ECLI:NL:RBNNE:2022:1989

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
18/950049-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling binnen een geïsoleerd gezinssysteem

Op 14 juni 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen verdachte [verdachte], die wordt beschuldigd van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling van kinderen binnen een geïsoleerd gezinssysteem. De zaak, die in de media bekendstaat als de Ruinerwold-zaak, betreft een gezin dat jarenlang in afzondering heeft geleefd, onder leiding van de vader, [medeverdachte], die zichzelf als de Messias beschouwde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen, die niet waren ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, gedurende hun jeugd ernstig zijn geïsoleerd en onderworpen aan een systeem van indoctrinatie, geweld en mishandeling. De verdachte, die als discipel van de vader fungeerde, heeft het gezin van materiële zaken voorzien en daarmee bijgedragen aan de voortzetting van deze situatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een essentiële rol heeft gespeeld in de vrijheidsberoving van de jongste kinderen en dat hij medepleger is van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. De officier van justitie had vier jaar geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het geheel een lagere straf rechtvaardigen. De rechtbank heeft de vordering tot gevangenneming van de verdachte toegewezen, gezien het risico dat hij zich aan verdere berechting zou onttrekken.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/950049-19

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 juni 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 mei 2022 (inhoudelijke behandeling) en 14 juni 2022 (sluiting van het onderzoek).
Verdachte is op 9 mei 2022 verschenen, bijgestaan door mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting van 9 mei 2022 vertegenwoordigd door mrs. D. Roggen en G. Veenstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

1.primair

hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 14 oktober 1999 tot en met 14 oktober 2019 te Hasselt en/of te Staphorst en/of te Zwartsluis en/of te Meppel en/of te Ruinerwold, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk,
  • [kind 1] en/of
  • [kind 2] en/of
  • [kind 3] en/of
  • [kind 4] en/of
  • [kind 5] en/of
  • [kind 6] en/of
  • [kind 7] en/of
  • [kind 8] en/of
  • [kind 9]
(gedurende zijn/haar/hun minderjarigheid en/of adolescentie en/of jong volwassenheid) wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door op een of meer tijdstippen, meermalen, althans eenmaal,
- die [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 7] , [kind 8] en/of [kind 9] (telkens) voor te houden dat contact met de buitenwereld en/of derden er voor zorgt dat je onrein wordt en/of slecht wordt en/of “onder” raakt
en/of
- die [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 7] , [kind 8] en/of [kind 9] niet aan te geven en/of niet in teschrijven in/bij de (registers van de) burgerlijke stand en/of niet naar school te laten gaan en/of geen of nauwelijks contact met andere personen dan behorend tot het gezin [naam 1] te laten hebben en/of naar buiten te laten gaan
en/of
- die [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 4] en/of [kind 7] (gedurende een of meermaanden en/of weken, althans gedurende een langere periode) heeft afgezonderd van een of meer van de overige gezinsleden door die [kind 1] , [kind 2] [kind 3] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 4] en/of [kind 7] in een of meer aparte ruimte(n) van de woning of het pand waar een of meer van de overige gezinsleden verbleven op te sluiten en/of te verplichten daar te verblijven en/of door [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] en/of [kind 7] te verplichten op een andere locatie dan de overige gezinsleden te verblijven;
althans, indien ter zake vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
subsidiair
[medeverdachte] , op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 14 oktober 1999 tot en met 14 oktober 2019 te Hasselt en/of te Staphorst en/of te Zwartsluis en/of te Meppel en/of te Ruinerwold, in ieder geval in Nederland, opzettelijk,
  • [kind 1] en/of
  • [kind 2] en/of
  • [kind 3] en/of
  • [kind 4] en/of
  • [kind 5] en/of
  • [kind 6] en/of
  • [kind 7] en/of
  • [kind 8] en/of
  • [kind 9]
(gedurende zijn/haar/hun minderjarigheid en/of adolescentie en/of jong volwassenheid) wederrechtelijk van de vrijheid heeft/beroofd en/of beroofd gehouden, door op een of meer tijdstippen, meermalen, althans eenmaal,
- die [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 7] , [kind 8] en/of [kind 9] (telkens) voor te houden dat contact met de buitenwereld en/of derden er voor zorgt dat je onrein wordt en/of slecht wordt en/of “onder” raakt
en/of
- die [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 7] , [kind 8] en/of [kind 9] niet aan te geven en/of niet in teschrijven in/bij de (registers van de) burgerlijke stand en/of niet naar school te laten gaan en/of geen of nauwelijks contact met andere personen met andere personen dan behorend tot het gezin [naam
1] te laten hebben en/of naar buiten te laten gaan
en/of
- die [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] en/of [kind 7] (gedurende een of meermaanden en/of weken, althans gedurende een langere periode) heeft afgezonderd van een of meer van de overige gezinsleden door die [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] en/of [kind 7] in een of meer aparte ruimte van de woning of het pand waar een of meer van de overige gezinsleden verbleven op te sluiten en/of te verplichten daar te verblijven en/of door [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] en/of en/of [kind 7] te verplichten op een andere locatie dan de overige gezinsleden te verblijven.
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 14 oktober 1999 tot en met 14 oktober 2019 te Hasselt en/of te Staphorst en/of te Zwartsluis en/of te Meppel en/of te Ruinerwold, in ieder geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- aan die [medeverdachte] meerdere, althans een, pand(en) voor de vrijheidsberoving en/ofafzondering van [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 7] , [kind 8] en/of [kind 9] ter beschikking te stellen en/of te onderhouden en/of te verbouwen en/of te bekostigen en/of de huur van die woning(en)/panden te betalen
en/of
- voor die [medeverdachte] levensmiddelen en/of andere goederen te kopen en/of af te leveren
en/of
- [ [kind 1] en/of [kind 3] te onderhouden en/of bij hem te laten verblijven
en/of
- aan die [medeverdachte] geld ter beschikking te stellen en/of te geven voor levensonderhoud en/ofandere kosten;
althans, indien terzake vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
meer subsidiair
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 14 oktober 2013 tot en met 14 oktober 2019 te Ruinerwold, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een anderen/of anderen, te weten
  • [kind 4] en/of
  • [kind 5] en/of
  • [kind 6] en/of
  • [kind 7] en/of
  • [kind 8] en/of
  • [kind 9]
(telkens) door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of anderen, wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het
  • niet deelnemen aan het maatschappelijk en/of sociaal verkeer en/of
  • geen of nauwelijks (fysiek) contact zoeken en/of maken en/of hebben en/of onderhouden metandere personen dan behorend tot het gezin [naam 1] en/of
  • leven volgens de regels van de door verdachte en/of zijn mededader(s) aangehangenlevensovertuiging,
door meermalen, althans eenmaal,
- die [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 7] , [kind 8] en/of [kind 9] (telkens) voor te houden dat contactmet de buitenwereld en/of derden er voor zorgt dat je onrein wordt en/of slecht wordt en/of “onder” raakt
en/of
- die [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 7] , [kind 8] en/of [kind 9] niet aan te geven en/of niet in teschrijven in/bij de (registers van de) burgerlijke stand en/of niet naar school te laten gaan en/of geen of nauwelijks contact met andere personen dan behorend tot het gezin [naam 1] te laten hebben en/of naar buiten te laten gaan
en/of
- die [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 7] (gedurende een of meer maanden en/of weken, althansgedurende een langere periode) heeft afgezonderd van een of meer van de overige gezinsleden door die [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] en/of [kind 7] in een of meer aparte ruimte van de woning of het pand waar een of meer van de overige gezinsleden verbleven op te sluiten en/of te verplichten daar te verblijven en/of door [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] en/of [kind 7] te verplichten op een andere locatie dan de overige gezinsleden te laten verblijven;

2.primair

hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 14 oktober 2007 tot en met 14 oktober 2019 te Zwartsluis en/of te Meppel en/of te Ruinerwold, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
zijn kind(eren) en/of een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin te weten
  • [kind 1] en/of
  • [kind 2] en/of
  • [kind 3] en/of
  • [kind 4] en/of
  • [kind 5] en/of
  • [kind 6] en/of
  • [kind 7] en/of
  • [kind 8] en/of
  • [kind 9] ,
(gedurende zijn/haar/hun minderjarigheid en/of adolescentie en/of jong volwassenheid) op een of meer tijdstippen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk hebben/heeft mishandeld door
[kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 7] , [kind 8] en/of [kind 9]
  • te slaan, te schoppen en/of bij de keel te grijpen en/of te verwurgen en/of
  • in een koud bad te laten staan en/of te laten zitten en/of te laten liggen en/of
  • sociaal te isoleren en/of af te zonderen van elkaar en/of van andere personen en/of van debuitenwereld en/of
  • te kleineren en/of uit te schelden en/of denigrerend toe te spreken (onder andere door hen met eenandere naam dan de eigen naam aan te spreken, hen voor te houden dat zij verantwoordelijk zijn voor de dood van moeder en/of hen voor te houden dat zij onrein en/of ‘onder’ zijn en daarom van slechte invloed zijn op de rest van het gezin [naam 1] ) en/of
  • ( langdurig) voeding en/of drinken te onthouden en/of
  • de (noodzakelijke) medische zorg en/of (noodzakelijke) psychische zorg en/of (noodzakelijke) lichamelijke verzorging te onthouden
ten gevolge waarvan
- [ [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 7] , [kind 8] en/of [kind 9] pijn en/ofletsel heeft/hebben ondervonden
en/of
- een hevige onlust veroorzakende geestelijke en/of lichamelijke gewaarwording is veroorzaakt en/ofteweeg gebracht bij [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 7] , [kind 8] en/of
[kind 9]
en/of
- de gezondheid van [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 7] , [kind 8] en/of
[kind 9] opzettelijk is benadeeld;
althans, indien terzake vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
subsidiair
[medeverdachte] , op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 14 oktober 2007 tot en met 14 oktober 2019 te Zwartsluis en/of te Meppel en/of te Ruinerwold, in ieder geval in Nederland, zijn kind(eren), te weten
  • [kind 1] en/of
  • [kind 2] en/of
  • [kind 3] en/of
  • [kind 4] en/of
  • [kind 5] en/of
  • [kind 6] en/of
  • [kind 7] en/of
  • [kind 8] en/of
  • [kind 9] ,
(gedurende zijn/haar/hun minderjarigheid en/of adolescentie en/of jong volwassenheid) op een of meer tijdstippen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft mishandeld door
[kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 7] , [kind 8] en/of [kind 9]
  • te slaan, te schoppen en/of bij de keel te grijpen en/of te verwurgen en/of
  • in een koud bad te laten staan en/of te laten zitten en/of te laten liggen en/of
  • sociaal te isoleren en/of af te zonderen van elkaar en/of van andere personen en/of van debuitenwereld en/of
  • te kleineren en/of uit te schelden en/of denigrerend toe te spreken (onder andere door hen met eenandere naam dan de eigen naam aan te spreken, hen voor te houden dat zij verantwoordelijk zijn voor de dood van moeder en/of hen voor te houden dat zij onrein en/of ‘onder’ zijn en daarom van slechte invloed zijn op de rest van het gezin [naam 1] ) en/of
  • ( langdurig) voeding en/of drinken te onthouden en/of
  • de (noodzakelijke) medische zorg en/of (noodzakelijke) psychische zorg en/of (noodzakelijke) lichamelijke verzorging te onthouden
ten gevolge waarvan
- [ [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 7] , [kind 8] en/of [kind 9] pijn en/ofletsel heeft/hebben ondervonden
en/of
- een hevige onlust veroorzakende geestelijke enlof lichamelijke gewaarwording is veroorzaakt en/ofteweeg gebracht bij [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 7] , [kind 8] en/of
[kind 9]
en/of
- de gezondheid van [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 7] , [kind 8] en/of
[kind 9] opzettelijk is benadeeld
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode 14 oktober 2007 tot en met 14 oktober 2019 te Zwartsluis en/of te Meppel en/of te Ruinerwold, in ieder geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- aan die [medeverdachte] meerdere, althans een, ruimte(n) en/of pand(en) voor de vrijheidsberovingen/of afzondering van [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 7] , [kind 8] en/of [kind 9] ter beschikking te stellen en/of te onderhouden en/of te verbouwen en/of te bekostigen en/of de huur van die woning(en)/panden te betalen
en/of
  • [kind 1] en/of [kind 3] te onderhouden en/of bij hem te laten verblijven en/ofen/of
  • aan die [medeverdachte] geld ter beschikking te stellen en/of te geven voor levensonderhoud en/ofandere kosten;
3.
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2009 tot en met 31 oktober 2009 te Meppel, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer]
  • te slaan en/of te schoppen en/of
  • aan handen en/of voeten op te hangen en/of
  • vast te binden en/of vastgebonden te houden en/of
  • ( langdurig) (in een keet, althans een kleine ruimte,) op te sluiten en/of opgesloten te houden en/of
  • ( langdurig) (voldoende) voeding en /of drinken te onthouden;
Inleiding
De onderhavige zaak is in de media bekend geworden als de Ruinerwold-zaak.
