ECLI:NL:RBNNE:2022:208

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
18/950093-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit en gas

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van hennepteelt in twee verschillende kwekerijen en de diefstal van elektriciteit en gas. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij het telen van hennep in een voormalige mestsilo in Assen, waar hij samen met anderen opzettelijk een grote hoeveelheid hennepplanten heeft geteeld. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen met betrekking tot een derde hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit bij een van de kwekerijen, omdat de rechtbank niet kon vaststellen dat hij enige wetenschap of betrokkenheid had bij deze handelingen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van de diefstal van elektriciteit en gas, aangezien hij bekend had dat hij had geholpen met het opbouwen van de hennepkwekerij en dat hij wist dat de elektriciteit illegaal werd afgenomen. De rechtbank legde een taakstraf op van 200 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de positieve veranderingen in het leven van de verdachte na zijn aanhouding.

De benadeelde partij, die schade had geleden door de diefstal van elektriciteit en gas, kreeg een schadevergoeding toegewezen, terwijl de vordering van een andere benadeelde partij werd afgewezen omdat de rechtbank niet kon vaststellen dat de verdachte aansprakelijk was voor de schade. De rechtbank paste verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet toe in haar oordeel.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/950093-17

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 december 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.M. Keizer, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Rademacher.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 6 maart 2017 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk, in een voormalig mestsilo, althans een gebouw en/of pand, op het perceel (aan of bij) de [straatnaam] , heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad een hoeveelheid van (telkens in totaal) ongeveer 1306 hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die Wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en et 6 maart 2017 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening, heeft weggenomen, een hoeveelheid elektriciteit ( [straatnaam] ) en/of een hoeveelheid gas ( [straatnaam] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), waarbij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit, althans enig goed, onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 september 2016 tot en met 2 februari 2017 te Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk, in een (bedrijf s)loods, althans een gebouw en/of (bedrijfs)pand, op het perceel (aan of bij) de [straatnaam] , heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad een hoeveelheid van (telkens in totaal) ongeveer 1880 hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die Wet;
4.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2017 tot en met 22 november 2017 te Meppel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk, in een bedrijfshal, althans een gebouw en/of (bedrijf s)pand, op het perceel (aan of bij) de [straatnaam] , heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad een hoeveelheid van (telkens in totaal) ongeveer 1379 hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2017 tot en met 22 november 2017 te Meppel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening, heeft weggenomen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mnedeverdachte(n), waarbij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit, althans enig goed, onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde gelet op de deels bekennende verklaring van verdachte. Gelet op de omstandigheden waaronder de hennepkwekerijen zijn aangetroffen, moet verdachte daarnaast hebben geweten dat de elektriciteit voor de hennepkwekerij aan de [straatnaam] in Assen illegaal werd afgenomen.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 3 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de hennepkwekerij die is aangetroffen in het bedrijfspand aan de [straatnaam] te Hoogeveen, zodat geen sprake is van medeplegen.
Met betrekking tot de onder 5 ten laste gelegde diefstal van elektriciteit te Meppel heeft de officier van justitie eveneens vrijspraak gevorderd, aangezien het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte enige betrokkenheid bij of wetenschap van de diefstal van de elektriciteit heeft gehad.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2, 3 en 5 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde hennepkwekerij in Hoogeveen heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de bijdrage van verdachte van onvoldoende gewicht is geweest, waardoor er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde geen opbouw- en knipwerkzaamheden verricht, zodat hij aan het telen van hennep geen actieve bijdrage heeft geleverd.
Met betrekking tot de onder 2 en 5 ten laste gelegde diefstal van elektriciteit in respectievelijk Assen en Meppel heeft de raadsman aangevoerd dat het vaste jurisprudentie is dat het enkele wetenschap hebben van de diefstal van stroom niet voldoende is voor het aannemen van medeplegen. Het dossier bevat daarnaast geen concrete bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk wegnemen van de bij die hennepkwekerijen gebruikte elektriciteit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 3 en 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten niet is komen vast te staan. Verdachte is weliswaar een aantal keren in of bij de hennepkwekerij aan de [straatnaam] in Hoogeveen geweest, maar niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. Ook kan uit de beschikbare bewijsmiddelen niet worden geconcludeerd dat verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd aan het opzetten en exploiteren van die hennepkwekerij. Dat verdachte wist van de hennepkwekerij en dat hij meerdere keren in het pand aanwezig is geweest acht de rechtbank daarvoor onvoldoende. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen van het telen van hennep aan de [straatnaam] in Hoogeveen (feit 3).
