ECLI:NL:RBNNE:2022:2068

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
18/004280-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over woningoverval met geweld en mishandeling, oplegging PIJ-maatregel en jeugddetentie

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een woningoverval, mishandeling en het opzettelijk beschadigen van andermans goed. De feiten vonden plaats op 15 december 2020 in Broeksterwâld, waar de verdachte onder bedreiging met een mes de aangeefster dwong tot afgifte van geld en telefoons. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van afpersing en mishandeling. De verdachte, die ten tijde van de feiten 19 en 20 jaar oud was, werd geconfronteerd met een PIJ-maatregel, die voorwaardelijk werd opgelegd met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een jeugddetentie van twaalf maanden. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een lichte verstandelijke beperking en een persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank benadrukte de impact van de woningoverval op het slachtoffer, dat psychische klachten en angstaanvallen ervaart als gevolg van de overval. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van een passende straf, rekening houdend met de jeugdige leeftijd en de psychische toestand van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/004280-21
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/038055-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 juni 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] in [land van herkomst] , thans gedetineerd in PI [instelling 2] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 januari 2022, het onderzoek ter terechtzitting van 24 maart 2022 en het onderzoek ter terechtzitting van 24 mei 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema op 6 januari 2022, mr. A.J. Kemkers op 24 maart 2022 en mr. N. Tromp op 24 mei 2022.
Als deskundige is op 24 mei 2022 verschenen [naam 1] , reclasseringswerker.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd na wijziging van de tenlastelegging, in de zaak met parketnummer 18/004280-21 dat
1.
hij op of omstreeks 15 december 2020 te Broeksterwâld, in de gemeente Dantumadiel, in/uit een woning, gelegen aan of bij de [straatnaam] aldaar,
A.
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte een geldbedrag van (ongeveer) (in totaal) 100 euro (in coupures van 5,10 en 20 euro) en/of een of meer telefoon(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
B.
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van
(ongeveer)(in totaal) 100 euro (in coupures van 5,10 en 20 euro) en/of een of meer telefoon(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
  • zich naar de woning, gelegen aan de [straatnaam] , aldaar, heeft begeven en/of (vervolgens) heeftaangebeld, terwijl, hij verdachte, zijn gezicht/hoofd had bedekt met een bivakmuts en een groot kartelmes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, bij zich droeg en/of
  • toen die [slachtoffer 1] de voordeur van haar woning had geopend die [slachtoffer 1] dat grotekartelmes, althans dat op een mes gelijkend voorwerp, tegen/op de borst heeft gedrukt/gehouden, althans (zeer) dicht bij de borst, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] meermalen (onder meer) de woorden heeft toegevoegd: “Geld, geld” en/of
Geld, geld anders steek ik jou dood’ en/of “Ik steek jou dood, ik steek jou dood’ en/of
  • toen die [slachtoffer 1] aangaf geen geld te hebben die [slachtoffer 1] de woorden heefttoegevoegd: ‘ja, je hebt wel geld, anders maak ik je dood” en/of
  • de woning van die [slachtoffer 1] is binnengegaan en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] is gevolgdnaar de voorkamer en/of (vervolgens) dat grote kartelmes, althans dat op een mes gelijkend voorwerp, (telkens) in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gehouden, - waardoor die [slachtoffer 1] is overgegaan tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij op of omstreeks 15 december 2020, te Broeksterwâld, in de gemeente Dantumadeel, in een woning gelegen aan of bij de [straatnaam] , aldaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een pinpas, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte opzettelijk
  • zich naar de woning, gelegen aan de [straatnaam] , aldaar, heeft begeven en/of (vervolgens) heeftaangebeld, terwijl, hij verdachte, zijn gezicht/hoofd had bedekt met een bivakmuts en een groot kartelmes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, bij zich droeg en/of
  • toen die [slachtoffer 1] de voordeur van haar woning had geopend die [slachtoffer 1] dat grotekartelmes, althans dat op een mes gelijkend voorwerp, tegen/op de borst heeft gedrukt/gehouden, althans (zeer) dicht bij de borst, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] (onder meer) de woorden heeft toegevoegd: “Geld, geld” en/of “Geld, geld anders steek ik jou dood” en/of “'Ik steek jou dood, ik steek jou dood” en/of (vervolgens)
  • de woning van die [slachtoffer 1] is binnengegaan en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] is gevolgdnaar de voorkamer en/of (vervolgens) dat grote kartelmes, althans dat op een mes gelijkend voorwerp, (telkens) in de richting (van het lichaam) van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 1] (onder meer) de woorden heeft toegevoegd: "Jouw pinpas, jouw pinpas" en/of
"Jouw pinpas anders steek ik jouw hondje dood'” en/of (vervolgens)
- via de keukendeur de woning heeft verlaten en de keukendeur aan de buitenzijde heeft afgesloten,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
in de zaak met parketnummer 18/038055-21 dat:
1.
hij op of omstreeks 23 september 2020 te Kollumerzwaag, gemeente Noardeast-Fryslân, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem meermalen, althans eenmaal in/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de borst en/of de arm(en) en/of de maag, althans tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen;
2.
hij op of omstreeks 23 september 2020 te Kollumerzwaag, gemeente Noardeast-Fryslân, opzettelijk en wederrechtelijk (de bestuurdersportier van) een personenauto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/004280-21 en de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/038055-21.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/004280-21. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/038055-21.
Met betrekking tot de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/004280-21 heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd. Verdachte heeft uitleg gegeven over de belastende stukken in het dossier en heeft verklaard dat hij niet de woningoverval heeft gepleegd. Haar cliënt is van mening dat de belastende stukken in het dossier los van elkaar niet voldoende zijn om de feiten te kunnen bewijzen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van parketnummer 18/004280-21, feiten 1 en 2
1. De door verdachte ter zitting van 6 januari 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben vanaf het station direct naar [getuige 2] gegaan. Ik ben linkshandig. Ik voldoe aan het signalement. Ik heb op snapchat met [getuige 1] gebeld en gezegd dat ik iets doms heb gedaan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 december 2020,opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020346548 d.d. 2 februari 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 15 december 2020 zat ik in de voorkamer bij de televisie. Toen hoorde ik de bel. Ik deed de deur open en toen stond er een zwarte vent met een mes. Geld, Geld. Ik zoude deur snel weer dichtdoen maar dit lukte niet. Hij zei heel vaak: Geld of ik steek jou dood. Ik zei, ik heb geen geld. Ja, zei hij, je hebt wel geld. Toen ben ik naar de voorkamer gegaan, daar heb ik het geld gegeven wat ik in de beurs had. Meer geld, zei hij. Ik zei, ik heb geen meer geld. Jouw pinpas, jouw pinpas, zei hij. Ik zei: 'Die krijg je niet, ik bel de politie’. Hij zei: 'Jij belt de politie niet, dat doe jij niet’. Ik zou naar de telefoon maar toen pakte hij snel die telefoon die ik in de voorkamer heb. Hij zei: ‘Jouw pinpas of ik steek jouw hondje dood’. Ik zei: ‘Je mag mijn hondje niet doodsteken maar mijn pinpas krijg je niet’. Ik had twee telefoons, één telefoon in de voorkamer en een telefoon in de keuken. Beide telefoons zijn weg. Het was 19.10 /19.15 uur.
Hij had het mes naar mij toe, er zat weinig afstand tussen mij en het mes. Het mes zat zo’n beetje tegen mijn borst aan. Ik weet niet precies hoeveel geld ik hem heb gegeven. Ik denk rond de €100, -. Het waren een aantal briefjes van €10, - en een paar van €5,-. Het was een zwarte man met een bivakmuts en een mes. Zijn huidskleur was donker, hij was aardig donker. Dat kon ik zien door de opening bivakmuts. Het was een mes, daar zaten een soort kartels aan.
Toen ik naar de voorkamer liep, liep hij mij achterna terwijl hij het mes nog op mij gericht hield.