Kort weergegeven gaat het om een gezin dat in afzondering heeft geleefd op verschillende plekken in de provincies Drenthe en Overijssel, laatstelijk op een boerderij in Ruinerwold. De rechtbank acht het aangewezen voorafgaand aan de bespreking van het formele verweer en de feiten die aan verdachte worden verweten, een korte beschrijving te geven van het gezin en het gezinssysteem.
Op 13 oktober 2019 omstreeks 22.00 uur kreeg de politie melding om te gaan naar een café te Ruinerwold waar een verwarde man zou staan. Ter plaatse hebben de verbalisanten gesproken met de man die opgaf te zijn [kind 4] . De man kon geen identiteitsdocument tonen. De man gaf aan dat hij met zijn vader [medeverdachte] , zussen en broer verbleef in een boerderij aan de [straatnaam] te Ruinerwold. Volgens zijn verklaring waren hij noch de andere gezinsleden die op de boerderij verbleven, opgenomen in de registers van de burgerlijke stand.
Op 14 oktober 2019 heeft de politie onderzoek ingesteld op/rond de boerderij te Ruinerwold. Het betrof een boerderij op een groot erf met verschillende voorzieningen, waaronder een moestuin. De boerderij was omringd door een hek en bevond zich op ongeveer 300 meter van de openbare weg. Op het erf hingen meerdere camera’s. Bij het doorzoeken van de boerderij heeft de politie in de serre een kast opzijgeschoven, achter welke kast zich een deur bevond. De politie heeft de deur geopend. In de ruimte achter de deur bevonden zich de vader en de overige (vijf) kinderen. Dit was de woonruimte die diende als schuilplaats in het geval mensen “van buiten” op het erf kwamen, zoals bijvoorbeeld de huurbaas of iemand van het elektriciteitsbedrijf.
Gebleken is dat het gezin vanaf 2010 op de boerderij te Ruinerwold woonde. De vader heeft zich op
27 april 2009 uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen (BRP). De kinderen die op de boerderij woonden waren: [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 7] , [kind 8] en [kind 9] . Op het moment van aantreffen van de kinderen waren zij allen meerderjarig (in leeftijd variërend van 18 - 25 jaar). Van geen van de kinderen was de geboorte aangegeven bij de burgerlijke stand. De kinderen stonden ook overigens niet ingeschreven in enig register van de burgerlijke stand.
Naast voornoemde zes kinderen bleken er nog drie oudere kinderen te zijn, te weten [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] . Van deze drie kinderen is de geboorte wel aangegeven bij de burgerlijke stand. Deze drie kinderen zijn naar school (basis- en vervolgonderwijs) gegaan. De zes jongere kinderen zijn door de vader thuis onderwezen.
In de periode 2008-2010 hebben de kinderen [kind 2] , [kind 1] en [kind 3] het gezin verlaten. Geen van deze drie kinderen heeft op de boerderij te Ruinerwold gewoond.
Uit de stukken komt naar voren dat de vader zich zag als de (nieuwe) Messias. Hij manifesteerde zich als de Prime Father. In zijn visie was zijn vrouw de Prime Mother en waren de kinderen de Prime Children. De vrouw is in 2004 overleden aan een ongeneeslijke ziekte.
De vader zag het als zijn taak om een nieuwe samenleving te stichten (Eden) naar de regels van God, discipelen om zich heen te verzamelen en te leven naar Gods inzichten, te weten dicht bij de natuur en zelfvoorzienend. De kinderen kregen vanaf hun 12e jaar ieder een eigen missie waarmee zij later, als de nieuwe wereld daar was, hun taak in die nieuwe wereld konden vervullen.
In 2016 heeft de vader, in de boerderij te Ruinerwold, een Cerebro Vasculair Accident (CVA) doorgemaakt. Hij is toen niet medisch onderzocht en er heeft geen medische behandeling plaatsgevonden. Als gevolg van het CVA functioneren zijn hersenen niet meer zoals voorheen, is hij halfzijdig verlamd en is zijn gezichts- en spraakvermogen aangetast. Er is sprake van globale afasie.
Verdachte - in de media wel aangeduid als de ‘klusjesman’ - stond officieel op het adres van de boerderij ingeschreven, maar woonde daar feitelijk niet. Hij heeft ook overigens nimmer feitelijk deel uitgemaakt van het gezin [naam 1] . Verdachte deelde de ideologie en levensovertuiging van vader [medeverdachte] en voorzag het gezin - ook ná het CVA van [medeverdachte] in 2016 - van de dagelijkse behoeften, zoals boodschappen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsman heeft bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van alle dan wel enkele van de ten laste gelegde feiten wegens handelen in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de handelingen en gedragingen die aan verdachte worden verweten, in zekere mate ook aan de drie oudste kinderen van het gezin [naam 1] kunnen worden verweten. Deze kinderen wisten van de situatie waarin hun jongere broers en zussen verkeerden. Deze kinderen, die in 2008-2010 zijn weggelopen van huis, hebben geen maatregelen getroffen om aan de situatie van hun broers en zussen een einde te maken. Met betrekking tot de aan verdachte verweten mishandelingen, geldt dat de drie oudste kinderen ook zelf geweldshandelingen hebben verricht. De oudste zoon is ook nog behulpzaam geweest bij de aan verdachte verweten wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] (feit 3). De relatief jonge leeftijd van de drie oudste kinderen ten tijde van de (gewelds)handelingen dan wel bij het weglopen van huis, rechtvaardigt niet dat deze kinderen niet zijn/worden vervolgd. Immers, deze kinderen waren toen jongvolwassenen dan wel hadden een leeftijd waarop zij, in strafrechtelijke zin, aansprakelijk kunnen worden gehouden voor hun gedragingen. Door verdachte wel en deze drie oudste kinderen niet te vervolgen, is sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging, nu geen sprake is van gelijke gevallen die ongelijk zijn beoordeeld.
De rechtbank overweegt als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat op grond van het opportuniteitsbeginsel het openbaar ministerie bepaalt in welke zaak tot vervolging wordt overgegaan en in welke zaak niet. De beslissing om tot vervolging over te gaan, leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing. Dit betekent dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-
ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op grond dat het instellen van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde, waaronder het gelijkheidsbeginsel.
De rechtbank is van oordeel dat er geenszins sprake is van gelijke gevallen, nu de relevante feitelijke omstandigheden omtrent de drie oudste kinderen niet gelijk waren aan die van verdachte. In het bijzonder overweegt de rechtbank dat verdachte, anders dan de kinderen, niet is opgegroeid in het gezinssysteem waarbinnen de kinderen hebben geleefd. Verdachte is een volwassen man die er bewust en vrijwillig voor heeft gekozen om de ideologie en levensovertuiging van (vader) [medeverdachte] te volgen en zijn leven in zijn dienst te stellen. De kinderen hadden een ondergeschikte en afhankelijke relatie ten opzichte van hun vader en waren onderdeel van het gezinssysteem waaraan zij zich alleen rigoureus en met als consequentie het verbreken van ieder contact met broers en zussen en een onzekere toekomst, konden onttrekken.
Ten aanzien van het ontvankelijkheidsverweer met betrekking tot feit 3 merkt de rechtbank nog op dat weliswaar de oudste zoon ( [kind 1] ) volwassen was ten tijde van de pleegperiode, maar dat zijn positie zich geenszins laat vergelijken met de positie van verdachte, zoals eerder overwogen.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van alle ten laste gelegde feiten.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het ten laste gelegde onder 1 primair (medeplegen wederrechtelijke vrijheidsberoving kinderen [naam 1] ), 2 primair (medeplegen mishandeling kinderen [naam 1] ) en 3 (medeplegen wederrechtelijke vrijheidsberoving [slachtoffer] ).
Ten aanzien van feit 1 primair heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd.
De kinderen zijn vanaf hun geboorte opgegroeid in een zeer geïsoleerd gezinssysteem, waarbij zij afgeschermd en afgescheiden waren van de buitenwereld. Daarnaast is alle kinderen van jongs af aan ingeprent dat de buitenwereld slechte invloeden meebrengt en dat de buitenwereld moet worden vermeden om op de juiste wijze te kunnen leven. De kinderen zijn zodanig geïsoleerd gehouden dat ze niet de kans kregen om in vrijheid kennis te maken met de buitenwereld en hun eigen overtuiging te vormen. Zij leefden in een systeem van indoctrinatie, geweld, onveiligheid en angst, waardoor zij niet letterlijk vastgebonden of opgesloten hoefden te worden om niet weg te gaan. Zij gingen niet weg omdat zij dat niet durfden en zij geloofden dat zij niet weg
wildengaan. Er was aldus sprake van een
mentaalslot op de deur. Gelet op de combinatie van voornoemde factoren dient te worden geconcludeerd dat de kinderen jarenlang wederrechtelijk van hun vrijheid zijn beroofd.
Verdachte wist dat de jongste kinderen in afzondering opgroeiden en dat niemand van hun bestaan mocht weten. Ook wist hij volgens welke overtuiging zij werden opgevoed. Hij kende het systeem van straffen en belonen en wist dat afzonderen en fysieke straffen hiervan onderdeel uitmaakten. Desondanks heeft verdachte het gezin gedurende al die jaren onderdak verleend en geholpen. Hij heeft gezocht naar een geschikte verblijfplaats voor het gezin en met dat doel de boerderij in Ruinerwold gehuurd. Verdachte ondersteunde het gezin financieel en zorgde dat het gezin over geld kon beschikken. Door al deze gedragingen is het mogelijk geweest om de kinderen gedurende hun hele jeugd van hun vrijheid beroofd te houden. Op basis het voorgaande heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving en is sprake van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving ten aanzien van alle kinderen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaringen van de kinderen, afgelegd bij de politie en ten overstaan van de rechter-commissaris en daarnaast naar de dagboeken van [kind 9] en [kind 7] . Daaruit volgt dat alle kinderen door hun vader zijn mishandeld. De mishandelingen bestonden uit het toepassen van fysieke straffen, waardoor de kinderen pijn en letsel hebben ervaren. Door het langdurig onthouden van eten, drinken, medische en tandheelkundige zorg is de gezondheid van de kinderen benadeeld. Bij het langdurig moeten verblijven in koud water was sprake van een hevige onlust veroorzakende lichamelijke gewaarwording. Door de structurele vernederende en denigrerende uitspraken en het afzonderen en isoleren is de psychische gezondheid van de kinderen ernstig benadeeld. In verband met dit laatste heeft de officier van justitie verwezen naar de conclusies van prof. dr. W. Koops in het door hem opgemaakte rapport “Wetenschappelijke evaluatie van een opvoedingssituatie als die in het gezin [naam 1] ”. Verdachte maakte integraal onderdeel uit van het systeem van straffen en belonen dat opgezet en bedacht is door de vader, maar in de uitvoering alleen mogelijk is gemaakt door de onmisbare inzet en het handelen van verdachte. Verdachte had aldus een essentiële rol bij de mishandelingen en moet als medepleger worden aangemerkt.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie verwezen naar verschillende verklaringen,
waaronder die van verdachte zelf, van het slachtoffer [slachtoffer] en van de kinderen [kind 1] en [kind
3] . Voorts heeft de officier van justitie verwezen naar dagboekaantekeningen van (“Prime Father”) [medeverdachte] . Daaruit volgt dat verdachte uitvoeringshandelingen heeft verricht bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van al hetgeen hem is ten laste gelegd. Ten aanzien van alle feiten heeft hij gesteld dat al hetgeen door [medeverdachte] (de vader) is opgetekend of opgeschreven dan wel digitaal is verwerkt, niet als bewijs kan worden gebruikt omdat de vader wegens zijn gezondheidssituatie niet door de verdediging kan worden gehoord.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de raadsman in het bijzonder het volgende betoogd.
Voor de beoordeling van deze feiten is enkel de periode ná de ondertekening, op 30 juli 2010, van het huurcontract voor de boerderij te Ruinerwold van belang. Het overbrengen van de kinderen naar de boerderij te Ruinerwold is de katalysator geweest voor de aanname dat verdachte betrokken is geweest bij voornoemde feiten. Voor de drie oudste kinderen geldt dat, nadat zij waren weggelopen, zij geen onderwerp meer waren van het ten laste gelegde.
Bij de beoordeling van de feiten dient hiermee rekening te worden gehouden.
Daarnaast heeft de raadsman gesteld dat geen sprake is geweest van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de processtukken niet is gebleken dat het gegeven dat de jongste kinderen niet ingeschreven waren in de registers van de burgerlijke stand, maakte dat zij zich niet vrij voelden om weg te gaan. Deze kinderen hadden contact met de buitenwereld via internet, social media. Voor de drie oudste kinderen geldt dat zij zelf naar school gingen en aldus geregeld contact hadden met mensen buiten het gezin. Het afzonderen van sommige gezinsleden van de overige leden van het gezin is in het kader van de tenlastelegging niet relevant, omdat cruciaal is dat de kinderen de woning hadden kunnen verlaten als zij dat wilden. Dat de kinderen niet weg zijn gegaan had te maken met de ouder-kindrelatie. Het beleven van religie in gezinsverband en het overdragen van de eigen geloofsovertuiging door een ouder op het nageslacht, gebeurt bij elke religie. Dit kan niet worden aangemerkt als middel dat is aangewend om de kinderen van hun vrijheid te beroven.