Met betrekking tot de onder 5 ten laste gelegde diefstal van elektriciteit aan de [straatnaam] in Meppel overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft bekend dat hij samen met anderen werkzaamheden heeft verricht in en om de hennepkwekerij, maar dat zijn aandeel in die werkzaamheden beperkt was. De rechtbank is van oordeel dat het dossier voor het overige onvoldoende aanwijzingen bevat dat verdachte wetenschap of betrokkenheid had bij de verbrekingsof de wegnemingshandelingen. Verdachte zal daarom ook van het onder 5 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 en 4 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 1 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 december 2021;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij (met bijlagen)
d.d. 9 maart 2017, opgenomen op pagina 2254 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017009943 (Onderzoek: NNRAA17031-Miograna) d.d.
28 augustus 2018, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij (met bijlagen) d.d. 22 januari 2018, opgenomen op pagina 3961 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant Oudega.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 21 december 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben betrokken geweest bij de opbouw, de inrichting en de exploitatie van de hennepkwekerij aan de [straatnaam] in Assen. We hebben daar één keer geoogst.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 april 2017,opgenomen op pagina 2272 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017009943 (Onderzoek: NNRAA17031-Miograna) d.d. 28 augustus 2018, inhoudend als verklaring van [naam 1] (namens [benadeelde partij] ):
[benadeelde partij] transporteert en distribueert energie naar particulieren en bedrijven, waaronder naar de gebruiker van pand [straatnaam] Assen.
Op 13 maart 2017 werd diefstal energie aangetroffen in het pand op het adres [straatnaam] te Assen. Mijn aangifte is gebaseerd op waarnemingen, die fraude-inspecteur [naam 2] op verzoek van politieambtenaar [verbalisant 3] van het basisteam Assen ter plaatse heeft gedaan.
Diefstal
Bij controle van de netcomponenten (hoofdleiding, aansluiting en meetinrichting) van [benadeelde partij] en de installaties in de meterkast van het genoemde pand heeft de fraude-inspecteur het volgende vastgesteld:
Diefstal Elektriciteit:
Illegale aftakking na de hoofdveiligheid.
Er was een illegale aansluiting na de hoofdbeveiliging gemaakt in de hoofdaansluitkast. Er was een illegale elektriciteitskabel aangelegd die buiten de elektriciteitsmeter om naar de installatie in het pand en voorzag de aangesloten installatie geheel of gedeeltelijk van elektriciteit. Om deze aftakking te kunnen realiseren is het noodzakelijk geweest dat het door [benadeelde partij] verzegelde deksel van de hoofdaansluitkast gedemonteerd is of is geweest. De door [benadeelde partij] aangebrachte zegels zijn dus verwijderd, vervangen en of gemanipuleerd.
Hiervoor heeft [benadeelde partij] geen toestemming verleend.
Diefstal Gas:
Aftakking op de dienstleiding binnen.
Er was een illegale aftakking gemaakt, binnen, op de aansluitleiding van [benadeelde partij] , deze leiding voorziet het pand van gas. De illegale aftakking liep buiten de meetinrichting van [benadeelde partij] om naar de installatie (en de daarop aangesloten apparatuur) in het bezochte pand en voorzag deze van gas. Deze aftakking is destijds bij het aansluiten van het perceel op het gasnet van [benadeelde partij] niet door of in opdracht van [benadeelde partij] aangebracht.
Hiervoor heeft [benadeelde partij] geen toestemming verleend.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 april 2017, opgenomen op pagina 2282 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] (namens [benadeelde partij] ):
Op 6 maart 2017 werd een hennepkwekerij met diefstal energie aangetroffen in het pand op het adres [straatnaam] te Assen.