Dus toen hij weg was dacht ik dat ik snel de deur op slot moest doen. Maar ik kon hem niet op slot doen want hij had de deur van buiten op slot gedaan. Hij heeft de sleutel van binnenuit eruit gepakt en toen buiten op slot gedraaid.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 december 2020,opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
[slachtoffer 1] verklaarde dat zij dacht dat de dader rond de 1.65-1.75 meter lang was. De dader had volgens [slachtoffer 1] een normaal postuur. Hij was niet heel mager te noemen maar was ook zeker niet dik. [slachtoffer 1] verklaarde dat de dader het mes in zijn linkerhand beethad.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 december2020, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Op 15 december 2020, was ik thuis. Ik denk dat het omstreeks 21:00 uur was dat [verdachte] bij mij aan de deur stond. Ik zag dat [verdachte] op een gele Gazelle sportfiets met een recht stuur was gekomen. Toen [verdachte] bij mij in de woonkamer was hoorde ik [verdachte] tegen mij zeggen dat hij een oud vrouwtje overvallen had. Ik hoorde [verdachte] tegen mij zeggen dat hij een "wapentje" gebruikt had. Ik hoorde [verdachte] tegen mij zeggen dat het ook al op de site van de Leeuwarden Courant stond. [verdachte] heeft mij dit ook laten zien. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat de politie hem toch niet kon vinden omdat hij witte schmink/ make-up op zijn gezicht gedaan had en dat hij goed vermomd was. Ik zag dat [verdachte] nog een beetje witte make-up droeg. Ik hoorde [verdachte] ook tegen mij zeggen dat hij contact met mijn dochter, [getuige 1] , heeft gehad en dat [getuige 1] gezegd zou hebben dat hij maar contact met mij moest opnemen. Ik zag dat [verdachte] briefgeld op de keukentafel gooide, ik denk dat er drie briefjes van 10 euro en twee briefjes van 5 euro waren.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 januari 2021,opgenomen op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Naar aanleiding van de woningoverval op 15 december 2020 aan de [straatnaam] te
Broeksterwoude is er op 15 december 2020 om 20:29 uur een burgernetmelding met betrekking tot een incident in Broeksterwald verzonden en heeft de persvoorlichting niet lang na deze burgernetmelding een persbericht uitgegeven.
De nieuwssite van Omrop Fryslan is de eerste die een bericht over deze woningoverval op hun site zet, dit is op 15 december 2020 te 20:33 uur. Vervolgens volgt de nieuwssite Waldnet om 20:36 uur. Om 20:45 uur plaats de Leeuwarder Courant een item over de woningoverval op hun internet site en als laatste plaats de politie om 20:47 uur een bericht op hun twitteraccount. In al deze berichten wordt niet over het geslacht van de overvallen persoon gesproken, maar over een persoon.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2021,opgenomen op pagina 64 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Getuige [getuige 2] heeft onder andere verklaard dat verdachte [verdachte] met de trein vanuit
Veenwouden naar Leeuwarden was gereden. Om deze uitspraak te controleren zijn op 17 december 2020 de beelden van de camera’s op NS-station Leeuwarden gevorderd. Op de camerabeelden van spoor 5b is te zien dat er op 15 december 2020 om 21:13:57 uur een persoon, geheel in het donker gekleed, in beeld komt met een gele fiets, met geel zadel. Op spoor 5b komt de trein uit Groningen aan. Volgens de gegevens van de vervoerder Arriva vertrekt de trein om 21:03 uur uit Veenwouden en komt vervolgens om 21:12 uur in Leeuwarden aan. In proces-verbaal van bevindingen AH-016-01 is de fiets van verdachte [verdachte] beschreven en op de foto gezet, dit betreft een gele fiets met geel zadel.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 december2020, opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
V: Ik heb vanmorgen met je moeder gesproken en zij vertelde mij dat jij gisteravond nog contact hebt gehad met [verdachte] Klopt dat?
A: Ja dat klopt. Hij heeft mij gisteravond via snapchat gebeld.
V: Wat hebben jullie besproken?
A: Hij vroeg gelijk aan mij “weetje waar je moeder is, is zij thuis”. Ik vroeg aan hem “wat dan’’. Ik hoorde dat hij zei: “Ik heb iets doms gedaan”. Ik vroeg aan hem wat er dan met mijn moeder was. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: “De trein gaat over twee minuten maar ik word gezocht. Ik heb toen tegen hem gezegd “pak maar gewoon die trein” Daarna heb ik opgehangen. Ik denk om 21:00 uur heeft hij mij gebeld.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 januari 2021,opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
In onderzoek CASTAWAY is op 16 december 2020 het bevel gegeven om de telefoongegevens van telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik zijnde bij verdachte [verdachte] , op te nemen. Op 19 december 2020, om 21:44:36 uur wordt verdachte [verdachte] gebeld door telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik bij [neef van verdachte] .
Tijdens dit gesprek wordt de telefoon door verdachte [verdachte] opgenomen en zegt [neef van verdachte] letterlijk: “Brakka, Brakka.” Verdachte [verdachte] reageerd hierop door te zeggen:”Wholla broer, hey m’n tellie wordt getapt. Je moet niet zulke dingen zeggen. Hierop zegt [neef van verdachte] nogmaals Brakka, Brakka.
