ECLI:NL:RBNNE:2022:2116

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
C/18/213178 / KG ZA 22-74
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over nakoming zorgregeling tussen ouders na beëindiging van affectieve relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 juni 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die een affectieve relatie hebben gehad en samen een kind hebben. De man vorderde nakoming van een zorgregeling die door de rechtbank was vastgesteld in een eerdere beschikking van 24 januari 2022. De vrouw had zich niet gehouden aan deze zorgregeling, wat leidde tot de vordering van de man om haar te veroordelen tot nakoming, onder verbeurte van een dwangsom. De vrouw was niet aanwezig bij de mondelinge behandeling en had geen verweer gevoerd.

De voorzieningenrechter overwoog dat het spoedeisend belang van de man voortvloeit uit het feit dat hij en het kind elkaar al maanden niet hadden gezien, terwijl er een zorgregeling was vastgesteld. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw zich stelselmatig niet aan de afspraken hield en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die nakoming van de zorgregeling in de weg stonden. De voorzieningenrechter besloot de vrouw te veroordelen tot nakoming van de zorgregeling en legde een dwangsom op van € 250,- per dag of dagdeel dat zij de zorgregeling niet nakomt, met een maximum van € 10.000,-.

Daarnaast werd de vrouw ook veroordeeld in de proceskosten van het kort geding, omdat haar houding de man had gedwongen om juridische stappen te ondernemen. De kosten werden vastgesteld op € 86,- voor het griffierecht, € 127,43 voor de explootkosten en € 1.312,- voor het salaris van de advocaat. De voorzieningenrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaaknummer: C/18/213178 / KG ZA 22/74
Vonnis in kort geding van 17 juni 2022
in de zaak van
[naam man],
wonende te [woonplaats],
eieser, hierna ook te noemen: de man,
advocaat mr. D.E.M. Boukens, kantoorhoudende te Hoorn NH,
tegen
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats],
gedaagde, hierna ook te noemen: de vrouw.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de op 2 mei 2022 aan de vrouw betekende dagvaarding.
1.2.
Op 13 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter de zaak mondeling behandeld. Daarbij zijn verschenen en gehoord: de man, zijn advocaat en de heer J. Zijlstra, als vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
De vrouw heeft zich voor de mondelinge behandeling telefonisch afgemeld in verband met een coronabesmetting. Na de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter een e-mailbericht van de vrouw binnengekregen, waarin de vrouw verzoekt om de zitting te verplaatsen naar een ander moment. De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat de vrouw het e-mailbericht heeft verstuurd toen de mondelinge behandeling al was begonnen. De voorzieningenrechter heeft daardoor geen rekening kunnen houden met het e-mailbericht van de vrouw.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De voorzieningenrechter gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten.
2.2.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit de relatie is op [geboortedatum] 2011 te Groningen [naam kind] geboren. De man heeft [naam kind] erkend.
2.3.
Bij beschikking van 24 januari 2022 heeft de rechtbank bepaald dat partijen voortaan gezamenlijk het gezag over [naam kind] uitoefenen. Daarnaast heeft de rechtbank in die beschikking een zorgregeling vastgesteld inhoudende dat [naam kind] conform de volgende regeling bij de man zal verblijven:
- zaterdag 4 december 2021, vanaf 12:00 uur tot maximaal 17:00 uur, ophaallocatie hoofdstation Groningen;
- zaterdag 29 januari 2022, vanaf 12:00 uur tot maximaal 17:00 uur, ophaallocatie hoofdstation Groningen;
- zaterdag 12 februari 2022, vanaf 12:00 uur tot maximaal 17:00 uur, ophaallocatie hoofdstation Groningen;
- zaterdag 26 februari 2022, vanaf 12:00 uur tot maximaal 17:00 uur, ophaallocatie hoofdstation Groningen;
- in de maanden maart en april 2022, eenmaal per twee weken op zaterdag of zondag van 12:00 uur tot 17:00 uur;
- in de maanden mei en juni 2022, eenmaal per twee weken op zaterdag of zondag van 10:00 uur tot 19:00 uur;
- in de maanden juli en augustus 2022, eenmaal per twee weken van zaterdag 10:00 uur tot zondag 10:00 uur, inclusief overnachting;
- in de maanden van september 2022 tot en met februari 2023, eenmaal in de twee weken van zaterdag 10:00 uur tot zondag 17:00 uur, inclusief overnachting;
- vanaf maart 2023, eenmaal in de twee weken van vrijdag 19:00 uur tot zondag 19:00 uur, inclusief overnachtingen.
De rechtbank heeft bepaald dat partijen de toekomstige vakantie- en feestdagen in onderling overleg bij helfte dienen te delen.
2.4.