Diefstal
Bij controle van de netcomponenten (hoofdleiding, aansluiting en meetinrichting) van [benadeelde partij] en de installaties in de meterkast van het genoemde pand heeft de fraude-inspecteur het volgende vastgesteld:
Deksel van aansluitkast open
Gevaar: elektrocutie
Illegale aansluiting op onderzijde zekeringhouders
Gevaar: brand in de eigen installatie/woning en de directe omgeving Extra gevaar ook voor de hulpdiensten:
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 maart 2017,opgenomen op pagina 2246 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op maandag 06 maart 2017 was ik, [verbalisant 4] , belast met het onderzoek naar een vermoedelijke hennepkwekerij aan de [straatnaam] te Assen. Omstreeks 09:45 uur kwam ik, met collega's
[verbalisant 5] , [verbalisant 6] , [verbalisant 7] , [verbalisant 8] en [verbalisant 9] ter plaatse bij de [straatnaam] . Mij was bekend dat [straatnaam] 33 een gezamenlijk oprit hadden en dat [straatnaam] onbewoond was. (…) Bij het zoeken in de woning naar een eventuele hennepkwekerij kwam ik een dikke elektriciteitskabel tegen. Ik zag dat deze kabel vanuit de meterkast, door de hal naar een andere hal liep. Vanuit deze hal liep de kabel door een washok, door een raampje naar buiten. Buiten zag ik dat de kabel de grond in ging. Ik deelde deze informatie met de collega's die buiten op het terrein liepen. Ik hoorde van deze collega's dat zij in een schuur een knipruimte met hennepresten hadden aangetroffen en dat voor deze schuur een soortgelijke kabel verder achter het terrein op ging. Ik voegde mij vervolgens bij de collega's [verbalisant 8] , [verbalisant 7] en
[verbalisant 9] . Zij wezen mij de knipruimte aan en de kabel die voor deze ruimte boven de grond uit kwam. Ik zag dat deze kabel eenzelfde dikte had als de kabel die vanuit de woning kwam. Ik zag dat de kabel een klein stukje boven de grond lag en daarna weer de grond in ging. Ik zag dat er tegels los waren gehaald uit de bestrating en later waren teruggelegd. Ik dat de losgehaalde bestrating uitkwam bij een silo uitkwam. Omstreeks 10:20 uur zag ik dat hij tussen de silo en de schuur een aantal losse houten palen verzette en dat daar een luik zichtbaar werd. Dit luik werd door [verbalisant 8] verwijderd. Ik keek vervolgens door het luik en zag een zwart zeil hangen. Voor het zeil zag ik een wand met tientallen transformatoren. Ik ben door het luik even de silo in gegaan en heb achter het zeil gekeken. Ik zag dat deze vol stond met kleine hennepplanten.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 juli 2017,opgenomen op pagina 2356 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 3] :
Ik ben eigenaar van het pand [straatnaam] te Assen. Het [perceelnummer] betreft een bungalow.
Ik ben bij de woning geweest en zag een leiding via de grond gaan. Ook zag ik veel auto's op het erf staan. Ik heb hier een aantal kentekens van genoteerd. Ik zag aan de kabels die de grond in gaan, dat er gas werd afgetapt. Ik dacht toen meteen aan een kwekerij. Toen ik zag dat er gas werd afgetapt, heb ik meerdere malen de politie gebeld.
Als ik in Assen kom, loop ik vaak een rondje om de schuur en de woning. Hij huurt de schuur en de silo niet.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij (metbijlagen) d.d. 9 maart 2017, opgenomen op pagina 2254 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Stroomvoorziening
De stroomvoorziening naar de hennepkwekerij reeds al onderbroken. Verbalisanten zagen dat vanaf het elektrisch schakelpaneel een stroomkabel via de schuren naar de woning aan de [straatnaam] was aangelegd. De stoom werd illegaal afgenomen.
Gasvoorziening
De gaskachels waren aangesloten op een gele gasleiding van het merkt Uponor. Verbalisanten hebben deze gasleiding kunnen volgen vanuit de mestsilo. De gasleiding was uit de mestsilo naar de veestal gebracht. De gasleiding was niet voorzien van een beschermingsmantel en lag deels zichtbaar verwerkt in de grond. In de veestal was de gasleiding niet traceerbaar. De gierkelder stond vol met water. In de gang van de boerderij aan de [straatnaam] zagen verbalisanten een gele gasleiding van het merk Uponor. De gasleiding was op de hoofdleiding zonder tussenkomst van een gasmeter aangesloten.