(Brakka: Amsterdamse straattaal. Betekent broek, maar kan ook overval betekenen.
www.betekenis-definitie.nl/Brakka .)
Op 29 december 2020, om 13:25:06 heeft verdachte [verdachte] een gesprek met [naam 3] , die gebruik maakt van telefoonnummer [telefoonnummer] .
In dit gesprek zegt [naam 3] tegen [verdachte] dat hij die bivakmuts af moet doen en dat [verdachte] wel weet waarom.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 februari 2021,opgenomen op pagina 130 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik heb gekeken naar het batterijpercentage van de batterij van het toestel. De tijd in de database wordt opgeslagen in UTC en moet geconverteerd worden naar de lokale tijd (UTC+1). Ik zag dat het percentage per procent wordt gelogd. Rond het tijdstip 14:34 uur lokale tijd heeft het toestel 46 procent batterij. Daarna wordt er een hele tijd niets gelogd door het apparaat. Pas rond 20:20 uur lokale tijd wordt er ineens 31 procent gelogd.
In onderstaande tabel is te zien dat er op 15 december 2020 tussen 18:16 uur lokale tijd en 20:16 uur lokale tijd geen activiteiten terug waren te vinden in de data. Buiten deze tijdstippen om op 15 december 2020 zag ik continu activiteit op het toestel, onder andere bij het gebruik van chatapplicaties als Snapchat en Telegram.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2021,opgenomen op pagina 131 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Uit de historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik bij verdachte [verdachte] , blijkt dat het telefoonnummer op 15 december 2020 om 18:16:58 uur niet meer in het mobiele netwerk zichtbaar is.
Vervolgens komt op 15 december 2020 te 20:18:43 uur telefoonnummer [telefoonnummer] weer in het mobiele netwerk.
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat op 15 december 2020 omstreeks 19:15 uur een woningoverval heeft plaatsgevonden in de woning van aangeefster [slachtoffer 1] . Daarbij heeft de dader gedreigd met een mes en gezegd dat hij haar en haar hondje dood zou steken als zij niet haar geld en haar pinpas zou geven. Aangeefster heeft hem vervolgens geld gegeven. Daarnaast zijn twee telefoons uit de woning weggenomen. Aangeefster beschrijft de dader als een jongen met een donkere huidskleur, hij had een bivakmuts op, een mes in zijn linkerhand en hij was rond de 1.65-1.75 meter lang. De dader had volgens [slachtoffer 1] een normaal postuur. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij aan dit signalement voldoet en dat hij linkshandig is. Verder heeft getuige [getuige 1] verklaard dat verdachte haar op 15 december 2020 om 21:00 uur heeft gebeld en zei dat hij iets doms had gedaan, hij vertelde daarnaast dat de trein over twee minuten ging, dat hij werd gezocht en dat hij naar de moeder van getuige [getuige 1] wilde. Uit de camerabeelden van het station Leeuwarden volgt dat verdachte om 21:12 uur is aangekomen op het station in Leeuwarden. De trein waarmee verdachte arriveerde is volgens de gegevens van de vervoerder Arriva vertrokken om 21:03 uur uit Veenwouden. De verklaring van getuige [getuige 1] wordt dan ook deels ondersteund door objectieve gegevens in het dossier en de rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van haar verklaring. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte die avond bij haar voor de deur van haar woning in Leeuwarden stond en tegen haar heeft gezegd dat hij een oud vrouwtje overvallen had en een "wapentje" gebruikt had. Vervolgens zag getuige [getuige 2] dat verdachte briefgeld op de keukentafel gooide, drie briefjes van 10 euro en twee briefjes van 5 euro. Op dat moment was er nog geen nieuwsbericht gepubliceerd met de informatie dat een oude vrouw was overvallen en welke goederen er zouden zijn weggenomen. Aangezien getuige [getuige 2] verklaart over een oudere vrouw en verdachte dezelfde soort coupures op tafel ziet gooien als de coupures die zouden zijn weggenomen, constateert de rechtbank dat getuige [getuige 2] via verdachte over daderinformatie beschikte. Uit telefoongesprekken die verdachte heeft gevoerd blijkt dat verdachte op 19 december 2020 met zijn neef heeft gebeld en in dat gesprek door de neef van verdachte over ‘brakka’ wordt gesproken, waarna verdachte zegt dat zijn telefoon wordt getapt en zijn neef zulke dingen niet moet zeggen. ‘Brakka’ betekent onder andere overval. Gelet op hetgeen verder is besproken in dit telefoongesprek acht de rechtbank het niet aannemelijk dat ‘brakka’ in dit geval broek betekende, zoals is verklaard door verdachte. Op 29 december 2020 heeft verdachte gebeld met [naam 3] . In dat gesprek zegt [naam 3] dat [verdachte] die bivakmuts af moet doen. Tot slot heeft de telefoon van verdachte tussen 18.16 en 20.18 uur uitgestaan. Dit is gedurende de tijdstippen van de woningoverval. Verdachte heeft verklaard dat zijn telefoon door de kou was uitgevallen en daarna weer is aangegaan. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 2 februari 2021 volgt dat die verklaring niet aannemelijk is.
