ECLI:NL:RBNNE:2022:1868

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
LEE 22/1654
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning op grond van artikel 13b Opiumwet wegens betrokkenheid bij drugshandel

Op 9 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de burgemeester van de gemeente Leeuwarden. De zaak betreft de sluiting van de woning van de verzoeker op basis van artikel 13b van de Opiumwet, omdat de woning een rol vervulde in de keten van drugshandel. De burgemeester had op 11 mei 2022 een last onder bestuursdwang opgelegd, waarbij de woning voor een periode van drie maanden gesloten zou worden. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 24 mei 2022 heeft de gemachtigde van de verzoeker zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat hij zelf geen deel uitmaakte van een crimineel netwerk en dat de sluiting onevenredig was. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat in de woning een professionele hennepkwekerij was aangetroffen, wat de sluiting rechtvaardigde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen en dat deze maatregel noodzakelijk was om de openbare orde te handhaven.

De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de verzoeker tegen de sluiting, waaronder de impact op zijn woonruimte en de stelling dat eerdere sluitingen in de wijk tot verloedering hebben geleid, niet overtuigend geacht. De rechter concludeerde dat de sluiting van de woning een geschikt middel was om de drugshandel te bestrijden en dat het algemeen belang van handhaving zwaarder woog dan het belang van de verzoeker. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de sluiting niet onevenwichtig was en dat de burgemeester zijn bevoegdheid op juiste wijze had gebruikt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/1654

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 juni 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. K.E. Wielenga),
en

de burgemeester van de gemeente Leeuwarden, verweerder

(gemachtigden: mr. A. Posthuma en mr. E. Verdoorn).