Het gas werd illegaal afgenomen.
7. Een schriftelijk bescheid, opgenomen op pagina 2231 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het rapport van een netmeting uitgevoerd door een fraude-inspecteur van [benadeelde partij] :
Er is een netmeting uitgevoerd ter controle van het adres: [straatnaam] Assen. Er is gemeten in : VK. ASN.33v5276 op de kabel met kabelcode : 739329 in de periode van:
24-01 t/m 31-01-2017.
Conclusie:
Het gemeten patroon duidt WEL op een mogelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij.
Gemeten waarden uit de meting:
Hoeveelheid. 120 Amp.,
Er is een cyclus te zien van 2x12 uur.
Schakeltijden: fase L1 en L2 In. 7.00 uur en uit 19.00 uur.
Schakeltijden: fase L3 in 19.00 uur en uit 7.00 uur.
Bewijsoverweging
De rechtbank is anders dan de verdediging van oordeel dat de onder 2 ten laste gelegde diefstal van elektriciteit en gas wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte heeft bekend dat hij heeft geholpen met het opbouwen van de hennepkwekerij aan de [straatnaam] in Assen en dat hij mee heeft geholpen met het telen van de hennep. De rechtbank constateert dat de hennepkwekerij is aangetroffen in een voormalige mestsilo, waarbij het niet gebruikelijk is dat daarin een stroomvoorziening aanwezig is. Uit de door [benadeelde partij] uitgevoerde netmeting blijkt dat er in de periode van 24 januari tot en met 31 januari 2017 sprake is geweest van een patroon in het energieverbruik dat duidt op een mogelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij. In de hennepkwekerij zijn bovendien meerdere lampen en een tijdschakelaar aangetroffen. Daaruit kan worden geconcludeerd dat er ten behoeve van de hennepkwekerij ook daadwerkelijk elektriciteit is afgenomen terwijl tegelijkertijd is geconstateerd dat deze elektriciteitskabel illegaal buiten de elektriciteitsmeter om is aangelegd. Uit het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij en de processen-verbaal van bevindingen van verbalisanten blijkt bovendien dat de kabel goed zichtbaar over het terrein liep vanuit de woning aan de [straatnaam] naar de silo waar de hennepkwekerij is aangetroffen. Dit moet voor verdachte het zichtbaar geweest zijn, te meer nu hij regelmatig ter plaatse aanwezig was. De rechtbank is gelet op het bovenstaande dan ook van oordeel dat verdachte wist dat de voor de kwekerij noodzakelijke stroom op illegale wijze werd afgenomen. Door vervolgens ook gebruik te maken van de elektriciteit bij het telen van hennep heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal van elektriciteit. Dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de verbrekingshandelingen heeft verricht, doet aan het bovenstaande niet af.
Daarnaast heeft [benadeelde partij] aangifte gedaan diefstal van gas. Gebleken is dat de gaskachels in de kweekruimtes waren aangesloten op een gele gasleiding van het merkt Uponor. Verbalisanten hebben deze gasleiding kunnen volgen vanuit de mestsilo. Dat naast de elektriciteitskabel ook de gasleiding duidelijk zichtbaar was, blijkt tevens uit de verklaring van de eigenaar van de panden aan [straatnaam] , getuige [naam 3] . De gasleiding was niet voorzien van een beschermingsmantel en lag deels zichtbaar verwerkt in de grond. Vervolgens is vastgesteld dat deze gasleiding zonder tussenkomst van een gasmeter illegaal was aangesloten op de hoofdleiding. De rechtbank is, mede gelet op bovenstaande overweging met betrekking tot de diefstal van elektriciteit, van oordeel dat verdachte zich daarmee ook schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van gas.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 6 maart 2017 te Assen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, in een voormalig mestsilo, op het perceel bij de [straatnaam] , heeft geteeld, verwerkt, en opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van 1306 hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 6 maart 2017 te Assen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen, een hoeveelheid elektriciteit ( [straatnaam] ) en een hoeveelheid gas ( [straatnaam] ), toebehorende aan [benadeelde partij] , waarbij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en die weg te nemen goederen, onder hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking;
4.
