ECLI:NL:RBNNE:2022:206

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
18.205399.21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor overtreding van de Wegenverkeerswet na dodelijk verkeersongeval

Op 1 februari 2022 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval. De verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van het ongeval door met een te hoge snelheid een overstekende voetgangster aan te rijden. Het ongeval vond plaats op 14 januari 2021 in Wolvega, waar de verdachte met zijn auto een snelheid van ongeveer 75 km/u reed, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 km/u was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet zodanig onvoorzichtig of onoplettend had gereden dat er sprake was van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank wees het verweer van de verdediging, dat de verdachte geen schuld had, niet af, maar concludeerde dat de verdachte licht de maximumsnelheid had overschreden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,00, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.205399.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 01 februari 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 januari 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. van den Broek, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair hij op of omstreeks 14 januari 2021 te Wolvega, gemeente Weststellingwerf als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Steenwijkerweg, gekomen ter hoogte van een in die weg gelegen plaats waar fietsers en voetgangers kunnen oversteken, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, bij duisternis, althans bij ontbreken van daglicht - bij die oversteekplaats - een snelheid van ongeveer
75 kilometer per uur te rijden, althans een te hoge snelheid ter plaatse aan te houden, en daarbij als bestuurder (van die personenauto) een voetganger die zich achter een rollator, althans een persoon die zich moeilijk voortbewoog - die juist bezig was op voornoemde plaats de rijbaan over te steken - niet voor te laten gaan, ten gevolge waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor die voetganger, althans een ander (genaamd mw. [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair hij op of omstreeks 14 januari 2021 te Wolvega, gemeente Weststellingwerf als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Steenwijkerweg, gekomen ter hoogte van een in die weg gelegen plaats waar fietsers en voetgangers kunnen oversteken en toen bij duisternis, althans bij ontbreken van daglicht - bij die oversteekplaats - een snelheid van ongeveer 75 kilometer per uur heeft gereden, althans een te hoge snelheid ter plaatse heeft aangehouden, en/of (daarbij) als bestuurder (van die personenauto) een voetganger die zich achter een rollator, althans een persoon die zich moeilijk voortbewoog - die juist bezig was op voornoemde plaats de rijbaan over te steken - niet heeft laten voorgaan, in elk geval niet de gelegenheid heeft gegeven de rijbaan voor hem, verdachte, vrij te maken, ten gevolge waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij die voetganger, te weten mw. [slachtoffer] , werd gedood, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW) met zich brengt. Bewezen kan worden dat verdachte minimaal 75 km/u reed en daarbij langere tijd niet heeft opgelet. Verdachte was bekend met de situatie ter plaatse. Hij heeft, ondanks dat hij wist dat hij een slecht verlichte oversteekplaats naderde, niet voor de oversteekplaats afgeremd. Als gevolg van het door verdachte veroorzaakte verkeersongeval is het slachtoffer overleden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft -onder overlegging van pleitnotities- gemotiveerd betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij rond de 50-60 km/u reed. Ook de getuige De Wagt heeft verklaard dat hij denkt dat verdachte ongeveer 60 km/u reed. De conclusie van de Verkeersongeval-analyse (verder: VOA) dat verdachte 75 km/u heeft gereden, kan niet kloppen omdat de weersomstandigheden ten tijde van het ongeval niet identiek waren aan de omstandigheden ten tijde van de remproeven. Zo was het wegdek ten tijde van het ongeval vochtig, terwijl het wegdek bij de remproeven droog was. Ook heeft de VOA de remproeven in de omgekeerde richting gedaan en geen rekening gehouden met het feit dat verdacht een flinke uitwijkmanoeuvre heeft gemaakt. Beide zijn van belang voor de uitkomst van de berekeningen. Daarnaast is het onderzoek door de VOA onvolledig geweest nu niet is onderzocht in hoeverre een persoon die in het zwart gekleed is, zichtbaar is voor een automobilist in het donker. Over de gereden snelheid heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het enkele te hard rijden niet zonder meer schuld in de zin van artikel 6 WVW oplevert.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte geen hinder dan wel gevaar heeft veroorzaakt nu hij het slachtoffer niet kon zien en zij plotseling overstak. Voor het geval de rechtbank niet tot een vrijspraak komt, verzoekt de raadsvrouw verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging omdat het slachtoffer niet zichtbaar was voor verdachte en hem niet verweten kan worden dat hij haar geen voorrang heeft verleend.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Voor de beantwoording van de vraag of de verdachte zodanig onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts geldt naar vaste rechtspraak dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. De enkele omstandigheid dat door verdachte harder is gereden dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid is niet zonder meer voldoende voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het navolgende.
