Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW) met zich brengt. Bewezen kan worden dat verdachte minimaal 75 km/u reed en daarbij langere tijd niet heeft opgelet. Verdachte was bekend met de situatie ter plaatse. Hij heeft, ondanks dat hij wist dat hij een slecht verlichte oversteekplaats naderde, niet voor de oversteekplaats afgeremd. Als gevolg van het door verdachte veroorzaakte verkeersongeval is het slachtoffer overleden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft -onder overlegging van pleitnotities- gemotiveerd betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij rond de 50-60 km/u reed. Ook de getuige De Wagt heeft verklaard dat hij denkt dat verdachte ongeveer 60 km/u reed. De conclusie van de Verkeersongeval-analyse (verder: VOA) dat verdachte 75 km/u heeft gereden, kan niet kloppen omdat de weersomstandigheden ten tijde van het ongeval niet identiek waren aan de omstandigheden ten tijde van de remproeven. Zo was het wegdek ten tijde van het ongeval vochtig, terwijl het wegdek bij de remproeven droog was. Ook heeft de VOA de remproeven in de omgekeerde richting gedaan en geen rekening gehouden met het feit dat verdacht een flinke uitwijkmanoeuvre heeft gemaakt. Beide zijn van belang voor de uitkomst van de berekeningen. Daarnaast is het onderzoek door de VOA onvolledig geweest nu niet is onderzocht in hoeverre een persoon die in het zwart gekleed is, zichtbaar is voor een automobilist in het donker. Over de gereden snelheid heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het enkele te hard rijden niet zonder meer schuld in de zin van artikel 6 WVW oplevert.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte geen hinder dan wel gevaar heeft veroorzaakt nu hij het slachtoffer niet kon zien en zij plotseling overstak. Voor het geval de rechtbank niet tot een vrijspraak komt, verzoekt de raadsvrouw verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging omdat het slachtoffer niet zichtbaar was voor verdachte en hem niet verweten kan worden dat hij haar geen voorrang heeft verleend.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Voor de beantwoording van de vraag of de verdachte zodanig onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts geldt naar vaste rechtspraak dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. De enkele omstandigheid dat door verdachte harder is gereden dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid is niet zonder meer voldoende voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het navolgende.
Op 14 januari 2021 rond 17.39 uur heeft te Wolvega een verkeersongeval plaatsgevonden, ter hoogte van de T-kruising van de Steenwijkerweg met de Ir. Lelylaan ter plaatse gelegen binnen de bebouwde kom te Wolvega, in de gemeente Weststellingwerf tussen een bestuurder van een [merk auto] en een voetgangster.
De bestuurder van de [merk auto] had gereden over de Steenwijkerweg, komende vanuit de richting van het centrum van Wolvega en gaande in de richting van De Blesse (zuidoostelijke richting). De voetgangster had met ondersteuning van haar rollator gelopen over de parallel aan de hoofdrijbaan gelegen rijbaan van de Steenwijkerweg. Ter hoogte van de kruising met de nagenoeg haaks aansluitende Ir. Lelylaan stak de voetgangster via het voetpad (of het (brom)fietspad) de Steenwijkerweg over. Tijdens de oversteek werd de voetgangster aangereden door de haar van rechts naderende [merk auto] . De voetgangster kwam na de aanrijding vóór het voertuig op het wegdek terecht en werd nog enkele meters door de [merk auto] meegesleept. De voetgangster overleed ter plaatse.
De rechtbank stelt vast dat de feitelijke gedragingen zoals die aan verdachte worden verweten bestaan uit: