In deze zaak heeft de kinderrechter op 8 juni 2022 een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [naam kind], afgewezen. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 16 juni 2022. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen, had verzocht om een verlenging van zes maanden, omdat er zorgen waren over de (mogelijke) impact van contactherstel tussen de halfbroers van [naam kind] en hun vader. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 juni 2022, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren, werd de situatie besproken. De moeder en vader gaven aan dat de omgang tussen hen en [naam kind] goed verloopt en dat er positieve ontwikkelingen zijn in hun communicatie.
De kinderrechter heeft beoordeeld of de ondertoezichtstelling verlengd moest worden. Volgens de kinderrechter was er onvoldoende bewijs dat de ontwikkeling van [naam kind] nog steeds ernstig werd bedreigd. De kinderrechter concludeerde dat de zorgen van de GI niet voldoende onderbouwd waren, vooral gezien de positieve stappen die de ouders hadden gezet. De kinderrechter oordeelde dat de GI, indien nodig, nog steeds betrokken kon zijn bij de halfbroers, en dat dit voldoende was om eventuele problemen in de toekomst aan te pakken. Daarom werd het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen.
De beschikking is op 8 juni 2022 gegeven door mr. H.L. Stuiver en is op 14 juni 2022 schriftelijk uitgewerkt. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers of andere belanghebbenden.