ECLI:NL:RBNNE:2022:1860

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
18/197336-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenmisdrijven gepleegd door een minderjarige verdachte met gevolgen voor de slachtoffers en de oplegging van een PIJ-maatregel

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die zich schuldig heeft gemaakt aan twee zedenmisdrijven in de nacht van 20 op 21 juli 2021. De verdachte heeft in Leeuwarden een 21-jarige vrouw betast en een 16-jarige meisje verkracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten in verminderde mate kan worden toegerekend, gezien zijn persoonlijke problematiek en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). De rechtbank heeft een jeugddetentie van tien maanden opgelegd, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. Tevens is de PIJ-maatregel opgelegd, gezien de gebrekkige ontwikkeling van de verdachte en de noodzaak voor behandeling. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die door zijn daden is veroorzaakt. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen contact- of locatieverbod nodig is, omdat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de verdachte contact zal zoeken met de slachtoffers. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak voor een passende behandeling van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/197336-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 3 juni 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats], thans gedetineerd in [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 mei 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 20 juli 2021 en 21 juli 2021 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, meermalen, althans eenmaal, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten (telkens) het betasten/aanraken van de/een bil(len) van die [slachtoffer 1], en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte (als bestuurder van een fiets) die [slachtoffer 1] (die ook een fiets bestuurde) (telkens) van achteren heeft benaderd en vervolgens
(telkens) die voornoemde ontuchtige handelingen (telkens) onverhoeds heeft gepleegd;
2.
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 20 juli 2021 en 21 juli 2021 te of bij Hilaard, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], te weten het meermalen, althans eenmaal,
  • betasten van de/een (met kleding bedekte en/of blote) bil(len) en/of borst(en) en/of vagina van die[slachtoffer 2] en/of
  • duwen/brengen van verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer 2] en/of (zodoende) neuken van de vagina van die [slachtoffer 2] met verdachtes penis en/of
  • duwen/brengen van verdachtes vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] en/of (zodoende) vingeren van de vagina van die [slachtoffer 2] door verdachte en/of
  • duwen/brengen van verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer 2] en/of (zodoende) doenen/of laten pijpen van verdachtes penis door die [slachtoffer 2]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
  • ( als bestuurder van een fiets) die [slachtoffer 2] (die ook een fiets bestuurde) van achteren heeft benaderd en/of (vervolgens) (onverhoeds) zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer 2] heeft gestopt/geduwd) en/of
  • die [slachtoffer 2] van de fiets waarop zij reed heeft getrokken en/of
  • die [slachtoffer 2] aan haar lichaam en/of kleding heeft vastgepakt en/of (vervolgens) vastgehouden en/of (vervolgens) naar de grond heeft gewerkt/gebracht en/of
  • op het lichaam van die [slachtoffer 2] is gaan en/of (vervolgens) blijven zitten en/of
  • tegen die [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd/gezegd dat zij haar shirt en broek uit moest doen en/of
  • met zijn, verdachtes hand (in de blouse van die [slachtoffer 2] is gegaan en/of (vervolgens)) de BH van die [slachtoffer 2] kapot heeft getrokken en/of (nadat die [slachtoffer 2] (tijdelijk) aan het gewelddadige handelen van verdachte wist te ontkomen)
  • die [slachtoffer 2] (wederom) aan haar lichaam en/of kleding heeft vastgepakt en/of (vervolgens) vastgehouden en/of (vervolgens) naar de grond heeft gewerkt/gebracht en/of
  • ( wederom) op het lichaam van die [slachtoffer 2] is gaan en/of (vervolgens) blijven zitten en/of
  • tegen die [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd/gezegd dat zij haar broek los moest maken en/of
  • die [slachtoffer 2] tegen het hoofd en/of een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of
  • die [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: ‘Als je nou niet je broek uit doet, dan stomp ik je gewoon in je maag”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
  • die [slachtoffer 2] in de maag/buikstreek, althans tegen het lichaam, heeft gestompt en/of geslagen en/of
  • die [slachtoffer 2] bij/aan de keel/hals heeft vastgepakt en/of vastgehouden, waardoor het voor die
[slachtoffer 2] (nagenoeg) niet mogelijk was adem te halen en/of
  • de jas en/of broek en/of onderbroek van die [slachtoffer 2] heeft uitgetrokken en/of
  • die [slachtoffer 2] heeft gesommeerd op haar buik te gaan liggen en (vervolgens) daarna op haarknieën plaats te nemen en/of
  • de telefoon van die [slachtoffer 2] heeft afgepakt en/of (vervolgens) weggegooid en/of
  • zijn, verdachtes, hand(en) voor de ogen van die [slachtoffer 2] heeft gedaan en die [slachtoffer 2] daarbij de woorden heeft toegevoegd: “Zo kun je niks zien.” en/of “Je moet mij ook gaan pijpen” en/of “Er mag wel wat meer slijm bij en niet bijten.”, althans woorden van gelijk aard en/of strekking, en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] (telkens) een (zeer) bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1. en 2. ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat er wettig en overtuigend bewijs is voor het onder 1. en 2. ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1. en 2. bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Ieder bewijsmiddel is – ook in onderdelen – slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 3 augustus
2021, opgenomen op pagina 265 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
2021195783 d.d. 25 november 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 juli 2021, opgenomen op pagina 306 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d.29 juli 2021, opgenomen op pagina 220 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 20 juli 2021 te Leeuwarden, meermalen, door een feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten telkens het betasten van een bil van [slachtoffer
1], en bestaande die feitelijkheid telkens hierin, dat verdachte als bestuurder van een fiets,
[slachtoffer 1], die ook een fiets bestuurde, van achteren heeft benaderd en vervolgens die ontuchtige handeling onverhoeds heeft gepleegd.