Ook heeft de raadsman betoogd dat verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt omdat geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de vader. De verweten gedragingen gaan over feitelijkheden waarvan verdachte geen weet had dan wel waarover hij als buitenstander geen zeggenschap had, omdat deze vielen onder het beslissingsdomein van de vader. Bovendien rustte op verdachte geen plicht om melding te maken van hetgeen gaande was. De aangifteplicht ex artikel 160 van het Wetboek van Strafvordering is niet van toepassing op misdrijven die in deze zaak aan de orde zijn. Ook kan niet van medeplegen worden gesproken nadat de vader, in augustus 2016, een beroerte had gekregen, nu verdachte daarna geen contact meer heeft gehad met de vader.
Daarnaast ontbreekt de vereiste dubbele opzet voor medeplegen en medeplichtigheid ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde. Verdachte heeft nooit gehandeld met de bedoeling om de kinderen van hun vrijheid te beroven dan wel beroofd te houden. Het gedrag van verdachte was erop gericht het gezin te ontzien van de aardse beslommeringen en het gezin ten dienste te zijn voor het hogere doel.
De raadsman heeft verder gesteld dat ook als de bestanddelen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving kunnen worden vervuld, de strafwaardigheid dan wel de strafbaarheid aan het handelen van verdachte ontbreekt, omdat de religieuze achtergrond van de gedragingen in dit geval als een ongeschreven strafuitsluitingsgrond moet worden aangemerkt. De raadsman heeft hierbij gewezen op het artikel “
(On)geschreven excepties”in het tijdschrift
Boom Strafblad (BSb 2020, nr. 4), welk artikel door de raadsman ter terechtzitting is overgelegd. Op basis van het voorgaande dient verdachte te worden vrijgesproken dan wel ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsman.
Met betrekking tot het medeplegen van dwang (feit 1 meer subsidiair) en medeplegen van mishandeling (feit 2) heeft de raadsman, zoals hierboven reeds weergegeven, aangevoerd dat verdachte geen medepleger was dan wel geen opzet had op het grondfeit.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman primair gesteld dat onvoldoende (betrouwbaar) bewijsmateriaal voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het gebeuren dertien jaar geleden heeft plaatsgevonden, terwijl [slachtoffer] , het vermeende slachtoffer, geen aangifte heeft gedaan. Uit de verklaring die [slachtoffer] heeft afgelegd blijkt niet dat wat destijds is voorgevallen, zich thans leent voor een strafrechtelijke beoordeling. Daarnaast ontkent verdachte dat hij [slachtoffer] heeft opgehangen en hem van zijn vrijheid heeft beroofd dan wel beroofd gehouden. De verklaring van verdachte wordt ondersteund door de verklaring die [kind 3] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. [kind 3] heeft niet gezien dat verdachte fysiek geweld heeft toegepast op [slachtoffer] dan wel [slachtoffer] heeft vastgebonden. Bovendien kan de inhoud van de dagboeken van de vader niet als bewijs worden gebruikt, omdat daarin realiteit en de inbeelding van de vader door elkaar heen lopen. Dit wordt bevestigd door [kind 4] die bij de politie heeft verklaard dat in de dagboeken “het geestelijke en het stoffelijke” door elkaar heen lopen.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de vrijheidsberoving wederrechtelijk is geweest, omdat de opsluiting met instemming van [slachtoffer] is gebeurd in het kader van zijn geloofsbeleving.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Onder feit 1 primair wordt verdachte – kort weergegeven – het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving van de negen kinderen [naam 1] verweten.
De eerste vraag die hierbij moet worden beantwoord is of de kinderen van hun vrijheid zijn beroofd.
Bij de beoordeling hiervan zal de rechtbank onderscheid maken tussen de drie oudste kinderen ( [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] ) en de zes jongste kinderen ( [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 7] , [kind 8] en [kind 9] ).
De rechtbank stelt voorop dat wederrechtelijke vrijheidsberoving in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kan plaatsvinden door iemand op te sluiten of vast te binden, maar ook op andere manieren. Het doen ontstaan van een dreigende situatie waaraan het slachtoffer zich niet kan onttrekken, heeft eveneens te gelden als wederrechtelijke vrijheidsberoving. Voor wat betreft vrijheidsberoving doelt de wetgever op het iemand doen vertoeven, zonder dat de dader daartoe gerechtigd is, op een plaats waarvan of waaruit deze persoon zich niet op ieder gewenst ogenblik kan verwijderen.
Op basis van de processtukken en hetgeen ter terechtzitting is behandeld, overweegt de rechtbank het volgende.
Wederrechtelijke vrijheidsberoving oudste kinderen: vrijspraak
De drie oudste kinderen zijn bij hun geboorte aangegeven bij de gemeente en zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Zij hebben basis- en vervolgonderwijs gevolgd en hadden aldus, zij het in beperkte mate, buiten het gezin contact met anderen. De drie oudste kinderen zijn – op verschillende momenten – van de rest van het gezin gescheiden, omdat de vader vond dat zij te veel beïnvloed waren door “de buitenwereld”. Zij waren daardoor “slecht” en “onder” en konden de overige gezinsleden, in het bijzonder de jongste kinderen, in kwade zin beïnvloeden. Zij kregen er de schuld van dat de moeder (in 2004) was overleden. Toen zij van het gezin waren gescheiden, mochten zij niet meer bij het gezin wonen dan wel contact hebben met de jongste kinderen. Zij woonden toen grotendeels zelfstandig en verbleven op een andere plek dan het gezin. Zij mochten naar buiten gaan om boodschappen te doen of de hond uit te laten. Ook als zij op dezelfde plek woonden als het gezin, mochten zij geen contact hebben met de overige gezinsleden. Zo woonden [kind 1] en [kind 3] op een gegeven moment in het pand te Meppel waar ook het gezin verbleef, maar dit pand was zodanig in compartimenten verdeeld dat zij geen contact konden hebben met de jongste kinderen.
Gedurende hun verblijf in het gezin, maar ook na de afsplitsing zijn de drie oudste kinderen blootgesteld aan nare, stigmatiserende en vernederende omstandigheden. Daarbij hebben [kind 2] en [kind 3] te maken gehad met seksueel grensoverschrijdend gedrag door de vader.
Hoewel vaststaat dat de drie oudste kinderen door het gedrag van de vader zijn opgegroeid in een onveilige omgeving en traumatische ervaringen hebben gehad, is niet elk moreel verwerpelijk gedrag strafrechtelijk te kwalificeren. In het bijzonder gaat het hier om de vraag of sprake is geweest van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Gelet op het contact dat de drie oudste kinderen hadden met de buitenwereld, het feit dat zij tot op zekere hoogte onderdeel waren van de maatschappij en op zich vrij waren om zich in de buitenwereld fysiek te verplaatsen, is de rechtbank van oordeel dat hetgeen hen is overkomen, niet valt onder het begrip wederrechtelijke vrijheidsberoving als bedoeld in artikel 282 Sr. Voor zover feit 1 primair ziet op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van de drie oudste kinderen kan dat onderdeel derhalve niet worden bewezen. Verdachte zal van dit deel van het ten laste gelegde onder feit 1 primair dan ook worden vrijgesproken.
Nu de rechtbank van oordeel is dat geen wederrechtelijke vrijheidsberoving van de drie oudste kinderen heeft plaatsgevonden, kan ook medeplichtigheid hieraan niet aan de orde zijn en zal verdachte ook, ten aanzien van de drie oudste kinderen, voor het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Wederrechtelijke vrijheidsberoving jongste kinderen: bewezen
Ten aanzien van de jongste kinderen komt de rechtbank evenwel tot een ander oordeel.
De rechtbank neemt hierbij de navolgende feiten en omstandigheden in aanmerking.
De kinderen zijn door de vader bij hun geboorte niet aangegeven bij de burgerlijke stand. Voor de Nederlandse overheid bestonden de kinderen niet. Zij zijn niet naar school gegaan, maar hebben thuisonderwijs gehad. Van jongs af aan is door de vader aan de kinderen verteld dat de buitenwereld slecht is en dat de slechte invloeden van de buitenwereld vermeden moeten worden. De vader zag het als zijn taak om een nieuwe samenleving te stichten en zijn kinderen moesten daaraan bijdragen met ieder zijn/haar eigen “missie”. De slechte invloeden van de buitenwereld brachten deze missies in gevaar. De drie oudste kinderen, die bij hun geboorte wel waren aangegeven bij de burgerlijk stand en in de buitenwereld naar school gingen, hadden volgens de vader te veel contact met de buitenwereld. Deze kinderen waren hierdoor onder de “slechte” invloed van die buitenwereld en moesten om die reden van de andere (jongste) kinderen worden afgezonderd. De vader wilde zo voorkomen dat de jongste kinderen (slecht) beïnvloed werden door de oudste kinderen. De jongste kinderen waren ervan op de hoogte dat en waarom de oudste kinderen “afgezonderd” van het gezin dienden te leven.
Ook contact met andere mensen die van buiten kwamen, zoals verdachte, moest vermeden worden. De jongste kinderen hebben gedurende een groot gedeelte van hun leven aldus alleen met de vader en onderling contact gehad. De contacten die enkele van de kinderen hadden met anderen via social media betroffen contacten met volgelingen dan wel aanhangers van de leer van de vader. Op momenten dat de vader meende dat een van de jongste kinderen de verkeerde richting opging, werd dat kind van de rest afgezonderd, moest het vasten dan wel werd op het kind ingepraat en werd het aldus gecorrigeerd.
Op grond van het voorgaande overweegt de rechtbank dat de jongste kinderen van jongs af aan zijn geïndoctrineerd met de overtuiging dat de buitenwereld slecht is en dat daardoor contact met de buitenwereld moet worden vermeden. Vanaf hun geboorte tot het moment van het aantreffen van het gezin in de boerderij hebben zij afgescheiden van de samenleving geleefd. Een samenleving waarin zij zich ook niet vrij zouden hebben kunnen bewegen omdat zij nooit zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Voorts zou het verlaten van het gezin hebben betekend dat zij hun levensmissie zouden verloochenen, het gezin zouden verraden en onder de slechte invloeden van de buitenwereld zouden komen te staan, als gevolg waarvan terugkeer naar het gezin was uitgesloten. Het gezin was het enige bekende dat zij hadden. Door de vader is aldus een zodanige situatie gecreëerd dat de kinderen niet weg durfden te gaan, uit vrees voor uitsluiting en onderhevig te raken aan slechte invloeden, terwijl zij zich niet zelfstandig staande zouden kunnen houden in de maatschappij. Dat de vader weleens heeft gezegd dat de kinderen op een gegeven moment de wereld in zouden moeten gaan, doet hieraan niet af. Door de vader is op geen enkel moment met de kinderen besproken hoe zij uiteindelijk deel zouden moeten gaan uitmaken van de samenleving.
Daarbij heeft de vader in strijd met de wet gehandeld door de geboorte van de kinderen niet aan te geven en de kinderen gedurende de leerplichtige jaren geen officieel onderwijs te laten volgen. Ook heeft de vader als de wettelijk verantwoordelijke persoon niet op een wijze die overeenstemt met de ontwikkeling van de kinderen, passende begeleiding gegeven als gevolg waarvan de kinderen de aan hen toekomende rechten zoals die in verschillende internationale verdragen zijn erkend, niet konden uitoefenen.
Voor zover de raadsman heeft beoogd dat deze zaak raakt aan aspecten van vrijheid van godsdienst en/of levensovertuiging, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank onderkent dat tussen de vader en de kinderen een ouder-kind relatie bestaat en dat het de vrijheid van ouders is om hun levensovertuiging over te dragen op hun kinderen. Het uit de godsdienstvrijheid voortvloeiende recht van ouders om hun kinderen overeenkomstig hun godsdienstige en levensbeschouwelijke normen op te voeden is een groot goed, maar is niet absoluut. Deze vrijheid is dus niet onbegrensd en kan beperkt worden door de wet in formele zin, zoals de strafwet.
De rechtbank is van oordeel dat door de wijze waarop de kinderen door hun vader zijn geïndoctrineerd waarbij zij feitelijk en juridisch geïsoleerd zijn geweest van de maatschappij, er een situatie voor de kinderen is gecreëerd waaraan zij zich niet in vrijheid konden onttrekken. De rechtbank is van oordeel dat de vader de grenzen van de hem toegekende vrijheid zijn kinderen volgens zijn eigen overtuiging op te voeden, heeft overschreden.
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat de jongste kinderen wederrechtelijk van hun vrijheid zijn beroofd en beroofd zijn gehouden.
Medeplegen
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte als medepleger van de wederechtelijke vrijheidsberoving kan worden aangemerkt.