Op 14 januari 2021 rond 17.39 uur heeft te Wolvega een verkeersongeval plaatsgevonden, ter hoogte van de T-kruising van de Steenwijkerweg met de Ir. Lelylaan ter plaatse gelegen binnen de bebouwde kom te Wolvega, in de gemeente Weststellingwerf tussen een bestuurder van een [merk auto] en een voetgangster.
De bestuurder van de [merk auto] had gereden over de Steenwijkerweg, komende vanuit de richting van het centrum van Wolvega en gaande in de richting van De Blesse (zuidoostelijke richting). De voetgangster had met ondersteuning van haar rollator gelopen over de parallel aan de hoofdrijbaan gelegen rijbaan van de Steenwijkerweg. Ter hoogte van de kruising met de nagenoeg haaks aansluitende Ir. Lelylaan stak de voetgangster via het voetpad (of het (brom)fietspad) de Steenwijkerweg over. Tijdens de oversteek werd de voetgangster aangereden door de haar van rechts naderende [merk auto] . De voetgangster kwam na de aanrijding vóór het voertuig op het wegdek terecht en werd nog enkele meters door de [merk auto] meegesleept. De voetgangster overleed ter plaatse.
De rechtbank stelt vast dat de feitelijke gedragingen zoals die aan verdachte worden verweten bestaan uit:
dat hij met een snelheid van ongeveer 75 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid, terplaatse heeft gereden;
dat hij de voetgangster die zich achter een rollator, althans moeilijk voortbewoog niet voor heeftlaten gaan.
De snelheid
In het door de politie opgemaakte proces-verbaal verkeersongeval-analyse d.d. 6 mei 2021 is met behulp van remproeven een berekening gemaakt van de snelheid waarmee verdachte moet hebben gereden vóórdat hij met zijn personenauto remde. Uit die berekeningen volgt dat verdachte op dat moment met een snelheid van ten minste 75 kilometer per uur heeft gereden. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier volgt dat de gesteldheid van het wegdek ten tijde van de remproeven niet hetzelfde is geweest als ten tijde van het ongeval. Op verschillende plaatsen in het dossier wordt gerelateerd dat het wegdek ten tijde van het ongeval nat/vochtig, danwel licht vochtig is geweest, terwijl het wegdek ten tijde van de remproeven droog was. Daarnaast blijkt uit de situatietekeningen behorend bij de verkeersongeval-analyse dat het remspoor aan de linkerzijde deels onderbroken is, waarschijnlijk doordat een of meerdere wielen van de [merk auto] als gevolg van een uitwijkmanoeuvre door verdachte tijdelijk het wegdek niet hebben geraakt .
Deze omstandigheden brengen naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar met zich mee dat de door de politie gemaakte berekening van de snelheid van het voertuig van verdachte onjuist is, omdat door deze factoren de daadwerkelijke remvertraging ten tijde van het ongeval aanzienlijk lager zal zijn geweest dan door de politie is gemeten tijdens de uitgevoerde remproeven. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet exact vaststellen met welke snelheid verdachte heeft gereden op het moment dat hij begon te remmen. Nu verdachte zelf heeft verklaard dat hij misschien 60 kilometer per uur heeft gereden, gaat de rechtbank er van uit dat verdachte heeft gereden met een lichte overschrijding van de ter plaatste geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur.