Uit de beschikking van 24 januari 2022 blijkt verder, voor zover hier van belang, dat tijdens de mondelinge behandeling op 25 november 2021 de afspraak is gemaakt dat het eerste contactmoment tussen [naam kind] en de man zal plaatsvinden op zaterdag 4 december 2021, waarbij de man [naam kind] om 12:00 uur ophaalt van het hoofdstation te Groningen en waarbij de maximale eindtijd is gesteld op 17:00 uur.
2.5.
Sinds de mondelinge behandeling van 25 november 2021 heeft eenmalig een omgangsmoment tussen de man en [naam kind] plaatsgevonden, op 12 februari 2022.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert bij vonnis, voor zover de wet dit toestaat uitvoerbaar bij voorraad;
I. de vrouw te veroordelen, na betekening van het vonnis, tot nakoming van de door de rechtbank bij beschikking d.d. 24 januari 2022 vastgestelde zorgregeling, op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag of dagdeel dat zij deze veroordeling niet nakomt, dan wel een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag aan dwangsom;
II. de vrouw te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De vrouw heeft geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

Ten aanzien van het spoedeisend belang
4.1.
Ingevolge artikel 254 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is de voorzieningenrechter in alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd deze te geven.
4.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat het spoedeisend belang voortvloeit uit de aard van deze procedure. De man en [naam kind] hebben elkaar al maanden niet gezien, terwijl de rechtbank een tweewekelijkse zorgregeling heeft vastgesteld. De voorzieningenrechter zal de vorderingen van de man inhoudelijk beoordelen.
Ten aanzien van nakoming van de zorgregeling
4.3.
De man legt, samengevat weergegeven, aan zijn vordering ten grondslag dat hij zich genoodzaakt ziet onderhavige procedure op te starten aangezien de vrouw zich niet houdt aan de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling. De man heeft de vrouw ervan moeten overtuigen om een eerste ontmoetingsmoment te laten plaatsvinden tussen hem en [naam kind]. Dat heeft plaatsgevonden op 12 februari 2022. Verder heeft de vrouw zich onbereikbaar gehouden. De vrouw zal niet vrijwillig meewerken aan de zorgregeling, waardoor de vrouw volgens de man zou moeten worden veroordeeld tot nakoming van de vastgestelde zorgregeling onder verbeurte van een dwangsom. De man vraagt zich af of een ondertoezichtstelling wellicht aangewezen zou zijn om de omgang tot stand te brengen.
4.4.
De Raad heeft naar voren gebracht dat het erop lijkt dat de vrouw op alle mogelijke manieren omgang tussen de man en [naam kind] probeert te voorkomen. De Raad kan zich voorstellen dat de vrouw een financiële prikkel nodig heeft om de zorgregeling na te komen. De Raad is tijdens de mondelinge behandeling niet tot een verzoek tot ondertoezichtstelling overgegaan, mede omdat de vrouw niet aanwezig was en de Raad [naam kind] niet zelf heeft gesproken. In een nieuwe procedure zou de Raad eventueel tot onderzoek kunnen overgaan.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de zorgregeling die door de rechtbank bij beschikking van 24 januari 2022 is vastgelegd, moet worden nageleefd. Van die regel kan slechts worden afgeweken indien sprake is van dusdanig ernstige of bijzondere omstandigheden dat nakoming niet meer in het belang van het kind moet worden geacht. Deze bijzondere omstandigheden kunnen zich met name voordoen wanneer sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat zich één van de gronden als bedoeld in artikel 1:377a lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) voordoet. Dat artikellid luidt als volgt: de rechter ontzegt het recht op omgang slechts, indien:
( a) omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
( b) de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
( c) het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
( d) omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
4.6.
De voorzieningenrechter ziet geen enkele aanleiding om aan te nemen dat één van de ontzeggingsgronden aan de orde zou zijn. De vrouw is immers niet op de mondelinge behandeling verschenen en heeft niets aangevoerd op grond waarvan zij niet gehouden zou zijn om de zorgregeling na te komen. Bovendien is zij ook niet in hoger beroep gegaan tegen de beschikking waarin de zorgregeling is vastgelegd.
4.7.
De voorzieningenrechter acht het in het belang van [naam kind] dat hij contact heeft met zijn vader. Zoals ook in de beschikking van 24 januari 2022 is overwogen, zijn er geen contra-indicaties gebleken voor het tot stand brengen van een zorgregeling tussen [naam kind] en de man; er spelen geen veiligheids-issues. Er is de afgelopen maanden eenmalig omgang geweest tussen de man en [naam kind], hetgeen volgens de man enigszins stroef maar goed is verlopen. De voorzieningenrechter kan zich voorstellen dat de man en [naam kind], na elkaar lange tijd niet te hebben gezien, weer aan elkaar moeten wennen. De vrouw dient hen daarin de ruimte te geven en de omgang te faciliteren.
4.8.