Vooropgesteld moet worden dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte was een volgeling en een aanhanger van de levensovertuiging van de vader van de kinderen. Verdachte wist dat de kinderen bij hun geboorte niet waren aangegeven bij de burgerlijke stand. Ook kende verdachte de beweegreden die de vader daarvoor had, namelijk dat de kinderen niet in aanraking mochten komen met de slechte invloeden van de buitenwereld. Verdachte heeft, al dan niet alleen, de compartimenten in het bedrijfsgebouw te Meppel gebouwd, waardoor de vader en de jongste kinderen daar gescheiden van de oudste kinderen konden leven. Nadat de vader zich uit de samenleving had teruggetrokken, was verdachte degene die de praktische zaken afhandelde voor de vader. Zo is verdachte door de vader gemachtigd om alle zaken te regelen met betrekking tot de percelen in Zwartsluis, Meppel en Staphorst. Ook zorgde verdachte ervoor dat de geldbedragen, bestemd voor de vader, die vanuit Oostenrijk werden overgemaakt, bij de vader terechtkwamen. Met dat geld betaalde verdachte de huur voor de panden, waaronder (vanaf 2010) de huur voor de boerderij in Ruinerwold. Verder is verdachte degene die de boerderij in Ruinerwold heeft gevonden, deze op zijn naam heeft gehuurd en samen met de vader en enkele kinderen heeft verbouwd, zodat het gezin daar, volgens plan, in afzondering kon leven. Verdachte droeg zorg voor de dagelijkse boodschappen en andere benodigdheden die het gezin nodig had.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat verdachte een essentiële rol heeft gespeeld in het geheel en dat zonder zijn bijdrage het voor de vader niet mogelijk was geweest om de kinderen gedurende zo’n lange periode geïsoleerd van de maatschappij te laten leven. Er is aldus sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de vader die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Ook na de beroerte van de vader in augustus 2016 ging voornoemde samenwerking stilzwijgend door en bleef verdachte alle handelingen en werkzaamheden verrichten die hij vóór de beroerte ook verrichtte. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
In het verlengde hiervan oordeelt de rechtbank dat, anders dan de raadsman heeft betoogd, er geen sprake is van gedragingen die, hoewel deze onder de delictsomschrijving vallen, in dit geval geoorloofd zijn. Het beroep op een ongeschreven strafuitsluitingsgrond wordt daarom verworpen.
Ten aanzien van feit 2: vrijspraak
De beschuldiging onder feit 2 richt zich op het medeplegen van, dan wel de medeplichtigheid aan mishandeling van alle kinderen. De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de feitelijkheden en geweldshandelingen die in de tenlastelegging zijn opgenomen, plaats hebben gevonden en dat de kinderen aldus door hun vader zijn mishandeld.
Over de rol die verdachte hierbij zou hebben gehad, overweegt de rechtbank dat door de kinderen is verklaard dat verdachte zelf geen geweldshandelingen heeft gepleegd. Voorts is niet komen vast te staan dat verdachte op enige wijze door verbale of fysieke handelingen de geweldshandelingen van de vader heeft ondersteund of dat hij anderszins heeft bijgedragen aan het ontstaan of het voortduren ervan. Het geweld dat door de vader werd toegepast vond plaats op momenten dat verdachte niet aanwezig was. De enkele omstandigheid dat verdachte wist dat binnen het gezin een zeker strafregime werd toegepast, levert niet de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking op tussen verdachte en de vader. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen onder feit 2 primair.
Met betrekking tot de medeplichtigheid is de rechtbank van oordeel dat weliswaar is komen vast te staan dat de opzet van verdachte was gericht op het behulpzaam zijn aan de vader en het, in dat kader, verschaffen van een plaats waar het gezin in afzondering kon wonen, maar niet is komen vast te staan dat verdachte daarmee ook bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de vader zijn kinderen zou mishandelen.
Dit betekent dat ook het onder 2 subsidiair ten laste gelegde niet is bewezen en dat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3: bewezen
Verdachte wordt in de tenlastelegging onder feit 3 verweten dat hij [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd.
Alvorens een oordeel te geven over de bewijsbaarheid van dit feit, oordeelt de rechtbank dat zij – anders dan de raadsman – geen reden ziet om de dagboekpassages van [medeverdachte] (de vader) niet te betrekken bij de bewijsmiddelen. Voor zover de verdediging heeft willen betogen dat deze passages onbetrouwbaar zijn, reeds omdat de vader niet gehoord kon worden, volgt de rechtbank dit betoog niet. De passages die bij de beoordeling van dit feit zijn betrokken, worden ondersteund door de (in eerste instantie bij de politie afgelegde) verklaringen van verdachte en voorts door de verklaringen van [kind 1] , [kind 3] en het slachtoffer [slachtoffer] .
Op basis van de - hierna vermelde - bewijsmiddelen overweegt de rechtbank als volgt.
[slachtoffer] was een volgeling van de vader. In februari 2009 heeft [slachtoffer] de vader ervan beschuldigd dat hij door toedoen van de vader alles was kwijtgeraakt, terwijl hij zijn leven aan de vader had gegeven. Hier waren [kind 1] en verdachte bij aanwezig. Verdachte en de vader hebben [slachtoffer] toen vastgepakt, hem vastgebonden en hem in een keet opgehangen. Hij is in die keet wekenlang opgesloten geweest en kon daaruit niet weggaan. Weliswaar is door [slachtoffer] geen aangifte gedaan, maar uit de verklaringen van [kind 1] en [kind 3] blijkt dat [slachtoffer] niet opgesloten wilde worden. Dit wordt bevestigd door de dagboekpassages van de vader waarin de opsluiting van [slachtoffer] is bijgehouden. Zo blijkt uit deze passages dat [slachtoffer] geregeld aangaf dat hij weg wilde, maar dat hij niet weg kon omdat hij was opgesloten. [slachtoffer] mocht de keet zelfs niet verlaten om het toilet te gebruiken. Hij moest zijn behoefte in een emmer in de keet doen. Deze emmer werd door verdachte geleegd.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van vrijheidsberoving en dat deze vrijheidsberoving wederrechtelijk was, omdat [slachtoffer] weg wilde gaan en (dus) voor de vrijheidsberoving geen toestemming heeft gegeven. Ook hierbij heeft verdachte nauw en bewust samengewerkt met de vader, door samen met de vader [slachtoffer] vast te binden en op te sluiten. Daarnaast was verdachte ook betrokken bij het voortduren van de wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De rechtbank is daarom van oordeel dat feit 3 wettig en overtuigend bewezen is.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 oktober 2019, opgenomen op pagina 137 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer JUS-003, onderzoek Acura/NN3R019101, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op 14 oktober 2019 omstreeks 09:20 uur was ik, verbalisant [verbalisant 1] , samen met collega [verbalisant 2] ter plaatse aan de [straatnaam] te Ruinerwold. Omstreeks 11.10 uur zijn wij het pand binnengegaan.
Omstreeks 11:20 uur heeft collega [verbalisant 2] contact gelegd met collega [verbalisant 3] welke op het bureau te Meppel in gesprek was gegaan met [kind 4]
. Ik hoorde collega [verbalisant 2] vragen of [kind 4] kon vertellen waar we zijn vader, broer en zussen konden aantreffen. Vervolgens gaf [kind 4] door waar we moesten zijn. Hij vertelde dat er in de serre een kast stond welke opzijgeschoven kon worden en dat er achter deze kast zich een deur bevindt. Toen wij deze kast opzijschoven zag ík dat zich inderdaad een deur achter deze kast bevond. Toen wij deze deur openden zag ik een nieuwe ruimte. In deze ruimte zag ik recht voor mij een deur en aan de linkerzijde zag ik een gang welke ik ben ingelopen. Ik hoorde collega [naam 2] roepen dat ze iets aangetroffen hadden. Dit bleek achter de deur te zijn welke zich recht tegenover mij bevond toen we de deur achter de kast openden.
Toen ik, verbalisant [verbalisant 1] , deze ruimte inliep zag ik dat zich recht voor mij een
keuken bevond. Ik zag dat aan de linkerkant nog een ruimte was. Ik zag dat deze ruimte ongeveer 3 (drie) meter breed was en 4 (vier) meter lang. Ik zag dat zich in deze ruimte 6 personen bevonden. Ik zag een oudere man van ongeveer 65 jaar oud welke op de grond op een matras lag. Dit bleek later de vader, [medeverdachte] , te zijn. Ik zag vier meisjes in de leeftijd tussen de 16 en 22 jaar en een jongen van ongeveer 22 jaar oud.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 januari 2020 (met bijlagen), opgenomen op pagina 267 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van de officier van justitie:
Gezien het proces-verbaal van bevindingen van de politie Noord-Nederland, TGO- team Acura d.d. 14 oktober 2019 waarin melding gemaakt wordt van het feit, dat de politie op maandag 14 oktober 2019 in een afgeschermd gedeelte van de boerderij aan de [straatnaam] te Ruinerwold, gemeente De Wolden, vijf jong volwassenen heeft aangetroffen, die verklaarden dat zij vanaf hun geboorte nergens in de registers van de burgerlijke stand zijn ingeschreven;
Gelet op het feit dat de politie ter plaatse was gegaan omdat een andere jongeman uit dit gezin zich bij de politie had gemeld met de mededeling dat hij van deze locatie was weggelopen en dat ook hij nergens in de registers van de burgerlijke stand stond ingeschreven;
Van deze 6 personen zijn via een zogenoemde ID-staat op een politiebureau foto's gemaakt en vastgelegd.
Nadat op deze wijze was vastgesteld wie zij waren en waar en wanneer ze geboren waren, heb ik op
13 november 2019 op grond van de bevoegdheid, die mij is gegeven in boek 1, artikel 19b van het Burgerlijk Wetboek, aangifte gedaan door middel van een bevel aan (respectievelijk) de gemeente Zwartewaterland en de gemeente Staphorst om in totaal 6 geboorteaktes op te maken.
Daarbij is vooraf met deze 6 personen overleg gevoerd over de vraag welke naam zij in hun geboorteakte geregistreerd wilden zien.
Door de gemeente Zwartewaterland respectievelijk Staphorst zijn vervolgens op 13 november 2019 aktes van geboorte opgemaakt, waarbij de volgende personalia zijn opgenomen in de registers van de burgerlijke stand.
  • als plaats van geboorte de plaats [geboorteplaats] , gemeente Zwartewaterland;
  • als datum van geboorte [geboortedatum] 1994;
  • als naam van het kind van het mannelijk geslacht: [kind 4]
  • als plaats van geboorte de plaats [geboorteplaats] , gemeente Zwartewaterland;
  • als datum van geboorte [geboortedatum] 1995;
  • als naam van het kind van het mannelijk geslacht: [kind 5]
  • als plaats van geboorte de plaats [geboorteplaats] , gemeente Zwartewaterland;
  • als datum van geboorte [geboortedatum] 1995;
  • als naam van het kind van het vrouwelijk geslacht: [kind 6]
  • als plaats van geboorte de plaats [geboorteplaats] , gemeente Zwartewaterland;
  • als datum van geboorte [geboortedatum] 1997;
  • als naam van het kind van het vrouwelijk geslacht: [kind 7]
  • als plaats van geboorte de plaats [geboorteplaats] , gemeente Zwartewaterland;
  • als datum van geboorte [geboortedatum] 1999;
  • als naam van het kind van het vrouwelijk geslacht: [kind 8]
  • als plaats van geboorte de plaats [geboorteplaats] , gemeente Staphorst;
  • als datum van geboorte [geboortedatum] 2001;
  • als naam van het kind van het vrouwelijke geslacht: [kind 9] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 december 2019, opgenomen op pagina 149 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Tijdens de doorzoekingen van het woonadres van de familie, [straatnaam] te
Ruinerwold, zijn meerdere laptops en tablets gevonden en in beslag genomen. Ook is er een NAS server van het merk QNAP aangetroffen. Op deze goederen zijn persoonlijke dagboeken en teksten over het geloof gevonden.
De dagboeken die op de harde schijf zijn aangetroffen starten in 1980. In de dagboeken wordt vanuit de ik-persoon geschreven. Uit de dateringen, de woonadressen en de namen van familieleden (waaronder de kinderen) blijkt dat de ik-persoon [medeverdachte] moet zijn.
In de dagboekpassages rond 3 juli 1984 staan een aantal passages die de basis van het geloof duiden. Hierbij staat ook een aantal keer dat dit openbaringen betreffen die volgens de schrijver uit 1994 komen. Blijkbaar heeft [medeverdachte] zijn dagboek later nog aangevuld.
In het kort stelt [medeverdachte] dat hij een directe zoon van God is en dat vanuit hem de gehele mensheid moet komen. [medeverdachte] is het nieuwe begin. [medeverdachte] noemt zichzelf de Prime Parent (eerst True Parent – New Generation).
De taak die [medeverdachte] van God heeft gekregen krijgt gedurende de jaren steeds meer vorm. [medeverdachte] moet namelijk een geheel nieuw land oprichten (Eden). Hij bedenkt hiervoor een eigen munteenheid (Creations) en geeft zijn kinderen taken (missions) die moeten bijdragen aan het opbouwen van Eden. Het opbouwen van een nieuw land uit zich ook in een sterke focus op de natuur en een streven om zelfvoorzienend te zijn.