hij in de periode van 1 mei 2017 tot en met 22 november 2017 te Meppel, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, in een bedrijfspand, op het perceel aan de [straatnaam] , heeft geteeld en verwerkt, en opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van in totaal 1379 hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwetgegeven verbod;
Medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeftgebracht door middel van verbreking;
4. Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Strafmotivering

Vormverzuim
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een vormverzuim en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De officier van justitie heeft in de zaak van verdachte de telecomgegevens van het telefoonnummer van verdachte opgevraagd, terwijl door het Hof van Justitie (HvJ EU 2 maart 2021, 1T 3432 IEFbe 3191, ECLI:EU:C:2021:152) is bepaald dat uitsluitend een rechterlijke instantie of een onafhankelijke bestuurlijke entiteit communicatiegegevens kan vorderen. Dit levert naar het oordeel van de verdediging een vormverzuim op, waardoor in strijd met de privacy van verdachte is gehandeld en waarvan hij nadeel heeft ondervonden. Dit nadeel is veroorzaakt door het vormverzuim en is naar het oordeel van de verdediging geschikt voor compensatie door middel van strafvermindering.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een vormverzuim, aangezien de gegevens die zijn opgevraagd geen betrekking hebben op gegevens die de telecomprovider wettelijk verplicht is te bewaren. Daarnaast is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Gelet op de ernst van de verdenking zou de rechter-commissaris ook een machtiging hebben afgegeven als daarom was gevraagd. Wanneer de rechtbank wel van oordeel is dat sprake is geweest van een vormverzuim, kan volgens de officier van justitie worden volstaan met de enkele vaststelling van het vormverzuim.
Oordeel van de rechtbank
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van een vormverzuim. Het door de raadsman aangehaalde arrest van het Hof van Justitie stelt inderdaad formele eisen voor het
vorderen van communicatiegegevens. Deze gegevens kunnen slechts worden verleend na voorafgaande toestemming van een rechtelijke instantie, of een onafhankelijke bestuurlijke entiteit. Het Openbaar Ministerie, dat tot taak heeft de strafprocedure in te leiden en later in de procedure optreedt als openbaar aanklager, kan naar het oordeel van de rechtbank niet als een dergelijke onafhankelijke autoriteit worden beschouwd. Om te spreken van een onafhankelijke bestuurlijke entiteit, moet zij een zodanige status hebben dat zij bij de uitoefening van haar taken objectief en onpartijdig kan handelen. Bovendien moet zij daartoe vrij zijn van elke invloed van buitenaf. Het Openbaar Ministerie kan, gelet op haar rol bij de vervolging van de verdachte, daarom niet als een onafhankelijke bestuurlijke entiteit worden beschouwd. Nu in de onderhavige zaak de communicatiegegevens zijn opgevraagd met toestemming van de officier van justitie, is er dus niet voldaan aan het formele vereiste van een onafhankelijke toets. Daarmee is sprake van een onherstelbaar vormverzuim.
De vervolgvraag is wat de gevolgen moeten zijn van het geconstateerde vormverzuim. De rechtbank is van oordeel dat artikel 359a Sv het toepasselijke kader geeft voor de omgang met vormverzuimen. Rechtsgevolgen komen volgens dit artikel in beeld, indien sprake is van vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte die niet meer hersteld kunnen worden en waarvan de rechtsgevolgen niet uit de wet blijken. Aan deze voorwaarden is voldaan.
Door de verdediging is onder meer aangevoerd dat het geschonden voorschrift van belang is nu het zorgt voor de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en op de bescherming van de persoonsgegevens van de verdachte. De rechtbank volgt de verdediging in dit standpunt, maar de ernst van het verzuim is beperkt. Indien de rechter-commissaris de rechtmatigheid van de opgevraagde communicatiegegevens had getoetst, zou deze naar het oordeel van de rechtbank niet tot een ander oordeel zijn gekomen dan het Openbaar Ministerie in deze zaak. Bovendien stelt de rechtbank vast dat de verdachte geen nadeel heeft geleden van het vormverzuim. Gelet op dit alles leidt de schending van het recht op privacy (zoals onder meer is gewaarborgd in artikel 8 van het EVRM) niet tot een schending van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank volstaan met de constatering van het vormverzuim en niet overgaan tot strafvermindering.
