Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het jeugdstrafrecht wordt toegepast en verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/004280-21 en de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/038055-21 wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) met een proeftijd van twee jaren onder de voorwaarden zoals door de reclassering wordt geadviseerd in het rapport van 23 mei 2022.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor toepassing van het jeugdstrafrecht en oplegging van de voorwaardelijke PIJ-maatregel met de voorwaarden zoals door de reclassering wordt geadviseerd in het rapport van 23 mei 2022. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte al zeer lang in voorlopige hechtenis zit en dat daarom een passende straf dient te worden opgelegd en niet een straf die gelijk staat aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting de rapportages van Reclassering Nederland van 30 juni 2021, 3 december 2021, 3 maart 2022 en 23 mei 2022, het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 14 juni 2021 opgemaakt door D.J. Burck, het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 2 november 2021 opgemaakt door C.J.F. Kemperman en de aanvulling op het psychiatrisch onderzoek van 10 mei 2022 door Kemperman, het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 10 november 2021 opgemaakt door Burck, het uittreksel uit de justitiële documentatie van
17 november 2021, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Aard en ernst van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een woningoverval. Verdachte is in de avond van 15 december 2020 de woning van een oudere mevrouw binnengedrongen. Hij droeg een bivakmuts en had een mes in zijn handen. Onder dreiging van geweld heeft aangeefster geld afgegeven. De overval heeft veel impact gehad op het slachtoffer. Ten gevolge van de woningoverval heeft het slachtoffer last van psychische klachten en angstaanvallen. Zij durft niet meer alleen thuis te zijn en haar zus woont daarom bij haar in. Het gaat om een zeer ernstig feit waarbij de psychische integriteit van het slachtoffer op grove wijze is geschonden. Bovendien is de woning bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Het is zeer kwalijk dat verdachte door zijn handelen het gevoel van veiligheid heeft aangetast.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling en het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van een goed dat aan een ander toebehoort. Verdachte heeft geweld toegepast, door meermalen tegen het hoofd en de borst en de arm en de maag van het slachtoffer te slaan en te schoppen. Hij heeft daarnaast de bestuurdersportier van de personenauto van slachtoffer beschadigd. In het algemeen geldt dat dit soort feiten als beangstigend ervaren wordt voor personen die dit overkomt. Verder versterken deze feiten ook de heersende gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Voor dergelijke feiten is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt.
Rapportages
Uit het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 2 november 2021 opgesteld door Kemperman en het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 10 november 2021 opgesteld door Burck leidt de rechtbank het volgende af. De psychiater en psycholoog concluderen dat verdachte lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een lichte verstandelijke beperking en aan een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met kenmerken van een borderline persoonlijkheidsstoornis en een antisociale ontwikkeling. Er is daarnaast enige verdenking van drugs- en alcoholmisbruik. Deze beperking en stoornissen waren ook ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde aanwezig. De psychiater en psycholoog adviseren het jeugdstrafrecht toe te passen. Door de psychiater wordt een aanvankelijk klinische behandeling geadviseerd met aandacht voor drugs- en alcoholgebruik en daarna doorgeleiding richting een beschermde woonvorm en dagbesteding. Daarnaast adviseren de psychiater en psycholoog tot nader onderzoek naar de mogelijkheid om de behandeling te laten plaatsvinden binnen een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De psychiater adviseert, met enige twijfel, dat verdachte het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen is bij een bewezenverklaring.
Ter zitting van 6 januari 2022 is op de rapportages een toelichting gegeven door de deskundigen Kemperman en Burck.
Gelet op het advies in het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 2 november 2021 opgesteld door Kemperman concludeert de rechtbank met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Uit het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 23 mei 2022 leidt de rechtbank het volgende af. Verdachte is een onmachtige adolescent met een belaste voorgeschiedenis die kampt met diverse problemen. Hierdoor kan hij zich moeilijk staande houden in de maatschappij en/of voldoen aan de gestelde maatschappelijke normen. In de Justitiële Jeugdinrichting [naam 2] (hierna: JJI) heeft sinds begin 2022 een positieve verandering bij verdachte plaatsgevonden. Verdachte is gestart met traumabehandeling, hij ontkent zijn problemen niet meer, heeft vertrouwen in zijn behandelaren/begeleiders binnen de JJI en verdachte kan nu ook goed benoemen waarom hij in eerste instantie niet meewerkte. De reclassering stelt dat rekening dient te worden gehouden met het intelligentieniveau van verdachte en het risico op overvraging en overschatting. De kans van slagen van de in te zetten forensische interventies is volgens de reclassering groot, indien er wordt aangesloten bij het tempo van verdachte. De reclassering adviseert om het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte is behept met een licht verstandelijke beperking, waardoor hij op een jongere leeftijd dan zijn kalenderleeftijd functioneert. Pedagogische beïnvloeding is noodzakelijk en succesvol gebleken, teneinde een positieve gedragsverandering te bewerkstelligen. De reclassering adviseert een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen met daarbij de volgende voorwaarden, een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, woonbegeleiding, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding, het volgen van onderwijs en het meewerken aan middelencontrole. De reclassering adviseert dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht.