Het feit dat [medeverdachte] een eigen land/samenleving wil creëren kan ook verklaren waarom hij zich heeft afgekeerd van de maatschappij. De "normale" maatschappij is immers niet volgens de regels van God (daarom moet [medeverdachte] opnieuw beginnen). De oudere kinderen [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] verklaren allemaal dat de buitenwereld slecht was en dat zaken die in aanraking waren gekomen met de buitenwereld een slechte invloed hadden en de missie in gevaar brachten. [kind 7] beschrijft in haar dagboek dat ook de jongere kinderen door [medeverdachte] werd voorgehouden dat de enige manier om een betere wereld te bereiken was door zich af te sluiten van de rest van de wereld. Zij en [kind 9] beschrijven dat als er mensen in de buurt aan het werk waren, zij soms dagen binnen moesten blijven. En als bijvoorbeeld de eigenaren van de woning op bezoek kwamen moesten zij zelfs met het hele gezin, in een achter boekenkasten verborgen binnenruimte, onderduiken.
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 8 juni 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [kind 1] :
U vraagt vanaf wanneer ik “los” van mijn familie ben gaan leven. Dat was toen ik 19 was. Ik heb vanaf toen ook niet meer met mijn familie gesproken.
Ik werd vanaf mijn 10e jaar al afgezonderd van de rest. In het begin woonde ik nog wel in hetzelfde huis, maar werd ik afgezonderd van de rest. Vanaf mijn 13e/14e jaar sliep ik in Meppel bij de werkplaats, terwijl de rest van de familie in Hasselt en later Zwartsluis woonde. U vraagt hoe u het moet zien dat ik in hetzelfde huis, maar afgezonderd van de rest woonde. In Hasselt sliep ik op zolder, ik mocht mijn jongere broertjes en zusjes niet zien en spreken. Op het stuk land sliep ik in een caravan, los van de familie. Daarna gingen we weer terug naar Hasselt, daar verbleef ik in een schuur. Vervolgens ging ik naar Meppel.
[verdachte] was een discipel van de familie, ik was een “prime child”. Ik hoorde heilig te zijn. Het was echter duidelijk dat ik een slechte geest had, daarom was ik daar. [verdachte] had volgens mijn vader gefaald voor wat betreft zijn missie en hij had onze familie slecht beïnvloed.
U vraagt mij of ik naar school ging. Ja, ik ging gewoon naar school. Vanaf toen ik leerplichtig was totdat de leerplicht op hield. Dit gold ook voor [kind 2] en [kind 3] . U vraagt of ik in de gaten had dat de anderen niet naar school gingen. Ja, dit was bekend. Er is expliciet gezegd dat we niet mochten zeggen dat het onze broers en zussen waren, we moesten zeggen dat het onze neven en nichten waren. Er werd gezegd dat ze anders weggehaald zouden worden.
5. Een proces-verbaal van verhoor getuige ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 16 juni 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [kind 2] :
U vraagt mij hoe het gedachtegoed van mijn vader op de kinderen werd overgebracht. Het is er altijd al geweest. Het gedachtegoed is voortgekomen uit een gevoel dat de wereld gered moest worden. Mijn vader voedde een heilig gezin op, zodat zij dit konden voortzetten. De oudste drie kinderen moesten de jongste kinderen beschermen. De jongste kinderen moesten opgroeien in totale heiligheid. Daar werden alle daden aan gekoppeld.
U vraagt of ik iets kan vertellen over regels binnen het gezin. Er waren veel regels, maar ook weer niet. Het wisselde erg. Mijn vader bepaalde heel erg wat goed en wat slecht was. Als persoon kon je ineens slecht zijn. Dit kwam dan bijvoorbeeld door slechte beïnvloeding van buitenaf. Als ik een voorbeeld met betrekking tot mezelf mag noemen: er werd dan gezegd dat ik teveel met een bepaalde vriendin had gepraat. Ik was dan “onder” die vriendin. Om daar vanaf te komen en de rest niet ook negatief te beïnvloeden, moest ik dan een tijdje alleen zijn. U vraagt wat “onder zijn” precies inhoudt. Je bent dan niet meer honderd procent rein. Je bent dan onder invloed van een slecht persoon of een slechte geest gekomen. Zolang je “onder” was, mocht je niet bij de rest van het gezin komen.
U vraagt hoe de jongste kinderen werden afgeschermd. Van jongs af aan praatten we er niet over dat er meer kinderen waren.
Op vragen van de officier van justitie antwoord ik als volgt.
U vraagt mij of het tegen de rest van het gezin werd gezegd als ik werd afgezonderd. Dat was wel duidelijk. Je leeft samen, dus dat was wel zichtbaar, ook voor mijn jongere broertjes en zusjes. U vraagt of het feit dat ik in Zwartsluis afgezonderd van de rest moest eten ook te maken had met het “onder zijn” of met slechte invloed. Ja. Ik verkeerde in een permanente staat van afzondering. Mijn vader zei tegen mij: “Je hebt geen geest meer, je bent zo “onder” dat je een leeg lichaam bent.”, iets in die trant. Nadien werd er ook geen aandacht meer aan mij besteed, mijn vader werd ook niet meer boos op me. Ik moest gewoon mijn ding doen. Ik was een soort van opgegeven, dat wist de rest ook. Ik heb hier wel diepgewortelde angsten door ontwikkeld.
6. Een proces-verbaal van verhoor getuige ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 10 januari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [kind 2] :
Ik leefde in afzondering van de rest van de familie. Na het overlijden van mijn moeder is iedereen verhuisd naar Zwartsluis en woonde ik in mijn eentje in Hasselt. Op enig moment ging iedereen naar Meppel en bleef ik eerst in Hasselt. Daarna ging ik ook naar Meppel, maar daar leefde ik afgezonderd van de rest. Ik zag de anderen alleen als zij naar de wc gingen, omdat die voor gezamenlijk gebruik was. Ik woonde in een afgetimmerde ruimte in het werkgedeelte. De rest verbleef in het kantoorgedeelte. Het werkgedeelte van het pand was weer opgedeeld in houten compartimenten. Daar zaten [kind 3] en [kind 1] .
De compartimenten waar zij woonden waren alleen via het halletje bereikbaar. Daar was ook een deur naar mijn compartiment. Ik kon alleen maar via het halletje naar mijn kamer komen en er was geen verbinding met de andere delen.
U vraagt wie de ruimtes in Meppel had getimmerd. Ik denk [verdachte] of mijn vader samen met [verdachte] .
7. Een proces-verbaal van verhoor getuige ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 23 juni 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [kind 3] :
U houdt me voor dat ik zojuist heb gezegd dat [verdachte] en ik eten door een luikje kregen en vraagt mij of dit betekent dat we niet weg konden. We konden wel weg, maar we konden niet naar de rest van het gezin toe. Het pand aan de [straatnaam] te Meppel was verdeeld in verschillende compartimenten, wij verbleven in een ander compartiment dan de overige gezinsleden en konden niet bij hen komen. De voordeur was in ieder geval wel gewoon open. We konden gewoon naar buiten om de hond uit te laten en om naar school te gaan. Het luikje was er, zodat we geen contact met de rest van het gezin konden hebben en andersom. U vraagt wie ik dan bedoel. Mijn vader en mijn jongere broertjes en zusjes. De officier van justitie vraagt mij waarom er geen contact mocht zijn. Mijn jongere broertjes en zusjes waren nog niet beïnvloed door kwade dingen van buitenaf. Als ik uit school kwam, nam ik kwade energie mee van buiten. Dit bracht ik dan binnen. Dat moest bij hen weggehouden worden. Ik werd door hen ook gezien als een niet rein persoon, zeker naarmate ik meer contact had met de buitenwereld.
U vraagt of ik iets heb meegekregen van de rol van [verdachte] bij de boerderij. [verdachte] is destijds samen met mij een rondje gaan rijden om de boerderij te laten zien. Hij had de woning gevonden, maar het was één groot krot, de woning moest opgeknapt worden. Hij wilde de woning kopen, met mij opknappen en dan offeren aan mijn vader en de jongere kinderen. Dit speelde net voordat ik wegging.
U vraagt wat ik weet van het feit dat mijn jongere broertjes en zusjes niet waren ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Ik weet dat dat zo is, dit is gestopt na mij. Dit was om te voorkomen dat ze tot hun 18 allerlei verplichtingen hadden, zoals school. Dat wilde mijn vader niet in verband met de kwade invloeden.
U vraagt of het ook aan mijn broertjes en zusjes werd uitgelegd dat ik niet bij ze mocht komen en dat er geen contact mocht zijn omdat ik onrein was. Ja. Dit blijkt wel uit het feit dat ze wel eens straf kregen omdat ze geestelijk waren aangevallen door mij. Ik kreeg dan natuurlijk ook straf. Dit diende als soort van voorbeeld. Bij de politie heb ik hier meer voorbeelden van gegeven, zoals het met z’n allen modder moeten gooien op [kind 1] . Ik weet haast wel zeker dat het werd uitgelegd aan mijn broertjes en zusjes, maar ik kan geen specifiek moment benoemen. U houdt mij voor dat [kind 1] als eerste werd afgezonderd en vraagt mij hoe dat aan mij werd uitgelegd. Zijn naam was toen nog [kind
1] . Er werd gezegd dat [kind 1] slecht was, je mocht ook geen medelijden met hem hebben. Ik was “onder”, ik moest bidden en ik moest hem gaan vertellen dat hij slecht was en dat hij mij had beïnvloed. Mijn vader verwachtte ook van ons dat wij dit soort dingen ook tegen elkaar zeiden.
8. Een proces-verbaal van verhoor getuige ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 10 januari2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [kind 3] :
Ik heb in Meppel gewoond met [kind 1] en [verdachte] . Het gebouw bestond uit een kantoorgedeelte en een werkplaats. Mijn vader en mijn broertjes en zusjes verbleven in het kantoorgedeelte en de tussenhal waar ook de toiletten en de keuken waren. In de werkplaats waren door [verdachte] compartimenten getimmerd en voorzieningen zoals een keuken, wc en douche. In een compartiment woonde ik met [kind 1] . Daar kon ik vrij heen en weer lopen, maar ik kon niet vrij naar mijn vader en broertjes en zusjes gaan.
9. Een proces-verbaal van verhoor getuige ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 24 juni2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [kind 4] :
U vraagt wat voor rol [verdachte] had in de gemeenschap. Mijn vader was de Messias, [verdachte] was de eerste discipel, de belangrijkste discipel. Hij stond het dichtste bij het gezin. Dit is niet altijd zo geweest, de laatste 10, 20 jaar wel. Hij had ook de meeste verantwoordelijkheden vanuit mijn vader. Dat hij het dichtste bij was bedoel ik letterlijk, maar hij was ook het dichtst bij qua vertrouwen. U vraagt waarvoor [verdachte] langs kwam. Sinds we in Ruinerwold woonden, in augustus 2010, was het een traditie dat hij elke dag op een strikte tijd langs moest komen. Dit was rond 15.00 à 16.00 uur. Hij bleef dan een uur of vijf. Dit is tot het laatste moment zo gegaan. Hij moest komen omdat mijn vader contact met hem wilde onderhouden. Verder hielp hij met het proces van het opknappen van het huis en in de tuin. Later werkte hij wat minder aan het huis, de eerste jaren deed hij dit wel. [verdachte] bracht ook spullen voor levensonderhoud, de boodschappen.
Meestal bracht hij deze één keer per week, soms tussendoor ook wel eens. U vraagt of de boerderij meteen bewoonbaar was. Nee, deze is gehuurd vanaf juni/juli 2010. Vanaf eind juli 2010 zijn mijn vader, [verdachte] , [kind 5] en ik er heengegaan om de basis op te knappen, zodat er net te wonen viel. Eind augustus 2010 is iedereen er vervolgens naartoe verhuisd. [verdachte] heeft ons er in een nacht naartoe gereden in de auto.
Na de beroerte van mijn vader in augustus 2016 besloot ik naar buiten te gaan. Ik heb aan [verdachte] verteld wat er was gebeurd. Ik heb erover nagedacht om een dokter in te schakelen, maar dit was een te grote stap voor mij. Ik moest dan contact zoeken met de buitenwereld, ik had dit nog nooit gedaan. Ik wist ook wel enigszins wat de consequenties zouden zijn als er een dokter zou komen, dan zouden we waarschijnlijk niet kunnen blijven. Mijn vader wilde dat echt niet, dus heb ik dat niet gedaan. Ik heb het later wel besproken met [verdachte] . [verdachte] zei toen dat een dokter toch geen hulp kon bieden. U vraagt of ik doel op consequenties voor de kinderen of voor mijn vader.