Verdachte heeft de woningoverval ontkend. Hij heeft echter inconsistente en niet aannemelijke verklaringen afgelegd. Daarnaast heeft verdachte geen concrete en verifieerbare verklaring gegeven waar hij op 15 december 2020 tussen 18:00 uur en 21:00 uur dan wel was en hoe hij over daderinformatie beschikte.
Gelet op het hiervoor overwogene, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte degene is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de woningoverval. De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte als afpersing aangezien zijn handelingen gericht waren op het dwingen tot afgifte van het geld dan wel de goederen. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de onder 1.B ten laste gelegde diefstal met geweld.
De rechtbank acht het onder feit 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/004280-21 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna is opgenomen in de bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 18/004280-21 overweegt de rechtbank verder het volgende. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het wegnemen van coupures van 20 euro. Uit de aangifte blijkt niet dat coupures van 20 euro is weggenomen, daarnaast spreekt getuige [getuige 2] enkel over coupures van 5 en 10 euro. Gelet hierop zal de rechtbank, anders dan het standpunt van de officier van justitie, verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Voor het overige volstaat de rechtbank ten aanzien van het bewezen verklaarde, met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte dit bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Ten aanzien van parketnummer 18/038055-21, feiten 1 en 2Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 januari 2022;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 september 2020,opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020276541 d.d. 4 maart 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/004280-21 en de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/038055-21 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Ten aanzien van parketnummer 18/004280-21
1.
hij op 15 december 2020 te Broeksterwâld, in een woning, gelegen aan de [straatnaam] aldaar, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte een geldbedrag van ongeveer 100 euro (in coupures van 5 en 10 euro) en telefoons, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
  • zich naar de woning, gelegen aan de [straatnaam] , aldaar, heeft begeven en vervolgens heeftaangebeld, terwijl, hij, verdachte, zijn gezicht had bedekt met een bivakmuts en een groot kartelmes bij zich droeg en
  • toen die [slachtoffer 1] de voordeur van haar woning had geopend die [slachtoffer 1] dat grotekartelmes, zeer dicht bij de borst van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en daarbij die [slachtoffer 1] meermalen onder meer de woorden heeft toegevoegd: “Geld, geld” en Geld, geld anders steek ik jou dood’ en “Ik steek jou dood, ik steek jou dood’ en
  • toen die [slachtoffer 1] aangaf geen geld te hebben die [slachtoffer 1] de woorden heefttoegevoegd: ‘ja, je hebt wel geld, anders maak ik je dood” en
  • de woning van die [slachtoffer 1] is binnengegaan en vervolgens die [slachtoffer 1] is gevolgd naarde voorkamer en vervolgens dat grote kartelmes, telkens in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gehouden,
  • waardoor die [slachtoffer 1] is overgegaan tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij op 15 december 2020, te Broeksterwâld, in een woning gelegen aan de [straatnaam] , aldaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een pinpas, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte opzettelijk
  • zich naar de woning, gelegen aan de [straatnaam] , aldaar, heeft begeven en vervolgens heeftaangebeld, terwijl hij, verdachte, zijn gezicht had bedekt met een bivakmuts en een groot kartelmes, bij zich droeg en
  • toen die [slachtoffer 1] de voordeur van haar woning had geopend die [slachtoffer 1] dat grotekartelmes, zeer dicht bij de borst van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en daarbij die [slachtoffer 1] onder meer de woorden heeft toegevoegd: ““Geld, geld” en “Geld, geld anders steek ik jou dood” en
“'Ik steek jou dood, ik steek jou dood” en vervolgens
- de woning van die [slachtoffer 1] is binnengegaan en vervolgens die [slachtoffer 1] is gevolgd naarde voorkamer en vervolgens dat grote kartelmes telkens in de richting van het lichaam van die
[slachtoffer 1] heeft gehouden en vervolgens
  • die [slachtoffer 1] onder meer de woorden heeft toegevoegd: "Jouw pinpas, jouw pinpas" en "Jouwpinpas anders steek ik jouw hondje dood'” en vervolgens
  • via de keukendeur de woning heeft verlaten en de keukendeur aan de buitenzijde heeft afgesloten,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 18/038055-21
1.
hij op 23 september 2020 te Kollumerzwaag, gemeente Noardeast-Fryslân [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem meermalen tegen het hoofd en de borst en de arm en de maag te slaan en te schoppen;
2.
hij op of omstreeks 23 september 2020 te Kollumerzwaag, gemeente Noardeast-Fryslân, opzettelijk en wederrechtelijk de bestuurdersportier van een personenauto, aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft beschadigd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Ten aanzien van parketnummer 18/004280-21
De eendaadse samenloop van
1. Afpersing.
en
2. Poging tot afpersing.

Ten aanzien van parketnummer 18/038055-21

Mishandeling.
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort,beschadigen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het jeugdstrafrecht wordt toegepast en verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/004280-21 en de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/038055-21 wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) met een proeftijd van twee jaren onder de voorwaarden zoals door de reclassering wordt geadviseerd in het rapport van 23 mei 2022.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor toepassing van het jeugdstrafrecht en oplegging van de voorwaardelijke PIJ-maatregel met de voorwaarden zoals door de reclassering wordt geadviseerd in het rapport van 23 mei 2022. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte al zeer lang in voorlopige hechtenis zit en dat daarom een passende straf dient te worden opgelegd en niet een straf die gelijk staat aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting de rapportages van Reclassering Nederland van 30 juni 2021, 3 december 2021, 3 maart 2022 en 23 mei 2022, het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 14 juni 2021 opgemaakt door D.J. Burck, het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 2 november 2021 opgemaakt door C.J.F. Kemperman en de aanvulling op het psychiatrisch onderzoek van 10 mei 2022 door Kemperman, het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 10 november 2021 opgemaakt door Burck, het uittreksel uit de justitiële documentatie van
17 november 2021, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Aard en ernst van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een woningoverval. Verdachte is in de avond van 15 december 2020 de woning van een oudere mevrouw binnengedrongen. Hij droeg een bivakmuts en had een mes in zijn handen. Onder dreiging van geweld heeft aangeefster geld afgegeven. De overval heeft veel impact gehad op het slachtoffer. Ten gevolge van de woningoverval heeft het slachtoffer last van psychische klachten en angstaanvallen. Zij durft niet meer alleen thuis te zijn en haar zus woont daarom bij haar in. Het gaat om een zeer ernstig feit waarbij de psychische integriteit van het slachtoffer op grove wijze is geschonden. Bovendien is de woning bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Het is zeer kwalijk dat verdachte door zijn handelen het gevoel van veiligheid heeft aangetast.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling en het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van een goed dat aan een ander toebehoort. Verdachte heeft geweld toegepast, door meermalen tegen het hoofd en de borst en de arm en de maag van het slachtoffer te slaan en te schoppen. Hij heeft daarnaast de bestuurdersportier van de personenauto van slachtoffer beschadigd. In het algemeen geldt dat dit soort feiten als beangstigend ervaren wordt voor personen die dit overkomt. Verder versterken deze feiten ook de heersende gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Voor dergelijke feiten is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt.
Rapportages
Uit het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 2 november 2021 opgesteld door Kemperman en het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 10 november 2021 opgesteld door Burck leidt de rechtbank het volgende af. De psychiater en psycholoog concluderen dat verdachte lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een lichte verstandelijke beperking en aan een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met kenmerken van een borderline persoonlijkheidsstoornis en een antisociale ontwikkeling. Er is daarnaast enige verdenking van drugs- en alcoholmisbruik. Deze beperking en stoornissen waren ook ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde aanwezig. De psychiater en psycholoog adviseren het jeugdstrafrecht toe te passen. Door de psychiater wordt een aanvankelijk klinische behandeling geadviseerd met aandacht voor drugs- en alcoholgebruik en daarna doorgeleiding richting een beschermde woonvorm en dagbesteding. Daarnaast adviseren de psychiater en psycholoog tot nader onderzoek naar de mogelijkheid om de behandeling te laten plaatsvinden binnen een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De psychiater adviseert, met enige twijfel, dat verdachte het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen is bij een bewezenverklaring.