In het licht van het voorgaande is het de voorzieningenrechter niet gebleken dat de situatie anders is dan ten tijde van de beschikking van 24 januari 2022. De vordering van de man zal daarom worden toegewezen. Omdat de data van de vastgelegde zorgregeling voor een deel reeds zijn verstreken, is nakoming van de zorgregeling strikt gezien niet meer mogelijk. De voorzieningenrechter zal indachtig die regeling vanaf het moment van dit vonnis een nieuwe zorgregeling opleggen, met een vergelijkbare frequentie. Tussen het eerste en tweede omgangsmoment van de vastgelegde zorgregeling zat een periode van ongeveer 6 weken. Een eerste omgangsmoment heeft reeds plaatsgevonden op 12 februari 2022, zodat direct tot een tweewekelijkse zorgregeling zal worden overgegaan.
4.9.
De voorzieningenrechter zal de vrouw veroordelen tot nakoming van een zorgregeling waarbij [naam kind] bij de man zal verblijven:
  • zaterdag 2 juli 2022, vanaf 12:00 uur tot maximaal 17:00 uur; ophaallocatie hoofdstation Groningen;
  • zaterdag 16 juli 2022, vanaf 12:00 uur tot maximaal 17:00 uur, ophaallocatie hoofdstation Groningen;
  • zaterdag 30 juli 2022, vanaf 12:00 uur tot maximaal 17:00 uur, ophaallocatie hoofdstation Groningen;
  • in de maanden augustus en september 2022, eenmaal per twee weken op zaterdag of zondag van 12:00 uur tot 17:00 uur;
  • in de maanden oktober en november 2022, eenmaal per twee weken op zaterdag of zondag van 10:00 uur tot 19:00 uur;
  • in de maanden december 2022 en januari 2023, eenmaal per twee weken van zaterdag 10:00 uur tot zondag 10:00 uur, inclusief overnachting;
  • in de maanden februari tot en met juli 2023, eenmaal in de twee weken van zaterdag 10:00 uur tot zondag 17:00 uur, inclusief overnachting;
  • vanaf augustus 2023, eenmaal in de twee weken van vrijdag 19:00 uur tot zondag 19:00 uur, inclusief overnachtingen.
Partijen dienen de toekomstige vakantie- en feestdagen in onderling overleg bij helfte te delen.
4.10.
De voorzieningenrechter ziet een patroon waarbij de vrouw stelselmatig de afspraken en de beschikkingen van de rechtbank ten aanzien van de zorgregeling niet nakomt. Dat patroon heeft ertoe geleid dat de man en [naam kind] elkaar in drie jaar tijd slechts één keer hebben gezien. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit patroon doorbroken moet worden. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om, op grond van artikel 611a Rv, een dwangsom aan deze beslissing te verbinden als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing. De op te leggen dwangsom zal € 250,- bedragen voor ieder(e) dag of dagdeel dat de vrouw de zorgregeling niet nakomt en deze zal worden gemaximeerd tot een bedrag van € 10.000,-.
Ten aanzien van de proceskosten
4.11.
De man vordert de vrouw ook in de proceskosten te veroordelen. Hij voert hiertoe aan dat de vrouw - zonder gegronde reden - de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling niet na komt en niet reageert op de berichten van de man. Door de weigerachtige houding van de vrouw, kan de man niet anders dan een procedure starten. De vrouw is bovendien niet in hoger beroep gegaan tegen voormelde beschikking van de rechtbank.
4.12.
De voorzieningenrechter ziet in de houding van de vrouw aanleiding om de vrouw in de proceskosten te veroordelen. De vrouw biedt de man door haar houding immers geen andere mogelijkheid dan het afdwingen van de zorgregeling onder verbeurte van een dwangsom via de voorzieningenrechter. De kosten voor de procedure aan de zijde van de man zullen worden vastgesteld op:
  • € 86,- voor het griffierecht;
  • € 127,43 voor de explootkosten;
  • en 2 punten x € 656,- = 1.312,- voor het salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief.
4.13.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Mocht dit vonnis opnieuw tot niet-nakoming van de zorgregeling leiden, ondanks de financiële gevolgen die dat voor de vrouw met zich kan meebrengen, zou de voorzieningenrechter zich kunnen voorstellen dat de benoeming van een bijzondere curator aangewezen kan zijn. Zo kan ook [naam kind] zelf een stem krijgen over de omgang met de man. Het staat [naam kind] overigens ook vrij om zich via de informele rechtsingang tot de kinderrechter te wenden, wanneer hij dat zou willen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt de vrouw tot het verlenen van haar medewerking aan de zorgregeling zoals in rechtsoverweging 4.9 is overwogen;
5.2.
bepaalt dat de vrouw een dwangsom van € 250,- verbeurt voor ieder(e) dag of dagdeel dat zij voormelde zorgregeling niet nakomt, tot een maximum van € 10.000,-;
5.3.
veroordeelt de vrouw in de proceskosten van het kort geding en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van de man op € 86,- voor het griffierecht, € 127,43 voor de explootkosten en € 1.312,- voor het salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. ter Brugge, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van mr. S.L. Visser als griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juni 2022.