Procesverloop

In het besluit van 11 mei 2022 heeft verweerder aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd, inhoudende dat zijn woning op het [adres] (hierna: woning) voor een periode van drie maanden wordt gesloten.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 mei 2022 op zitting behandeld. De gemachtigde van verzoeker heeft telefonisch aan de behandeling deelgenomen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Na schorsing van het onderzoek ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeker op 25 mei 2022 een nadere schriftelijke reactie op het verweerschrift gegeven. Verweerder heeft op 27 mei 2022 schriftelijk gereageerd. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
Verzoeker is eigenaar en bewoner van de woning. Het betreft een rijtjeshuis met een begane grond en een verdieping.
2.2
In oktober 2021 is de politie Noord-Nederland een onderzoek begonnen naar een verdachte van betrokkenheid bij Opiumwetdelicten. Deze verdachte bleek veel op pad te zijn en locaties te bezoeken waar (mogelijk) een hennepkwekerij aanwezig was. De verdachte kwam ook in de woning.
2.3
Op 17 maart 2022 heeft de politie in de woning een hennepkwekerij aangetroffen. De bestuurlijke rapportage van de politie vermeldt dat een ruimte ingericht was voor het telen van hennep. In deze ruimte werden aangetroffen 90 hennepplanten en 9 voorgeschakelde assimilatielampen (720 watt) inclusief transformator, 1 opticlimate, 4 kunststof ventilatoren, 1 schakelbord, 1 CO²-booster, 1 temperatuurventilatieregelaar en 1 koolstoffilter. In een andere ruimte waren verzorgingsproducten opgeslagen, te weten 1 ventilatiecomputer, 2 voedingscomputers, 4 maatbekers, 1 can groeimiddel (0,5 liter), 3 clans groeimiddel (1 liter), 2 sans groeimiddel (5 liter), 2 clans groeimiddel (10 liter) en 1 dompelpomp. Voorts heeft de politie vastgesteld dat de elektriciteitsstroom werd afgetapt voordat deze door de meter zou worden geregistreerd.
2.4
De in 2.2 genoemde verdachte heeft tegenover de politie onder meer verklaard dat hij verzoeker heeft geholpen met de installatie van de hennepkwekerij.
3.1
Ingevolge artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
3.2
Hennep is opgenomen in lijst II van de Opiumwet.
4. Niet is in geschil dat verweerder bevoegd is tot het opleggen van de last onder dwangsom.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat de last onder dwangsom in overeenstemming is met verweerders beleid dat is neergelegd in de Beleidsregels Opiumwet 13b van 16 januari 2020 (beleid). In paragraaf 5 is opgenomen dat de sluitingsperiode in beginsel zes maanden beslaat, maar dat in geval van het aantreffen van een handelshoeveelheid hennep een uitzondering wordt gemaakt in die zin dat de sluitingsperiode drie maanden beslaat.
6.1
De voorzieningenrechter zal zich bij de beoordeling van de gronden baseren op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912, (overzichtsuitspraak) en van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285, (evenredigheidsuitspraak). In de evenredigheidsuitspraak heeft de AbRS uitgesproken dat het bestreden besluit geschikt en noodzakelijk moet zijn om de beoogde doelen te bereiken en dat de genomen maatregel evenwichtig moet zijn.
6.2
In paragraaf 3 van het beleid worden als doelen genoemd het laten volgen van overtredingen door een reactie die aansluit bij de aard en de ernst van de overtreding, het beëindigen van de verboden situatie ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat, het voorkomen van herhaling van de overtreding en het duidelijk maken aan het publiek, in het bijzonder bewoners en pandeigenaren, welke reactie de burger van de overheid kan verwachten. De maatregel van sluiting heeft specifiek als doel de bekendheid van het pand als drugspand binnen het drugscircuit te doorbreken.
7. Verzoeker voert, kort samengevat, aan dat hij zelf geen deel uitmaakte van een crimineel netwerk en dat er geen loop was naar de woning. Ten onrechte streeft verweerder een generaal preventief doel na. Eerdere sluitingen in de wijk hebben juist tot meer verloedering geleid. De directe buren vrezen daarom juist waardedaling van de woningen in de wijk door deze sluiting. In een andere zaak heeft verweerder in het kader van de evenredigheidstoets afgezien van sluiting en een last onder dwangsom opgelegd. De gemeente Almere heeft in het beleid ook voor die mogelijkheid gekozen. Ook is het besluit onevenredig omdat verzoeker geen andere woonruimte kan vinden. De sluiting is om genoemde redenen niet noodzakelijk en niet evenredig.
8.1.
De overzichtsuitspraak noemt als uitgangspunt dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel.
8.2.
Zoals in 2.3 is vermeld, is in de woning een professionele hennepkwekerij aangetroffen. Bij het installeren daarvan heeft verzoeker de hulp gekregen van de in 2.2 genoemde verdachte. Uit het onderzoek van de politie rijst het beeld op dat deze verdachte zich regelmatig met dergelijke werkzaamheden bezighield. Dit tezamen betekent dat de woning een rol vervulde in de keten van drugshandel. De sluiting van de woning is een geschikt middel om hier een eind aan te maken.
9.1
Niet is in geschil dat de wijk waarin de woning is gesitueerd, kwetsbaar is in de zin dat er meer drugsgerelateerde activiteiten zijn. De evenredigheidsuitspraak noemt dit als aspect dat de noodzaak vergroot. Dat eerdere woningsluitingen in de wijk verzoeker er niet van hebben weerhouden om in zijn woning ook een hennepkwekerij te installeren, behoeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor verweerder geen reden te vormen om niet langer te handhaven.
9.2
Terecht heeft verzoeker naar voren gebracht dat er kennelijk geen loop van drugsgebruikers naar de woning was. Wel was er in die zin aanloop dat eerdergenoemde verdachte de woning bezocht. De woning was dus bekend in het criminele circuit. Dit vergroot onder meer het risico van geweld van de kant van concurrenten die uit zijn op de (mogelijk) aanwezige verdovende middelen en geld.
9.3.
Daarnaast heeft verzoeker door het illegaal aftappen van elektriciteit een in potentie brandgevaarlijke situatie gecreëerd, dan wel laten creëren. Dit gevaar bedreigde niet alleen hemzelf maar ook de buurt aangezien brand kan overslaan naar andere woningen in de rij.
9.4
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter acht verweerder gezien het bovenstaande terecht de maatregel van sluiting van de woning noodzakelijk om de beleidsdoelen, genoemd onder 6.2, te bereiken. Dat die doelen deels generaal preventief zijn, dus gericht op het voorkomen van overtredingen door anderen, doet hier niet aan af.
9.5
Gezien de ernst van de situatie behoeft verweerder niet te kiezen voor een lichter middel zoals het opleggen van een last onder dwangsom, waarbij de betrokkene een geldbedrag verbeurt bij een volgende overtreding. Dat de burgemeester van Almere in sommige gevallen voor die mogelijkheid kiest, betekent niet dat verweerder zijn bevoegdheid op dezelfde manier dient te gebruiken. De wettelijke bepaling biedt elke burgemeester een eigen beleidsruimte bij het bepalen welke maatregel noodzakelijk is. In 10.4 wordt de mogelijkheid van een lichtere maatregel in het kader van de evenwichtigheid besproken.
10.1
Terecht heeft verzoeker naar voren gebracht dat de sluiting van de woning een inbreuk betekent op zijn huisrecht. De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat het voor verzoeker niet eenvoudig zal zijn bij een woningcorporatie op korte termijn tijdelijk andere woonruimte te huren. Verzoeker stond immers niet eerder al ingeschreven als woningzoekende, anders dan degenen die al langer op de wachtlijsten staan.
10.2
In het bestreden besluit raadt verweerder verzoeker aan contact op te nemen met het Sociaal Wijkteam dat onder meer praktische ondersteuning kan geven bij het vinden van andere woonruimte. Mocht dit geen soelaas bieden, dan kan verzoeker zich, zo heeft verweerder ter zitting toegelicht, tot de instelling Wender richten om de dreiging van dakloosheid af te wenden.
10.3
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder voldoende toegelicht welke inspanningen verricht zullen worden om verzoeker te helpen bij het voorkomen van dakloosheid. Een woningsluiting betekent per definitie dat de bewoner tijdelijk elders onderdak moet onderzoeken. Dat verzoeker hierdoor in het bijzonder getroffen wordt, is niet gebleken.
10.4
Verzoeker heeft verder gewezen op een ander geval waarin verweerder in het kader van de evenredigheidstoets heeft afgezien van sluiting en een last onder dwangsom heeft opgelegd. De voorzieningenrechter overweegt dat verweerder inzichtelijk heeft gemaakt dat de omstandigheden van dat geval aanmerkelijk anders waren. De sluiting zou een kwetsbare minderjarige medebewoner treffen die geen schuld had aan de handel van haar vader. Strijd met het gelijkheidsbeginsel doet zich dus niet voor.
10.5
Van belang is ten slotte dat de verwijtbaarheid van verzoeker groot is. Hij heeft er zelf voor gekozen deel te nemen aan een criminele samenwerking. Verweerder heeft bij de belangenafweging aan het algemeen belang van handhaving meer gewicht kunnen toekennen. Onder dit algemene belang valt ook het belang van de directe buren. Zij hebben immers het meeste te lijden onder verloedering van de wijk door drugsgerelateerde activiteiten en zij lopen bovendien meer risico om als toevallige omstanders geraakt te worden door geweld binnen het criminele circuit. De sluiting is niet onevenwichtig.
11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Willems-Keekstra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.