Ter zitting van 6 januari 2022 is op de rapportages een toelichting gegeven door de deskundigen Kemperman en Burck.
Gelet op het advies in het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 2 november 2021 opgesteld door Kemperman concludeert de rechtbank met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Uit het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 23 mei 2022 leidt de rechtbank het volgende af. Verdachte is een onmachtige adolescent met een belaste voorgeschiedenis die kampt met diverse problemen. Hierdoor kan hij zich moeilijk staande houden in de maatschappij en/of voldoen aan de gestelde maatschappelijke normen. In de Justitiële Jeugdinrichting [naam 2] (hierna: JJI) heeft sinds begin 2022 een positieve verandering bij verdachte plaatsgevonden. Verdachte is gestart met traumabehandeling, hij ontkent zijn problemen niet meer, heeft vertrouwen in zijn behandelaren/begeleiders binnen de JJI en verdachte kan nu ook goed benoemen waarom hij in eerste instantie niet meewerkte. De reclassering stelt dat rekening dient te worden gehouden met het intelligentieniveau van verdachte en het risico op overvraging en overschatting. De kans van slagen van de in te zetten forensische interventies is volgens de reclassering groot, indien er wordt aangesloten bij het tempo van verdachte. De reclassering adviseert om het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte is behept met een licht verstandelijke beperking, waardoor hij op een jongere leeftijd dan zijn kalenderleeftijd functioneert. Pedagogische beïnvloeding is noodzakelijk en succesvol gebleken, teneinde een positieve gedragsverandering te bewerkstelligen. De reclassering adviseert een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen met daarbij de volgende voorwaarden, een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, woonbegeleiding, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding, het volgen van onderwijs en het meewerken aan middelencontrole. De reclassering adviseert dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht.
Jeugdstrafrecht
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of toepassing van het jeugdstrafrecht aan de orde is.
Ten tijde van de bewezen verklaarde feiten was verdachte 19 en 20 jaar oud. Het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) geeft de rechter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachten en het jeugdstrafrecht toe te passen (artikel 77c Sr). Zowel uit de rapportages van de psychiater en psycholoog als uit de rapportages van de reclassering komt naar voren dat het ontwikkelingsniveau van verdachte achter loopt en zijn handelingsvaardigheden beperkt zijn. De deskundigen komen allen tot het advies om het jeugdstrafrecht toe te passen. Gelet op voormelde adviezen, het standpunt van de officier van justitie en de raadsvrouw, en al hetgeen overigens uit het dossier en ter zitting is gebleken, zal de rechtbank het jeugdstrafrecht toepassen.
PIJ-maatregel
De rechtbank achtte zich bij de beraadslaging na de zitting van 6 januari 2022 onvoldoende voorgelicht over één van de mogelijke afdoeningsmodaliteiten en heeft bij tussenvonnis van 20 januari 2022 de reclassering verzocht nader onderzoek te verrichten en haar te adviseren over de te stellen voorwaarden bij een mogelijk op te leggen voorwaardelijke PIJ-maatregel. Bij de beraadslaging na de zitting van 24 maart 2022 is de rechtbank opnieuw tot de conclusie gekomen dat zij zich onvoldoende voorgelicht acht ten aanzien van één van de mogelijke afdoeningsmodaliteiten en heeft bij tussenvonnis van 31 maart 2022 wederom verzocht nader onderzoek te verrichten en haar te adviseren over de te stellen voorwaarden bij een mogelijk op te leggen voorwaardelijke PIJmaatregel.
Uit het rapport van de reclassering van 23 mei 2022 blijkt dat de reclassering adviseert tot oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
Op grond van artikel 77x Sr kan de PIJ-maatregel voorwaardelijk worden opgelegd. Er dient dan voldaan te zijn aan de voorwaarden voor het opleggen van de maatregel zoals genoemd in artikel 77s
Sr.