Voor mijn vader. We durfden echt niets te doen tegen zijn wil in. Ik was ook bang dat ik iets zou doen terwijl hij op het randje van de dood balanceerde en dat hij daar dan al dood aan zou gaan. U vraagt of de potentiële ontdekking van ons ook een consequentie was. Ja, dan wisten ze dat we er waren, dit zou niet zonder gevolgen blijven. Ik wist niet hoe mijn vader daarop zou reageren. Onze angst was nog gebaseerd op hoe hij eerder was, krachtig en sterk. Het was een opeenstapeling van straffen en moeilijke dingen die je daarvoor had meegemaakt. Er werd fysiek gestraft, maar ook psychologisch. Je werd bijvoorbeeld bang gemaakt dat je uit de familie gezet zou worden.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen betreffende eersteverhoor [kind 4] d.d. 19 oktober 2019, opgenomen op pagina 509 e.v. van eerdergenoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
V: En [verdachte] he? Die kwam bij jullie. Wat deed hij dan?
A: Sowieso bracht hij altijd alles voor het levensonderhoud, eten en zo. De inkopen en verder werkte hij gewoon in de tuin. Vroeger toen mijn vader nog in de tuin werkte, werkte hij gewoon aan allerlei klussen daarbuiten. Met hout, dingen maken, opknappen. En nu de laatste drie jaar, sinds mijn vader die beroerte heeft, heeft hij het werk in de tuin overgenomen. Hij oogst en zaait, en van alles.
V: Jullie woonden ook aan [straatnaam] in Meppel?
A: Ja, een tijdje. Twee jaar of zo. Voordat we hier woonden.
V: Was dat dan een woning?
A: Nee. Het was eigenlijk kantoorruimte. Daarachter was kantoorruimte en daar zaten we van januari 2008 tot augustus 2010. In augustus 2010 zijn we naar de boerderij in Ruinerwold gegaan.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen uitwerking verhoor [kind4] d.d. 20 oktober 2019, opgenomen op pagina 535 e.v. van eerdergenoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Van eind 1999 tot 2001 waren we in Staphorst. Het land is gekocht in 1997/1998. Eind 1999 gingen we daar wonen. Daarna gingen we weer terug naar Hasselt. Dus bijna 2 jaar in Staphorst. Het land staat nog op zijn naam. Er komen nog wel gemeentekosten die door [verdachte] worden betaald. In 2008 denk ik heeft mijn vader officieel een machtiging dat iemand anders alles voor je kan doen. Een volmacht, ja, dat heeft hij aan [verdachte] gegeven zodat [verdachte] alles mocht betalen en kan beslissen op naam van mijn vader. Dat heeft mijn vader ondertekend. Dus ook het huis in Zwartsluis dat op zijn naam staat. Daarvoor deed mijn vader alles zelf. Mijn vader wilde zichzelf terugtrekken, vooral nadat mijn moeder was overleden.
V:Wanneer kreeg je vader die beroerte?
A: 2 augustus 2016.
V: De ouderen hebben meer meegemaakt zeg je. Wat weet je daar nog van?
A: Dat het er harder aan toe ging, fysiek gezien. Ik heb wel wat gehoord en gezien, qua klappen en zo. Mijn vader gaf dan klappen.
V: Wist [verdachte] wel dat jullie daar waren?
A: Ja, hij heeft ons daar heen gereden. Het eerste half jaar dat we daar waren spraken we nog wel met [verdachte] , maar later wilde mijn vader niet meer dat we met hem praatten omdat hij vond dat [verdachte] een verkeerde invloed had op ons.
V: Waarom kwamen jullie niet buiten de schutting?
A: Omdat mijn vader vond dat dat slechte invloeden waren. Daar buiten waren we ook zichtbaar, dat mocht niet.
V: Hoe was het voor jullie, wilden jullie wel naar buiten toe?
A: Ja, maar we wisten dat dat niet kon, vanwege het geloof.
A: Mijn broers [kind 1] en [kind 3] woonden bij [verdachte] in huis. Dit was omdat mijn vader vond dat zij meer door de wereld waren beïnvloed.
Toen wij werden geboren, heeft mijn vader dus niemand meer laten inschrijven bij de geboorte. Je kunt niet naar school als je niet staat ingeschreven. Mijn vader wilde niet verplicht zijn óm dingen toe te laten die hij niet onder controle had, zo zou je het kunnen zeggen.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 24 oktober2019, opgenomen op pagina 545 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van . [kind 4] :
A: Het afzonderen, niet eten, op je inpraten was wel mijn vaders manier om je te laten veranderen als hij het gevoel had dat je de verkeerde richting op ging.
V: En hoeveel dagen werd er dan niet gegeten?
A: Ik zelf heb het niet langer als 3 dagen meegemaakt. Bij [naam 4] was het ook wel lang en bij [kind 5] was het ook wel langer als 3 dagen. Allebei in 2009 was dat. Bij [naam 4] ergens in juni en [kind 5] ergens in oktober of november 2009.
V: Hoe moet ik mij dat dan voorstellen, geen eten?
A: Alleen water.
V: Wat doet het dan met je?
A: Het zorgt er voor dat je verzwakt en mentaal dan zwakker wordt en open bent om te veranderen.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 12 november2019, opgenomen op pagina 564 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [kind 4] :
Iedere eind van de maand moesten [verdachte] , [slachtoffer] en [naam 5] geld aan mijn vader geven.
[slachtoffer] en [naam 5] waren woonachtig in Oostenrijk en het geld wat zij overhielden werd op een betaalrekening in Oostenrijk gestort. Daarvan had [verdachte] een betaalpas met een pincode. Deze betaalpas had [slachtoffer] of [naam 5] aan [verdachte] toegezonden. [verdachte] nam dat geld op en overhandigde dit aan mijn vader.
Mijn vader kreeg geld van [verdachte] en 2 keer in de maand kreeg [verdachte] geld terug van mijn vader om vervolgens daarvan boodschappen te doen en de huur te betalen voor de twee percelen in Zwartsluis en de woning in Ruinerwold.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen verhoor [kind 5] d.d. 25 februari 2020, opgenomen op pagina 606 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
V: Het was natuurlijk wel zo, de oudere kinderen die gingen dan naar school. En werden daar beïnvloed en kregen daardoor een slechte geest. De consequentie daarvan was dat ze dan wat afgezonderd werden. In hoeverre voelde dat dan wel dat je een keus kon maken? Voor jullie?
A: Je bedoelt dat als ik zou kiezen dat ik ook afgezonderd werd?
V: Had je daar een keus in?
A: Ja ik had naar ze toe kunnen gaan.
V:Ja.
A: Uh... Wel. Zij hadden een leuker leven dan ons, zeg maar als je het uiterlijk bekijkt. Dus hahaha, het was voor ons uiterlijk gezien was het niet, zonder uitzondering van het ene clubje naar het andere clubje hahaha. Dat is gewoon.. Als je die kant uit komt, kom je bij dat clubje, of je blijft bij dat clubje. Waar je heen wilt, je praat over uitzonderen.
V: Wat voor consequenties zou dat voor je hebben als je naar dat clubje toe zou gaan?
A: Dat ik niet zo makkelijk terug zou kunnen gaan bij het oude clubje.
V: Nou vandaar, dat wij, wij hebben de keuzevrijheid en in hoeverre hebben jullie zelf een keuze om beslissingen te nemen, om wat je wilt, zo kwamen we daarop.
A: Ja, nou ja, keuze was er sowieso. Maar het is, je kunt niet voor beide kiezen.
V: In je vorige verklaring zeg je: het is voor hemzelf (de rechtbank leest: [kind 4] ) als die weg wil, prima, maar hij had niet naar de politie moeten gaan. Dat is wat je zegt.
A: Ja, dat doet ons pijn ja.
V: Maar wat had hij dan moeten doen volgens jullie?
A: Als die weg wilde?
V: Op moment dat die zoiets had.
A: Gewoon, naar die oudste drie gaan.
V: Maar had die dan ook terug kunnen komen?
A: Dan was die voor ons niet meer zo welkom nee.
15. Een proces-verbaal van verhoor getuige ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 30 juni 2020 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [kind 5] :
U vraagt wat dan wel de reden voor de afzondering was. Het begon met niet naar school gaan, op een gegeven moment werden we ook meer afgezonderd van de oudere kinderen. Zij gaven volgens mijn vader niet het goede voorbeeld en mijn vader wilde niet dat wij dat zouden volgen.
U vraagt hoe vaak [verdachte] kwam. Eén keer per dag. U vraagt wanneer ik hem voor het laatst fysiek heb gezien. Dat was ergens in 2016. Nadat mijn vader een beroerte had gekregen in
2016 kwam hij niet meer buiten. [kind 4] heeft toen het contact met [verdachte] onderhouden. In
2012 of zo hebben we samen in de fitnessruimte gewerkt. U vraagt of ik interactie met [verdachte] heb gehad. Ja, voornamelijk in de periode augustus 2010 2011. Toen was de boerderij net gekocht en werkten we met zijn vieren, mijn vader, [verdachte] , [kind 4] en ik, aan de woning en tuin. We liepen toen allemaal vrij rond over het perceel. Ik vroeg [verdachte] dan wel eens wat en hij gaf dan antwoord.
U vraagt hoe u de rol van [verdachte] binnen de gemeenschap moet duiden. Hij onderhield het contact met de buitenwereld.
U vraagt wat ik nog weet van de tijd dat mijn oudere broers en zus nog bij ons woonden. Veel. U
vraagt of ik veel contact met hen had. Met [kind 1] niet veel, met [kind 2] en [kind 3] had ik normaal contact. U vraagt hoe het kwam dat ik niet veel contact had met [kind 1] . [kind 1] werd meer afgezonderd. U vraagt waarom dat was. Vroeger was dat gewoon een feit, als kind weet je niet waarom dat is. Er werd gezegd dat hij “onder” was.
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen verhoor [kind 6] d.d. 25 februari 2020, opgenomen op pagina 691 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
V: Uh [kind 4] ja, [kind 4] is weggegaan. En toen jullie daar woonden hè. Hoe vaak ben je daar buiten geweest?
A: Buiten de schutting van het land af?
V: Ja van het land af.
A: Nooit.
V: Wat je ook nog zei, na 2012 ben je hier niet meer weg geweest hè, dat zei je hè?
A: Ja.
V: Je bent daar niet meer weg geweest want?
A: Omdat het buiten te moeilijk was.
V: Ja dat voelde, als een soort dreiging hè, zo zeg ik dat goed?
A: Ja.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen verhoor [kind 6] d.d. 11 februari 2020, opgenomen op pagina 720 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
V: Kun je ons vertellen over [kind 1] ? Of hoe noemde jij hem?
A: Ik noemde hem [kind 1] .
V: Oké. En uhm... In welke woning heb jij de herinneringen aan [kind 1] ?
A: In Hasselt, het land, Punthorst, Zwartsluis heb ik hem ook nog af en toe gezien.
V: Hmmm. En als je dan uh onzeker was hè, of of uhm... Wat angst had om dan nou ja die uh... Dat te krijgen hè, van [kind 1] , dat je beïnvloed werd, hoe uitte zich dat dan? Bij jou?
A: Als ik slecht beïnvloed werd, voel je je slecht. Voel je niet meer verbinding met God, wordt minder, alles wordt gewoon donker om je heen.
V: Oké. En uhm... Je vader, dan zei je vader van nou, je legt uit hè als vader dan zei dat dat een slechte invloed op je had. Dan voelde jij dat ook zo.
A: Ja.
V: Ervaarde je ook zo. Maar stel nou dat je vader iets zei waar je het niet mee eens was. Hoe ging je daar dan mee om?
A: Kan mij niet herinneren dat hij iets gezegd heeft dat ik het niet mee eens ben.
18. Een proces-verbaal van verhoor getuige ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 30 juni 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [kind 6] :
U vraagt wat ik me kan herinneren over mijn oudere broers en zus in de periode voor
Ruinerwold. Ik had veel contact met hen in Hasselt en Staphorst. In Zwartsluis minder. U vraagt of ik iets weet van de afzondering van [kind 1] . Hij was vaak alleen op zijn kamer en kwam af en toe naar onder en dan praatte hij met me. In Zwartsluis verbleef hij in een ander gebouw, toen heb ik hem niet gezien. U vraagt of ik weet waarom [kind 1] in afzondering verbleef. Dit was omdat hij veel rottigheid op school oppikte, mijn vader en moeder wilden ons daartegen beschermen.
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 23 oktober 2019, opgenomen op pagina 783 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [kind 8] :
V: Hoe keek je vader tegen de oudste drie aan?
A: Vroeger was die veel meer bij hen nog, hij leerde hen ook heel veel, en dat moesten zij ons leren. Deden ze ook wel in het begin.
V: Hoe weet je dat [kind 1] in elkaar werd geslagen?
A: Dat heb ik gehoord.
V: Van wie?
A: Van mijn oudere broers en zussen.
V: En hoe zat het met [kind 3] ? Hoe werd hij gestraft?
A: [kind 3] weet ik niet zo, meestal als die dan vervelend was, ging die een tijd weg en later kwam die dan weer terug.
V: En hij ging een tijd weg, waar ging die dan naartoe?
A: Dacht eigenlijk dat die naar [kind 1] toe ging, maar weet niet, waarschijnlijk was die ergens anders.
V: En wat merkten jullie daarvan?
A: Niet veel. Als we ernaar vroeger, in die tijd zeiden ze: dat ze onder waren en beter niet bij ons konden zijn.
20. Een proces-verbaal van verhoor getuige ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 1 juli 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [kind 7] :
U vraagt of ik wel mijn eigen weg kan volgen als mijn vader ergens faliekant tegen is. Ik denk wel dat ik dat zou kunnen, maar ik denk niet dat ik dat zou doen. Ik hecht te veel waarde aan zijn mening.
21. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 oktober 2019, opgenomen op pagina 1139 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] (verdachte):
V: Op een gegeven moment trekken ze in die boerderij aan de [straatnaam] in Ruinerwold, hoe gaat dat?
A: Meneer [medeverdachte] heeft besloten dat hij zijn kinderen zelf wilde opvoeden. Ik begrijp die redenen heel goed.
V: Waarom heeft u dat pand gehuurd?
A: Snapt u dat niet? Die kinderen hadden geen documenten en daarom moest we wat bedenken.
V: Maar waarom huurt u de boerderij en niet de familie zelf?
A: Ja dan is hij officieel bekend, hij wilde de kinderen er buiten houden. Hij wilde het op deze manier en dan is het beter afgeschermd voor de kinderen. Ik vond dat niet vreemd.
V: Die overtuiging van anonimiteit kwam pas na het derde kind?
A: Nee maar dat was een bewuste keuze. Kijk ik zit niet in hun vel maar ik ben het er wel mee eens. Ik begrijp wel waarom dat ze die keuze hadden gemaakt. Ik heb dat gewoon ondersteund.
V: Ze vertrouwden u wel. U had ook kunnen praten met de politie?
A: Ja waarom zou ik dat doen. Ik was me altijd bewust wat voor ellende over die mensen heen zou komen. Ik wilde dat niet op mijn geweten hebben.
V: Heeft u samen met [medeverdachte] een bepaalde levensstijl ontwikkeld ten opzichte van de kinderen?
A: Ja dat hebben we samen ontwikkeld. Ik kende [medeverdachte] 20 jaar geleden al.
V: U haalt dus 1 keer in de week boodschappen?
A: Ja ik heb alles via internet besteld wat ze wilden. Laptops, kleren, wol voor haken. Spullen voor zilver smeden alles wat nodig was. Op zaterdag haal ik de boodschappen voor eten en eten voor de dieren.
V: Vindt u niet dat u de hele situatie in stand heeft gehouden zoals de kinderen opgroeiden?
A: Dat bestrijd ik niet, dat was mijn taak dat hadden we zo besproken en afgesproken.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 1 november2019, opgenomen op pagina 313 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [kind 1] :
V: Wat was [slachtoffer] zijn rol naar de familie toe?
A: In principe hetzelfde als [verdachte] maar verder weg. Zijn rol was plat gezegd een inkomstenbron. Dat was zijn manier van boete doen.
Hij was op de werkplaats doorgedraaid. [slachtoffer] zei dat hij zijn hele leven aan hem had gegeven en alles was kwijtgeraakt en nog niks had. Ik was hierbij. Ik zag dat [slachtoffer] [medeverdachte] wilde slaan. Hij deed wel een uithaal maar ik weet niet of hij [medeverdachte] had geraakt. Ik weet wel dat [slachtoffer] toen klappen kreeg van [medeverdachte] , [slachtoffer] werd hierna ook afgezonderd. [slachtoffer] moest toen vasten.
Hij werd toen vastgebonden daar boven, dat kan ik mij vaag herinneren. Hij moest toen vasten. Vrij lang. Ik denk wel een paar weken. Absurd lang. Tijdens zijn vastenperiode ben ik weggegaan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 oktober 2019,opgenomen op pagina 475 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [kind 3] :
V: Wat heb je gehoord over het conflict tussen je vader en [slachtoffer] ?
A: [slachtoffer] schreeuwde tegen mijn vader. Waarschijnlijk nam mijn vader toen aan dat het kwade energie was. Mijn vader werd toen fysiek naar [slachtoffer] , ik heb gehoord dat er klappen vielen. Volgens mij werd [slachtoffer] toen opgehangen in de loods. Ik heb hem wel zien hangen en hij heeft daarna nog opgesloten gezeten.
[slachtoffer] was toen opgesloten in de keet. Daar kon hij ook niet uit. Hij heeft daar lang in gezeten. Hij kreeg toen alleen appel en melk als voeding. Hij had toen ook iets met zijn heup, mísschien wel gebroken of zo, of dat kwam door het ophangen weet ik niet meer. Toen [slachtoffer] daar opgesloten zat in de keet ging zijn gezondheid achteruit. Hij kon ook niet meer lopen. Hij is toen met de trein naar Oostenrijk gegaan. [verdachte] heeft dat geregeld.
V: Even voor de duidelijkheid, wie had [slachtoffer] in de keet opgesloten?
A: Mijn vader.
V: Kan jij het ophangen van [slachtoffer] omschrijven?
A: [slachtoffer] werd boven de verhoging opgehangen, boven de opslagplaats van het hout. Mijn vader had een aparte ruimte in de werkplaats, daar ben ik nooit geweest. Hij had daar luikjes in en door die luikjes gaf hij dan eten door.
V: Hoe werd [slachtoffer] opgehangen?
A: Aan een touw, niet om zijn nek. Ik heb het gezien, maar ik durfde er ook niet goed naar te kijken. Hij hing wel los van de grond. Dat weet ik wel heel zeker.
V: Hoelang heeft [slachtoffer] in de keet opgesloten gezeten?
A: Heel lang, kan wel maanden geweest zijn. Zeker weken, dat is iets wat ik absoluut weet. Het kan ook weken geweest zijn.
V: Je zei dat hij er niet uit kon, hoe ging dat met naar het toilet gaan?
A: Ik denk een emmer. En dat [verdachte] die leegde.
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 2 september 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer] :
U vraagt of het klopt dat ik in 2009 op bezoek ben geweest bij de familie [naam 1] in Nederland. Dat kan kloppen. U houdt mij voor dat ik toen vastgebonden zou zijn geweest en vraagt mij of ik kan vertellen hoe het zover is gekomen. Dat kan ik niet. U houdt mij voor dat uit het dossier blijkt, dat het zou zijn gegaan om geestelijke aanvallen en vraagt mij of dat klopt. Ja.
U vraagt of het vastbinden en de tijd in de keet daarmee te maken had. Ja, zo is het.
Ik was toen 60 nu 70.
U vraagt of ik daarna in een soort keet heb gezeten. Ja, het was een kleine ruimte. U vraagt hoelang ik daar heb gezeten. De officier van justitie vraagt mij of het ging om weken. Ja, het was een paar weken. U vraagt hoe het toen ging met eten. Normaal. U vraagt hoe ik eten kreeg. Er was een luik. U vraagt wie mij eten gaf. [verdachte] . U vraagt of ik, toen ik in de keet verbleef, [medeverdachte] heb gezien. Het kan zijn dat ik hem twee keer heb gezien.
U vraagt of ik toen de kinderen van [medeverdachte] heb gezien. Ja, [kind 3] , hij heeft af en toe eten gebracht, naast [verdachte] .
De officier van justitie zegt mij dat ik dat nog weet, maar houdt mij voor dat ik niet meer weet wie mij heeft opgehangen. Beiden hebben dit gedaan, [verdachte] en [medeverdachte] . Ik heb dat eerder verklaard, maar ik denk dat dat door de verbinding niet goed is overgekomen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen dagboekenteksten over [slachtoffer] d.d. 2 december 2019, opgenomen op pagina 1259 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Hieronder volgen de passages die gerelateerd zijn aan het opsluiten van [slachtoffer] . De teksten zijn rechtstreeks gekopieerd van de dagboekpagina's. In het dagboek wordt telkens aangegeven welke dag het betreft. De passages zijn tussen 25 november 2019 en 29 november 2019 vertaald door een beëdigde tolk Engels.
21 februari 2009
[slachtoffer] weer gek en beschuldigt mij wild en schreeuwt en probeert mij te vermoorden.
Samen met [medeverdachte] en [verdachte] hebben we een half uur nodig om hem vast te binden en hem de mond te snoeren. Hij beschuldigt mij ervan dat ik hem gehypnotiseerd heb en zegt dat het slecht gaat met [naam 5] , [medeverdachte] en ons allemaal. Hij is erg kwaad op [naam 6] en blijft schreeuwen als een Nazi. Hij beschuldigt mij ervan dat hij altijd voor mij gewerkt heeft, maar dat ik hem verraden zou hebben.
23 februari
[slachtoffer] nu meer duivels dan gek, en een duivelse geest in hem.
ca 3:00 Hij beschuldigt mij wild, wil weg gaan, wil zijn eigen dingen doen, beschuldigt mij ervan dat ik hem opsluit en hem zijn vrijheid ontneem. Zegt dat hij God's wil niet wil doen, zegt dit drie keer. Zegt dat hij liever naar een gekkenhuis gaat dan dat hij God's wil doet, zolang God hem niet duidelijk maakt wat God wil. Hij probeert via de deur te ontsnappen. Ik sla hem neer. We binden hem weer vast en brengen hem naar de keet waar Strubahr ooit woonde.
26 februari
[slachtoffer] in de fysieke wereld klopt op de deur en klaagt.
Ik spreek een paar uur met [medeverdachte] , die onder [slachtoffer] valt en geen oordeel gaf over zijn roep om medelijden. (..)
4:00 in IS-Lichaam. Later is [slachtoffer] aan het stoten en ik zeg tegen hem dat hij stil moet zijn en boete moet doen. Hij is niet echt aan het beschuldigen. Hij is bang en wil weggaan. Nadat ik met hem gesproken had werd hij nog banger. Nadat hij geslagen was om geen zelfmedelijden te hebben, wilde hij zijn missie nog steeds niet doen en begon naar een andere uitweg te zoeken.
27 februari
4:55 in IS-Lichaam. [slachtoffer] is niet meer zo negatief, wil proberen wat hij moet doen. Hij vindt het niet leuk om daar te (ver)blijven en denkt dat zijn leven beter zal gaan als hij er weggaat.
[slachtoffer] haalt weer voedsel en accepteert zijn situatie, nog steeds opgesloten.
Ik ga met [verdachte] boodschappen doen.
28 februari
Later begint [slachtoffer] tegen de deur te bonken en later begint hij het plastic dak van zijn cabine kapot te maken. Toen het hem lukte om zijn hoofd er uit te krijgen, moeten we hem weer vastbinden. Hij verzet zich niet tegen het vastbinden en zegt zelfs dat hij er blij mee is. Zijn stem klinkt gek, volledig leeg.
1 maart
17:43 We maken een kijkgaatje en als straf doe ik het licht uit. Ik vertel hem dat hij tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld is voor de moorden op de PFAM. Deze straf is fysiek en spiritueel en alleen door goed gedrag kan hij er uit komen. Hij ís nog niet begonnen met zijn taak van het 100 keer opschrijven van de 10 Geboden. Hij zegt dat hij daar mee begonnen is, misschien met het lezen.
2 maart
15:01 [slachtoffer] begint te accepteren dat hij iets verkeerd heeft gedaan. Hij vindt het nu echt onprettig om gevangen te zitten.
3 maart
13:51 in GL-Lichaam. [slachtoffer] wil nog niet goed doen. Hij besteedt zijn tijd aan het bedenken hoe hij uit zijn gevangenis en zijn missie kan ontsnappen. Enige tijd dacht hij na over het plegen van zelfmoord om ons te schaden. Hij denkt er nu over om [medeverdachte] “under” te krijgen.
7 maart
4:10 in GL Lichaam. [slachtoffer] begon met eten, omdat hij besloten heeft dat hij er uit wil en hij me dan beter van een afstand aan kan vallen en dan niet meer in de gevangenis hoeft te zitten. Hij wil mij aangeven bij de politie voor het feit dat ik hem in de gevangenis heb gestopt, de klootzak.
2 april
Van de verwoeste kamer van [medeverdachte] is een nieuwe gevangenis gemaakt voor [slachtoffer] Beest. [verdachte] stopt hem in die gevangenis. Hij heeft maar de helft opgegeten van wat ik hem heb gegeven. Maar als ik aan hem uitleg dat hij in therapie is en dat hij alles kwijt is, omdat hij gezworen had zijn missie te doen en hij deze niet deed, luistert hij. Hij wou niet uit de oude gevangenis en beet [verdachte] in zijn hand toen hij overgeplaatst werd.
16 april
[slachtoffer] nog niet vastberaden om zijn missie te doen, niet echt duivels, maar ook niet helemaal in orde. Vraagt nog steeds om medelijden. Hij wil meewerken om snel naar zijn huis terug te kunnen gaan en weer te gaan leven zoals hij in het verleden heeft geleefd.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 oktober 2019, opgenomen op pagina 1149 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] (verdachte):
V: Er was een verhaal met het feit dat [slachtoffer] gestraft is en opgehangen is in de loods. Vertel daar eens wat over.