Strafmaat
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft bij zijn eis rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de meewerkende proceshouding van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de strafmaat het volgende opgemerkt.
Daarnaast heeft de raadsman benadrukt dat verdachte als ‘first offender’ dient te worden aangemerkt en dat verdachte na zijn aanhouding zijn leven radicaal heeft omgegooid, hetgeen ook wordt onderkend in het reclasseringsrapport. Verdachte heeft een vaste baan en de reclassering acht de kans op recidive laag.
Gelet op het bovenstaande in combinatie met de overschrijding van de redelijke termijn heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland d.d. 1 maart 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het telen van hennep in twee verschillende hennepkwekerijen. Hij heeft daarbij geholpen met het opbouwen en het exploiteren van de kwekerijen. Dit zijn strafbare feiten die overlast veroorzaken en schade voor de maatschappij opleveren. Het is een feit van algemene bekendheid dat gebruik van de uit hennepplanten verkregen stof de gezondheid van gebruikers kan schaden. Bovendien gaat de kweek van hennep vaak - direct of indirect - gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Verdachte lijkt met de opbrengst van de hennepkwekerijen zijn financiële problemen te hebben willen oplossen. Door aldus te handelen heeft hij zijn eigen financiële gewin boven de belangen gesteld die door strafbaarstelling van hennepteelt worden gediend.
Om de hennepkwekerij in Assen mogelijk te maken heeft verdachte zich bovendien samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit en gas door de stroom- en gasvoorziening op illegale wijze af te tappen. Hiermee heeft hij niet alleen inbreuk gemaakt op het eigendom van een ander, maar heeft hij ook bijgedragen aan een (brand)gevaarlijke situatie, zo blijkt uit bevindingen van de [benadeelde partij]
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op het grootschalige karakter van de hennepteelt, de rol die verdachte heeft gespeeld bij het opzetten van de hennepkwekerijen en de exploitatie daarvan. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS.
Evenals de officier van justitie bij zijn strafeis, heeft de rechtbank bij de strafoplegging rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn tussen de pleegdatum en de behandeling van de strafzaak ter terechtzitting en de meewerkende proceshouding van verdachte. De rechtbank stelt vast dat deze overschrijding van de redelijke termijn niet aan de verdediging te wijten valt. Ook heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten.
Uit het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland d.d. 1 maart 2021 volgt dat verdachte zijn leven een positieve wending heeft gegeven. Verdachte heeft werk en er is geen sprake meer van financiële problemen. Het recidiverisico wordt door de reclassering dan ook als laag ingeschat, wat tevens blijkt uit het feit dat verdachte sinds zijn aanhouding in 2017 niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen. Gelet op het tijdsverloop en de positieve wending die verdachte aan zijn leven heeft gegeven, acht de rechtbank een taakstraf passend en wenselijk.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is. De rechtbank acht een maximale taakstraf van 240 uren in beginsel aangewezen, maar gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank de op te leggen taakstraf beperken tot 200 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Gezien de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een geheel voorwaardelijke taakstraf, zoals door de verdediging is bepleit.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:

1. ( [straatnaam] , Assen)

[benadeelde partij] , tot een bedrag van € 1.775,89 ( [straatnaam] ) en € 3.844,12 ( [straatnaam] ) ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Daarnaast heeft [benadeelde partij] een bedrag van € 566,38 ( [straatnaam] ) en € 909,41 ( [straatnaam] ) aan proceskosten gevorderd.