Voor laten gaan
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat de oversteekplaats - waar de aanrijding heeft plaatsgevonden - op het wegdek was aangeduid met kanalisatiestrepen. Het betrof derhalve geen voetgangersoversteekplaats (zebrapad) in de zin van artikel 49, tweede lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (verder: RVV).
De rechtbank ziet zich daarmee voor de vraag gesteld of verdachte het slachtoffer op grond van artikel 49, eerste lid, RVV had moeten laten voorgaan. Uit dat artikel volgt immers dat bestuurders mensen die zich moeilijk voortbewegen voor moeten laten gaan. In de eerste plaats stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer weliswaar gebruik maakte van een rollator, maar dat uit het dossier ook volgt dat het slachtoffer daarmee goed liep en er behoorlijk de pas in had. Voorts stelt de rechtbank op grond van het dossier vast dat het ten tijde van het ongeval erg donker was, dat het slachtoffer donkere kleding droeg en dat het aannemelijk is dat verdachte het slachtoffer niet eerder heeft kunnen opmerken dan het moment waarop hij is gaan remmen. Op grond van al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte niet kan worden verweten dat hij het slachtoffer niet voor heeft laten gaan.
Conclusie
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het enkele verwijt dat verdachte kan worden gemaakt, namelijk dat hij de ter plaatste geldende maximum snelheid licht heeft overschreden, onvoldoende is om te bewijzen dat verdachte zodanig onvoorzichtig of onoplettend heeft gereden dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 18 januari 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 14 januari 2021 reed ik in Wolvega in mijn auto, een [merk auto]. Het was rond 17.30 uur en het was donker. De weg was vochtig. Er was geen ander verkeer. Ik ben op de rotonde rechtsaf geslagen en ik heb mijn auto in de vijfde versnelling gezet omdat ik dan vrijwel stationair kan rijden. Aan mijn rechterkant was een zijweg en ik liet mijn gas iets los omdat het verkeer wat uit die weg komt, voorrang heeft. Nadat ik naar rechts had gekeken, keek ik weer voor me. Ik zag toen een glinstering en heb geremd. Ik was toen ongeveer midden op de t-splitsing. Ik ben daarna abrupt uitgeweken naar de andere weghelft, voor mij links. Ik heb maximaal gereageerd. De auto reageerde niet direct en niet perfect. Mijn auto heeft geen ABS en ik voelde de auto overhellen. De wielen verloren daardoor grip en toen kwam de klap. Ik liet door de schrik de rem een beetje omhoog komen. Daardoor blokkeerden de wielen ook niet meer en ik heb toen de rem helemaal ingedrukt en kwam tot stilstand.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 14 januari 2021,opgenomen op pagina 60 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021159492 van 17 juni 2021, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Hoe hard reed je?
A: Ik denk 50, misschien 60 km/u.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 25 mei 2021, opgenomenop pagina 66 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik weet nu dat de weg waar het ongeval plaats vond de Steenwijkerweg heet. Ik ben daar redelijk bekend. Ik wist dat na de kruising er een oversteekplaats is voor fietsers.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verkeersongeval-analyse nummer140121.1808.7217 van 6 mei 2021, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisanten:

Beknopte ongevalsbeschrijving

Het ongeval had eerder die dag (
de rechtbank begrijpt: 14 januari 2021), omstreeks 17:39 uur, plaatsgevonden ter hoogte van de T- kruising van de Steenwijkerweg met de Ir. Lelylaan ter plaatse gelegen binnen de bebouwde kom te Wolvega, in de gemeente Weststellingwerf.
De bestuurder van de [merk auto] had gereden over de Steenwijkerweg, komende vanuit de richting van het centrum van Wolvega en gaande in de richting van De Blesse (zuidoostelijke richting). De voetgangster had met ondersteuning van haar rollator gelopen over de parallel aan de hoofdrijbaan gelegen rijbaan van de Steenwijkerweg. Ter hoogte van de kruising met de nagenoeg haaks aansluitende Ir. Lelylaan stak de voetgangster via het voetpad (of het (brom)fietspad) de Steenwijkerweg over. Tijdens de oversteek werd de voetgangster aangereden door de haar van rechts naderende [merk auto] . De voetgangster kwam na de aanrijding vóór het voertuig op het wegdek terecht en werd nog enkele meters door de [merk auto] meegesleept. De voetgangster overleed ter plaatse.