De rechtbank stelt vast dat de gepleegde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is. Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater en de reclassering in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voldaan is aan de vereisten om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, zoals is neergelegd in artikel 77s Sr. De rechtbank zal daarom deze maatregel zoals geadviseerd voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank overweegt verder dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en dat bij verdachte tijdens het begaan van deze feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Verdachte is in de woning van aangeefster binnen gedrongen. Onder dreiging van geweld heeft aangeefster geld afgegeven. Om deze bedreiging kracht bij te zetten heeft verdachte een mes getoond en dicht bij het lichaam van aangeefster gehouden. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Onder voornoemde feiten en omstandigheden oordeelt de rechtbank dat sprake is van geweldsmisdrijven. Verlenging van de PIJ- maatregel, in geval van tenuitvoerlegging, is in dit geval mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting later gesloten, namelijk op 1 juni 2022, omdat ten tijde van de behandeling ter zitting op 24 mei 2022, nog geen datum bekend was waarop verdachte eventueel geplaatst zou kunnen worden in een instelling. De reclassering heeft op 25 mei 2022 de rechtbank laten weten dat verdachte met ingang van 10 juni 2022 opgenomen kan worden in [instelling 1] te [plaats] .
Straf
De rechtbank zal – naast de voorwaardelijke PIJ-maatregel – aan verdachte een jeugddetentie opleggen. De strafzaak van verdachte is meerdere keren aangehouden in afwachting van rapportages. Hierdoor heeft verdachte inmiddels bijna anderhalf jaar in voorlopige hechtenis doorgebracht. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is.
De rechtbank betreurt het ten zeerste dat het voorarrest van verdachte geruime tijd langer heeft geduurd dan passend is. Terwijl aan verdachte twaalf maanden jeugddetentie is opgelegd, heeft hij tot aan de datum van de uitspraak 522 dagen in voorarrest doorgebracht. Dat komt deels doordat de rechtbank tweemaal het onderzoek heeft moeten heropenen vanwege het feit dat zij zich telkens onvoldoende achtte voorgelicht over één van de mogelijke afdoeningsmodaliteiten en daarom tweemaal heeft moeten verzoeken nader onderzoek te verrichten en haar te adviseren over de te stellen voorwaarden bij een mogelijk op te leggen voorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank acht een dergelijk aanzienlijk tijdsverloop, met name in het geval van een minderjarige verdachte, zeer onwenselijk.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten afpersing, poging tot afpersing en mishandeling.
Gelet op de rapportages, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 139,95 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 in de zaak met parketnummer 18/004280-21 bewezen verklaarde. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 december 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het inbeslaggenomen goed, te weten een stuk papier, wordt onttrokken aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het inbeslaggenomen goed.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de aan verdachte toebehorende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een stuk papier, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu zij bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 55, 77c, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa,
77gg, 300, 312, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/004280-21 en het onder 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/038055-21 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie, geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank legt op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
De rechtbank bepaalt dat deze maatregel
niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van
de proeftijd van twee jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel één van de na te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
De rechtbank geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot toezicht op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden overeenkomstig artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of
meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
Zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland regio Oost meldt,telefoonnummer [telefoonnummer] . Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Zijn huidige traumabehandeling (EMDR) bij Justitiële Jeugdinrichting [naam 2] continueert of eensoortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de (na)behandeling;
Meewerkt aan de woonbegeleiding van [instelling 1] of een andere instelling, onderdeel van zijnwoontraject aldaar, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
Verblijft met ingang van 10 juni 2022 bij de zorgboerderij van [instelling 1] , [straatnaam] , [plaats] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
Meewerkt aan de dagbesteding die hem bij [instelling 1] wordt geboden, hetgeen eenonderdeel/voorwaarde is van zijn woontraject aldaar.
Zijn huidige examens afrondt – Nederlands, rekenen, duurzaamheid, elektronica en lassen - binnenJustitiële Jeugdinrichting [naam 2] , teneinde zijn Pie-diploma 3 te behalen. Indien wenselijk werkt hij mee aan vervolgonderwijs;
Meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen.De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
De rechtbank bepaalt dat de hierboven gestelde voorwaarden het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

Benadeelde partij

Ten aanzien van 18/004280-21,
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 1]te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 december 2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 1]aan de Staat te betalen een bedrag van €
139,95(zegge: honderdnegenendertig euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor
de duur van twee dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Inbeslaggenomen goederen

Verklaart onttrokken aan het verkeerhet in beslag genomen goed, te weten een stuk papier.
Beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren, voorzitter tevens kinderrechter, mr. A.H.M. Dölle en mr. K. Bunk, rechters, bijgestaan door mr. E.M. Lenting, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 juni 2022.