2. ( [straatnaam] , Meppel)

[benadeelde partij] tot een bedrag van € 8.285,75 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Daarnaast heeft [benadeelde partij] een bedrag van € 1.289,29 aan proceskosten gevorderd.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van [straatnaam] , Assen
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in een rechtstreeks verband staat tot de tenlastegelegde feiten en dat de vordering voldoende onderbouwd is. De officier van justitie acht de vordering, die gebaseerd is op 1 eerdere oogst en de aangetroffen oogst, hoofdelijk toewijsbaar, met toepassing van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van [straatnaam] , Meppel
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte als medepleger van de hennepkwekerij ook aansprakelijk is voor de schade die [benadeelde partij] heeft geleden als gevolg van de hennepkwekerij, bestaande uit niet-betaalde elektriciteitskosten en kosten gemaakt na ontdekking van de kwekerij. Een veroordeling ter zake van medeplegen van diefstal van elektriciteit is voor de civielrechtelijke groepsaansprakelijkheid ex artikel 6:166 BW niet vereist. De officier van justitie acht de vordering die gebaseerd is op twee eerdere oogsten en de aangetroffen oogst hoofdelijk toewijsbaar, met toepassing van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen benadeelde partij nietontvankelijk verklaard dienen te worden, gelet op de bepleite vrijspraak voor de diefstal van elektriciteit. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat primair de contractant aansprakelijk gesteld dient te worden. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht om bij een (gedeeltelijke) toewijzing van de vorderingen geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen, aangezien [benadeelde partij] in staat moet worden geacht om zelf haar vorderingen te innen.
De door de benadeelde partij opgevoerde proceskosten dienen volgens de raadsman gematigd te worden conform het liquidatietarief kantonzaken.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van [straatnaam] , Assen
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. Verdachte is als medepleger van dit feit ook mede aansprakelijk voor de door [benadeelde partij] geleden schade. De rechtbank acht de benadeelde partij dan ook ontvankelijk in haar vordering.
Met betrekking tot de hoogte van de schade overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank heeft geconstateerd dat de benadeelde partij met betrekking tot [straatnaam] voor de afsluitkosten en heraansluitingskosten hogere tarieven hanteert omdat er sprake is van fraude. Naar het oordeel van de rechtbank heeft deze verhoging enkel een punitief karakter en is deze verhoging niet gebaseerd op daadwerkelijke hogere kosten. Bij het bepalen van de hoogte van de schade zal de rechtbank daarom bij post 2 en 3 uitgaan van het lage tarief, te weten respectievelijk € 308,56 en € 240,89.
De rechtbank zal daarnaast de vordering die ziet op het adres [straatnaam] matigen. De gevorderde schade voor de netmeting à € 337,90 is naar het oordeel van de rechtbank namelijk niet voor toewijzing vatbaar, nu de meting in opdracht van de politie is gemaakt en daarom is te beschouwen als kosten van publieke opsporing. Deze behoren niet op individuele burgers te worden afgewenteld, dus ook niet via de privaatrechtelijke weg op verdachte. De rechtbank zal dat deel van de vordering dan ook afwijzen.
De rechtbank zal gelet op het bovenstaande de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 1.226,44 ( [straatnaam] ) en € 3.506,23 ( [straatnaam] ), vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 maart 2017.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien een of meer medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom (hoofdelijkheid).
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 566,38 ( [straatnaam] ) en €
909,41 ( [straatnaam] ) en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze proceskosten te matigen, nu deze conform de “Wet normering buitengerechtelijke incassokosten (WIK)” en de “Staffel salarissen gemachtigde in rolzaken sector kanton” zijn bepaald.
De rechtbank ziet geen aanleiding de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, aangezien de benadeelde partij zelf voldoende middelen voor het innen van de toegewezen vordering ter beschikking heeft.
Ten aanzien van [straatnaam] , Meppel
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte wetenschap of betrokkenheid had bij de diefstal van elektriciteit aan de [straatnaam] , en acht verdachte daarom ook niet aansprakelijk voor de door [benadeelde partij] geleden schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 en 5 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 200 uren.

Bepaalt dat van deze taakstraf
een gedeelte, groot 100 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Ten aanzien van 18/950093-17, feit 2
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[benadeelde partij]te betalen:
  • het bedrag van € 1.226,44 ( [straatnaam] ) (zegge: duizendtweehonderdzesentwintig euro envierenveertig eurocent) en € 3.506,23 ( [straatnaam] ) (zegge: drieduizendvijfhonderdzes euro en drieëntwintig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 maart 2017 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op € 566,38 ( [straatnaam] ) en € 909,41 ( [straatnaam] ).
Wijst de vordering van [benadeelde partij] voor het overige af.
Ten aanzien van 18/950093-17, feit 4
Verklaart de vordering van
[benadeelde partij]niet-ontvankelijk. Deze vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [benadeelde partij] haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. E. Läkamp en mr. G. Eelsing, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 januari 2022.
Mr. Eelsing is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.