A: Ja dat klopt.
V: Hoe heeft de vader [slachtoffer] opgehangen?
A: Zodat hij geen stomme dingen zou doen. Vastgebonden aan handen en voeten. Ik heb daarbij geholpen. [slachtoffer] moest rustig worden en werd daarna weer losgemaakt.
V: Wie heeft de vader geholpen om hem vast te binden en op te sluiten?
A: Ik en de oudste zoon. Met zijn drieën was het bijna niet te doen om [slachtoffer] vast te binden. Zo gek was hij.
V: Wat was de reden om [slachtoffer] vast te binden?
A: [slachtoffer] werd agressief.
V: Wat kreeg [slachtoffer] te eten toen in die dagen?
A: Weet ik niet. [slachtoffer] zat in een hokje. Een kleine kamer. Dat was in de werkplaats op de [straatnaam] . [slachtoffer] heeft daar wel een paar weken gezeten.
V: Uit verklaringen blijkt dat u de emmer leegde waar [slachtoffer] zijn behoefte in deed. Klopt dit en hoe deed u dat?
A: Ja dat deed ik wel. lk denk dat de oudste zoon hem van voedsel voorzag. Tenminste dat denk ik. lk weet het niet meer precies. lk leegde de emmer met behoefte. Nadat [slachtoffer] weer normaal deed mocht [slachtoffer] weer los en mocht gaan.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feiten 1 primair en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij in de periode van 14 oktober 1999 tot en met 14 oktober 2019 te Hasselt en te Staphorst en te Zwartsluis en te Meppel en te Ruinerwold, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk,
  • [kind 4] en
  • [kind 5] en
  • [kind 6] en
  • [kind 7] en
  • [kind 8] en
  • [kind 9]
gedurende hun minderjarigheid en/of adolescentie en/of jong volwassenheid wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door op een of meer tijdstippen, meermalen,
- [ [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] en die [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 7] , [kind 8] en [kind 9] telkensvoor te houden dat contact met de buitenwereld en/of derden er voor zorgt dat je onrein wordt en/of slecht wordt en/of “onder” raakt
en
- die [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 7] , [kind 8] en [kind 9] niet naar school te laten gaan ennauwelijks contact met andere personen dan behorend tot het gezin [naam 1] te laten hebben en niet naar buiten te laten gaan
en
- die [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 4] en/of [kind 7] , ieder afzonderlijk,gedurende een of meer maanden en/of weken, althans gedurende een langere periode heeft afgezonderd van een of meer van de overige gezinsleden door telkens die [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 4] en [kind 7] , ieder afzonderlijk, in een aparte ruimte van de woning of het pand waar de overige gezinsleden verbleven op te sluiten of te verplichten daar te verblijven en door [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] te verplichten op een andere locatie dan de overige gezinsleden te verblijven;
3.
hij in de periode van 1 februari 2009 tot en met 1 mei 2009 te Meppel, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door die [slachtoffer]
  • te slaan en
  • op te hangen en
  • vast te binden en vastgebonden te houden en
  • langdurig in een keet op te sluiten en opgesloten te houden en- langdurig voldoende voeding en drinken te onthouden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
feit 1. primair
medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd;
feit 3
medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair, 2 primair en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. Zij heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat de ernst van de feiten, de lange duur van de feiten en de inbreuk die deze feiten hebben gemaakt op de vrijheid, lichamelijke integriteit en veiligheid van de kinderen, de oplegging van voornoemde onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd jegens verdachte een bevel tot gevangenneming te verlenen met ingang van de datum van uitspraak.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van al het ten laste gelegde.
Subsidiair heeft hij verzocht verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel ex artikel 9a Sr. De raadsman heeft hierbij gewezen op de bijzondere Europeesrechtelijke uitzonderingsbepalingen die gelden voor een dader van mensenhandel die tevens als slachtoffer is te beschouwen. Volgens deze bepalingen dient de dader geen straf opgelegd te krijgen voor zijn betrokkenheid bij onrechtmatige handelingen waartoe hij gedwongen is. De raadsman heeft gesteld dat verdachte door zijn geloofsbeleving in zekere zin door vader [medeverdachte] gedwongen werd tot het verrichten van de hem verweten handelingen. Daarom dient in lijn met eerdergenoemde uitzonderingsbepalingen recht te worden gedaan.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over de vordering tot gevangenneming, gelet op de bepleite vrijspraak en het beroep op artikel 9a Sr.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van 11 september 2020 en de multidisciplinaire rapportages van het NIFP (locatie: Pieter Baan Centrum) van 21 oktober 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 7 april 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met [medeverdachte] , gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van de zes jongste kinderen van [medeverdachte] . [medeverdachte] zag zichzelf als de Messias wiens opdracht het was een nieuw Eden te stichten en verdachte [verdachte] was zijn discipel. [medeverdachte] heeft zich kennelijk laten leiden door een door hemzelf (uit)ontwikkelde ideologie/religie en heeft de wil van zijn kinderen daaraan volstrekt ondergeschikt gemaakt.
Op 14 oktober 2019 zijn [medeverdachte] en de zes jongste kinderen aangetroffen op de boerderij te Ruinerwold. Kort daarna heeft het openbaar ministerie besloten om vervolging tegen zowel [medeverdachte] als verdachte in te stellen.
Bij vonnis van 4 maart 2021 (parketnummer 18/930106-19) heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van [medeverdachte] , nadat was gebleken dat [medeverdachte] vanwege een doorgemaakt Cerebro Vasculair Accident
(CVA) “not fit to stand trial” is. In het vonnis is overwogen dat voortzetting van de vervolging van [medeverdachte] , gelet op zijn gezondheidssituatie, blijkens de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een schending oplevert van het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het EVRM.
Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard een aanhanger te zijn van [medeverdachte] en diens ideologie/religie. Verdachte ziet [medeverdachte] als de Messias. De ideeën over de opvoedingssituatie van de kinderen heeft verdachte, volgens zijn verklaring, samen met
[medeverdachte] ontwikkeld. Daar zijn jaren mee gemoeid geweest, aldus verdachte. Verdachte heeft
verklaard dat hij niet bestrijdt dat hij de feitelijke opvoedingssituatie van de kinderen heeft gefaciliteerd. Dat was zijn taak; dat was zó tussen [medeverdachte] en hem besproken en afgesproken, aldus verdachte.
De zes jongste kinderen zijn bij hun geboorte niet aangegeven bij de burgerlijke stand, zijn niet naar school gegaan en hebben, tot het aantreffen van de kinderen op 14 oktober 2019 op de boerderij te Ruinerwold, geen omgang gehad met kinderen en volwassenen buiten het eigen gezin. Verdachte was van deze feitelijke situatie al die jaren op de hoogte en heeft deze situatie mede in stand gehouden..
In het onderzoeksverslag “Wetenschappelijke evaluatie van een opvoedingssituatie als die in het gezin [naam 1] ” concludeert prof. dr. W. Koops, ontwikkelingspsycholoog en emeritus universiteitshoogleraar, Universiteit Utrecht, dat het sociale isolement van de kinderen in het gezin [naam 1] zeer ernstige risico’s voor de levensloop-ontwikkeling van deze kinderen heeft gecreëerd. Het gaat hier om langdurige (in principe een groot deel van de levensloop omvattende) gevolgen en brede dimensies van de ontwikkeling (sociale, cognitieve en persoonlijkheidsontwikkeling). Ouders die willens en wetens en in volle bewustzijn de ontwikkeling van hun kinderen zo ernstig belemmeren dienen gezien te worden als mishandelende ouders, in die betekenis dat de ouders hun kinderen een volstrekt ontoereikende basis hebben geboden voor een optimale ontwikkeling, aldus prof. dr. Koops.
Zoals hiervoor vermeld, was het verdachte die - zeker nadat [medeverdachte] zich, in 2010, volledig had teruggetrokken uit de samenleving - het gezin [naam 1] voorzag van al wat allereerst nodig is voor het materiële bestaan, zoals voedsel, kleding, een plek om te wonen, geld, enzovoorts. Verdachte was de onmisbare schakel tussen het gezinssysteem en de buitenwereld.
De rechtbank begrijpt de verklaringen, zoals door verdachte afgelegd bij de politie, aldus dat verdachte niet heeft ontkend dat hij die onmisbare schakel was. Verdachte heeft aldus het gezinssysteem waarbinnen de kinderen volledig sociaal waren geïsoleerd, in stand gehouden. Verdachte lijkt evenwel de strafwaardigheid van zijn handelen te ontkennen, welke ontkenning kennelijk is ingegeven door zijn ideologische/spirituele beleving. Hoe dit ook zij: verdachte heeft daarmee geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Van enig bewustzijn bij verdachte over hoe schadelijk zijn handelen is geweest, is ook overigens niet kunnen blijken nu verdachte ervoor heeft gekozen om zich tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak te beroepen op zijn zwijgrecht. Hoewel dit een door de rechtbank te respecteren recht van verdachte is, heeft verdachte daarmee zichzelf de mogelijkheid ontnomen om de rechtbank nader inzicht te verschaffen in zijn levensovertuiging en de daaruit voortvloeiende bedoelingen van zijn handelen jegens de kinderen.
De rechtbank merkt in dit verband voorts op dat verdachte ervoor heeft gekozen om niet mee te werken aan psychologisch en psychiatrisch onderzoek, in het Pieter Baan Centrum, naar zijn geestvermogens. De gedragsdeskundigen van het Pieter Baan Centrum hebben, in hun rapportage Pro Justitia van 21 oktober 2020, beschreven dat er geen aanwijzingen zijn dat er een pathologische grond is voor de weigering van verdachte om aan het onderzoek mee te werken.
Het onderzoeksverslag van prof. dr. Koops leert dat in (extreme) gevallen van sociale isolatie van kinderen, de slachtoffers hiervan doorgaans (zeer) langdurig en ernstig psychisch nadeel ondervinden. Uit de ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring van - voor zover hier thans van belang, gelet op het door de rechtbank bewezenverklaarde - [kind 4] is hiervan ook gebleken.
Ook heeft verdachte vader [medeverdachte] geholpen om [slachtoffer] vast te binden en gedurende enkele maanden op te sluiten in een keet. [slachtoffer] is hierdoor wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden. Verdachte heeft een enorme inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid en lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
De rechtbank rekent verdachte al deze feiten zwaar aan. Gezien de ernst van de feiten kan op hetgeen bewezen is verklaard niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Voornoemde feiten zijn gepleegd in het kader van het gedachtegoed van [medeverdachte] , een gedachtegoed dat verdachte met [medeverdachte] deelde. Hoewel verdachte als medepleger volledig verantwoordelijk is voor de vrijheidsberoving van de kinderen en van [slachtoffer] , had hij hierbij wel een andere rol dan [medeverdachte] . [medeverdachte] was de (geestelijke) leider en verdachte de discipel die het als zijn levensdoel had gesteld, [medeverdachte] dienstbaar te zijn in het uitdragen van diens geloof en levenswijze. Verdachte heeft bewust gekozen om onderdeel te zijn van het systeem van [medeverdachte] . Verdachte heeft dit ook bevestigd tijdens zijn verhoren bij de politie.
De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om verdachte als een slachtoffer van vader [medeverdachte] aan te merken en hem schuldig te verklaren zonder oplegging van straf. De rechtbank betrekt hierbij ook de omstandigheid dat verdachte niet heeft meegewerkt aan het persoonlijkheidsonderzoek. Verdachte heeft aldus geen inzicht willen geven in zijn belevingswereld, terwijl uit zijn proceshouding blijkt dat hij geen afstand neemt van zijn handelingen die voor de kinderen verstrekkende nadelige gevolgen hebben gehad.
Mede gelet op de vrijspraak van feit 2 zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar passend en geboden is, dit met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de gevangenneming van verdachte beveelt. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Nu de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats heeft in Nederland is de rechtbank van oordeel dat er gronden zijn om te vrezen dat de verdachte zich aan eventuele verdere berechting in Nederland zal onttrekken, dan wel niet voor justitie te traceren zal zijn.
De rechtbank is van oordeel dat toewijzing van de vordering in dit geval passend en geboden is. Het maatschappelijk belang bij een spoedige en doeltreffende executie van de gevangenisstraf prevaleert in dit geval, met name gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, boven het persoonlijk belang van verdachte om de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in vrijheid af te wachten. Gelet op het feit dat de vrijheidsbeneming thans berust op artikel 5 lid 1 sub a EVRM is evenmin sprake van een recht om de eventuele berechting in hoger beroep in vrijheid af te wachten. Er zijn geen bijzondere, zwaarwichtige persoonlijke belangen aangevoerd of anderszins gebleken die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De rechtbank zal de vordering tot gevangenneming dan ook toewijzen en de gevangenneming van verdachte bevelen, met ingang van heden.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 48, 57 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de gevangenneming van de verdachte ter zake van de feiten 1 primair en 3 met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. R. Depping, rechters, bijgestaan door mr. D.M.A. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 juni 2022.