Jeugdstrafrecht
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of toepassing van het jeugdstrafrecht aan de orde is.
Ten tijde van de bewezen verklaarde feiten was verdachte 19 en 20 jaar oud. Het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) geeft de rechter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachten en het jeugdstrafrecht toe te passen (artikel 77c Sr). Zowel uit de rapportages van de psychiater en psycholoog als uit de rapportages van de reclassering komt naar voren dat het ontwikkelingsniveau van verdachte achter loopt en zijn handelingsvaardigheden beperkt zijn. De deskundigen komen allen tot het advies om het jeugdstrafrecht toe te passen. Gelet op voormelde adviezen, het standpunt van de officier van justitie en de raadsvrouw, en al hetgeen overigens uit het dossier en ter zitting is gebleken, zal de rechtbank het jeugdstrafrecht toepassen.
PIJ-maatregel
De rechtbank achtte zich bij de beraadslaging na de zitting van 6 januari 2022 onvoldoende voorgelicht over één van de mogelijke afdoeningsmodaliteiten en heeft bij tussenvonnis van 20 januari 2022 de reclassering verzocht nader onderzoek te verrichten en haar te adviseren over de te stellen voorwaarden bij een mogelijk op te leggen voorwaardelijke PIJ-maatregel. Bij de beraadslaging na de zitting van 24 maart 2022 is de rechtbank opnieuw tot de conclusie gekomen dat zij zich onvoldoende voorgelicht acht ten aanzien van één van de mogelijke afdoeningsmodaliteiten en heeft bij tussenvonnis van 31 maart 2022 wederom verzocht nader onderzoek te verrichten en haar te adviseren over de te stellen voorwaarden bij een mogelijk op te leggen voorwaardelijke PIJmaatregel.
Uit het rapport van de reclassering van 23 mei 2022 blijkt dat de reclassering adviseert tot oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
Op grond van artikel 77x Sr kan de PIJ-maatregel voorwaardelijk worden opgelegd. Er dient dan voldaan te zijn aan de voorwaarden voor het opleggen van de maatregel zoals genoemd in artikel 77s
Sr.
De rechtbank stelt vast dat de gepleegde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is. Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater en de reclassering in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voldaan is aan de vereisten om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, zoals is neergelegd in artikel 77s Sr. De rechtbank zal daarom deze maatregel zoals geadviseerd voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank overweegt verder dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en dat bij verdachte tijdens het begaan van deze feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Verdachte is in de woning van aangeefster binnen gedrongen. Onder dreiging van geweld heeft aangeefster geld afgegeven. Om deze bedreiging kracht bij te zetten heeft verdachte een mes getoond en dicht bij het lichaam van aangeefster gehouden. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Onder voornoemde feiten en omstandigheden oordeelt de rechtbank dat sprake is van geweldsmisdrijven. Verlenging van de PIJ- maatregel, in geval van tenuitvoerlegging, is in dit geval mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting later gesloten, namelijk op 1 juni 2022, omdat ten tijde van de behandeling ter zitting op 24 mei 2022, nog geen datum bekend was waarop verdachte eventueel geplaatst zou kunnen worden in een instelling. De reclassering heeft op 25 mei 2022 de rechtbank laten weten dat verdachte met ingang van 10 juni 2022 opgenomen kan worden in [instelling 1] te [plaats] .
Straf
De rechtbank zal – naast de voorwaardelijke PIJ-maatregel – aan verdachte een jeugddetentie opleggen. De strafzaak van verdachte is meerdere keren aangehouden in afwachting van rapportages. Hierdoor heeft verdachte inmiddels bijna anderhalf jaar in voorlopige hechtenis doorgebracht. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is.
De rechtbank betreurt het ten zeerste dat het voorarrest van verdachte geruime tijd langer heeft geduurd dan passend is. Terwijl aan verdachte twaalf maanden jeugddetentie is opgelegd, heeft hij tot aan de datum van de uitspraak 522 dagen in voorarrest doorgebracht. Dat komt deels doordat de rechtbank tweemaal het onderzoek heeft moeten heropenen vanwege het feit dat zij zich telkens onvoldoende achtte voorgelicht over één van de mogelijke afdoeningsmodaliteiten en daarom tweemaal heeft moeten verzoeken nader onderzoek te verrichten en haar te adviseren over de te stellen voorwaarden bij een mogelijk op te leggen voorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank acht een dergelijk aanzienlijk tijdsverloop, met name in het geval van een minderjarige verdachte, zeer onwenselijk.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten afpersing, poging tot afpersing en mishandeling.
Gelet op de rapportages, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.