Verkeersmaatregelen ter plaatse
Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 50 km/h.
Lijkschouw
De lijkschouw op het slachtoffer, [slachtoffer] geboren [geboortedatum] -1933, werd op donderdag 14 januari 2021, omstreeks 21:45 uur, in het mortuarium van het ziekenhuis Nij Smellinghe te Drachten, in aanwezigheid van ons, verbalisanten, uitgevoerd door de gemeentelijke lijkschouwer en forensisch arts van de GGD, R. Noordbruis. Doodsoorzaak was ernstig letsel en hoofdtrauma. Het letsel en de verwondingen kon worden gerelateerd aan het ongeval.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
subsidiair hij op 14 januari 2021 te Wolvega, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Steenwijkerweg, gekomen ter hoogte van een in die weg gelegen plaats waar fietsers en voetgangers kunnen oversteken en toen bij duisternis - bij die oversteekplaats - een te hoge snelheid ter plaatse heeft aangehouden, ten gevolge waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij mw. [slachtoffer] werd gedood, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op: subsidiair: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen volgt dat het ten tijde van het ongeval donker was en dat verdachte redelijk bekend was met de situatie ter plaatse. Zo wist hij dat er na de kruising een oversteekplaats voor fietsers is. Naar het oordeel van de rechtbank had de verdachte met deze wetenschap zijn snelheid moeten aanpassen aan de omstandigheden en de wegsituatie ter plaatse, omdat bij zijwegen en oversteekplaatsen er rekening mee moet worden gehouden dat andere verkeersdeelnemers (plotseling) op de rijbaan kunnen komen. Verdachte heeft zijn snelheid onvoldoende aangepast. Zoals hiervoor overwogen is de rechtbank van oordeel dat verdachte met een hogere snelheid dan de ter plaatste geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur heeft gereden. Door deze gedraging heeft verdachte gevaar op de weg veroorzaakt, ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden. Dat het slachtoffer minder goed zichtbaar is geweest, is naar het oordeel van de rechtbank gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden onvoldoende om te kunnen spreken van afwezigheid van alle schuld. Het door de raadsvrouw daartoe gevoerde verweer wordt verworpen.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit dan wel ontslag van alle rechtsvervolging. Zij heeft aangegeven dat verdachte geen justitiële documentatie heeft. Verdachte heeft met de nabestaanden gesproken. Hij is zelf ook erg geschrokken, voelt zich schuldig en zal dit zijn leven lang met zich mee moeten dragen. Tot slot heeft de raadsvrouw aangegeven dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt door met de door hem bestuurde personenauto een overstekende voetgangster aan te rijden, waarbij hij heeft gereden met een hogere snelheid dan ter plaatse is toegestaan. Ten gevolge van dit verkeersongeval is de voetgangster overleden.
Ter terechtzitting heeft verdachte laten blijken dat hij zich verantwoordelijk voelt voor het verkeersongeval en er erg door geschrokken is. Voorts heeft verdachte contact gehad met de nabestaanden van het slachtoffer. Deze omstandigheden dienen naar het oordeel van de rechtbank mee te wegen in de op te leggen straf.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging voorts gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 10 december 2021. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op het feit dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, komt de rechtbank tot oplegging van een andersoortige en tevens lagere straf dan geëist door de officier van justitie.
Hoewel het slachtoffer is overleden en daarmee de gevolgen voor de nabestaanden erg groot zijn, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke geldboete voldoende recht doet aan de enkele overtreding die het ongeval veroorzaakte. Bij het vaststellen van de hoogte daarvan heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
betaling van een
geldboete ten bedrage van € 1.000,00(zegge: eenduizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. A. de Jong en mr. M.C. van Linde, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en
uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 februari 2022.
Mr. Van Linde is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.