een
aantal personenauto's, (links) heeft ingehaald, welke auto's afremden, omdat [slachtoffer]
, bestuurder van een personenauto, merk: [auto] , voornemens was om linksaf te slaan en daartoe had afgeremd en was voorgesorteerd en/of de manoeuvre naar links had ingezet, ten gevolge waarvan een aanrijding/botsing is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorrijtuig en het motorrijtuig, bestuurd door [slachtoffer] , door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte heeft schuld aan het ongeval doordat hij hoogst onvoorzichtig heeft gehandeld. Door het ongeval heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 april 2020, opgenomen op pagina51 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020057484 d.d. 12 oktober 2020, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .
de geneeskundige verklaring opgemaakt d.d. 15 mei 2022, opgenomen op pagina 17 vanvoornoemd dossier.
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse
d.d. 1 juli 2020, opgenomen op pagina 79 e.v. van het voornoemd dossier, inhoudend de relatering van verbalisanten.
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor, opgenomen op pagina 23 e.v.
van het voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van getuige [getuige 2].
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor, opgenomen op pagina 34 e.v.van het voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van getuige [getuige 1].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 4 maart 2020, te Emmer-Compascuum, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, merk [auto] , daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, met hoge snelheid, een aantal personenauto's links in te halen, welke auto's afremden, omdat [slachtoffer]
, bestuurder van een personenauto, merk: [auto] , voornemens was om linksaf te slaan en daartoe had afgeremd en was voorgesorteerd en de manoeuvre naar links had ingezet, ten gevolge waarvan een botsing is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorrijtuig en het motorrijtuig, bestuurd door [slachtoffer] , waardoor aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Primair Overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren, subsidiair 45 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw kan zich vinden in de taakstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen vervangende hechtenis. Zij verzoekt echter de duur van de ontzegging van de rijbevoegdheid te matigen, gelet op het tijdsverloop en de omstandigheid dat er sinds het ongeval geen nieuwe verkeersincidenten zijn voorgevallen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft binnen de bebouwde kom met een snelheid van 80 km/u een vijftal auto’s willen inhalen, terwijl hij een kruising naderde. Hij heeft hierdoor niet gezien dat de voorste auto linksaf wilde slaan en is op deze auto gebotst. Verdachte heeft zich als bestuurder van een personenauto schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ongeval met een ander voertuig met drie inzittenden, waaronder twee kinderen, van wie de vader zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. In zekere zin is er nog sprake van geluk geweest, nu het voor zowel verdachte als voor de slachtoffers erger had kunnen aflopen. Verdachte reed regelmatig op deze weg en wist van de kruising, zodat het voor de rechtbank onbegrijpelijk is
dat hij daar zo gevaarlijk reed.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Ter zitting heeft verdachte zijn verantwoordelijkheid genomen en spijt betuigd. Sinds het ongeval heeft verdachte zich niet nogmaals schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
De rechtbank acht een taakstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen vervangende hechtenis passend en geboden met daarnaast een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank volstaat met het opleggen van een rijontzegging in voorwaardelijke vorm, waarbij zij vooral heeft gelet op het tijdsverloop, het feit dat verdachte niet eerder voor een dergelijk feit is veroordeeld en de omstandigheid dat verdachte sinds het ongeval niet opnieuw de fout in is gegaan in het verkeer.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 90 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 45 dagen zal worden toegepast.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 6 maanden.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. J. Edgar en mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 juni 2022.