2.
hij in de periode omvattende de dagen 20 juli 2021 en 21 juli 2021 bij Hilaard, in de gemeente Leeuwarden, door geweld en een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2], te weten het meermalen,
  • betasten van de (met kleding bedekte en/of blote) billen en borst en vagina van [slachtoffer 2] en
  • brengen van verdachtes penis in de vagina van [slachtoffer 2], en
  • brengen van verdachtes vinger(s) in de vagina van [slachtoffer 2], en
  • brengen van verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer 2],
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte
  • ( als bestuurder van een fiets) [slachtoffer 2] (die ook een fiets bestuurde) van achteren heef tbenaderd en onverhoeds zijn hand in de broek van [slachtoffer 2] heeft gestopt, en
  • [slachtoffer 2] van de fiets waarop zij reed heeft getrokken, en
  • [slachtoffer 2] aan haar lichaam en kleding heeft vastgepakt en vastgehouden en vervolgens naar de grond heeft gewerkt, en
  • op het lichaam van [slachtoffer 2] is gaan en blijven zitten, en
  • tegen [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd dat zij haar shirt en broek uit moest doen, en
  • met zijn hand in de blouse van [slachtoffer 2] is gegaan en vervolgens de BH van [slachtoffer 2] kapot heeft getrokken en nadat [slachtoffer 2] (tijdelijk) aan verdachte wist te ontkomen,
  • [slachtoffer 2] wederom aan haar lichaam en kleding heeft vastgepakt en vastgehouden en vervolgens naar de grond heeft gewerkt, en
  • wederom op het lichaam van [slachtoffer 2] is gaan en blijven zitten, en
  • tegen [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd dat zij haar broek los moest maken, en
  • [slachtoffer 2] tegen het hoofd heeft geslagen, en
  • [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: “Als je nou niet je broek uit doet, dan stomp ik je gewoon in je maag”, en
  • [slachtoffer 2] in de maag heeft gestompt, en
  • [slachtoffer 2] bij de keel heeft vastgepakt en vastgehouden, waardoor het voor [slachtoffer 2] nagenoeg niet mogelijk was adem te halen, en
  • de jas en broek en onderbroek van [slachtoffer 2] heeft uitgetrokken, en
  • [slachtoffer 2] heeft gesommeerd op haar buik te gaan liggen en vervolgens op haar knieën plaats te nemen, en
  • de telefoon van [slachtoffer 2] heeft afgepakt en weggegooid, en
  • zijn handen voor de ogen van [slachtoffer 2] heeft gedaan en daarbij de woorden heeft toegevoegd: “Zo kun je niks zien.” en “Je moet mij ook gaan pijpen.” en “Er mag wel wat meer slijm bij en niet bijten.”, althans woorden van gelijk aard en/of strekking, en aldus voor [slachtoffer 2] een zeer bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd
verkrachting
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Motivering van de op te leggen straf en maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. en 2. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van achttien maanden en het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna te noemen: PIJ-maatregel). Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het opleggen van een jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest, geen recht doet aan de ernst en de gevolgen van de strafbare feiten. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is.
Daarnaast heeft hij gevorderd dat ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 2] een locatie- en contactverbod ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wordt opgelegd. Tot slot heeft de officier van justitie nog een contactverbod ex artikel 38v Sr ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 1] gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel en een jeugddetentie voor de duur van tien maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat op basis van het multidisciplinair onderzoek Pro Justitia en de feiten en omstandigheden die uit het dossier blijken, niet geoordeeld kan worden dat verdachte ten aanzien van het onder 1. en 2. ten laste gelegde volledig toerekeningsvatbaar is. Daarnaast is de inhoudelijke behandeling van de zaak al drie keer door externe omstandigheden aangehouden. Het heeft lang geduurd en verdachte dient zo snel mogelijk te worden behandeld. De jeugddetentie dient om deze reden gelijkgesteld te worden aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Tot slot dient rekening gehouden te worden met de persoon van verdachte en het pedagogische karakter van het jeugdstrafrecht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, en de rapportages, waaronder:
  • het Klinisch Multidisciplinair onderzoek Pro Justitia, van Forensisch centrum Teylingereind van 27 december 2021, opgemaakt door M.D. Beijer–Holtman, GZ-psycholoog en drs. D. Matser, kinder- en jeugdpsychiater; en
  • het Rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK) van 13 januari 2022.
Daarnaast is gelet op het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in de avond van 20 juli 2021 tot in de nacht van 21 juli 2021 schuldig gemaakt aan twee zedenmisdrijven. Nadat verdachte laat in de avond op 20 juli 2021 klaar was met werken, is hij op de fiets naar huis gegaan. Al fietsend is hij de twee slachtoffers tegengekomen. Het eerste, 21jarige, slachtoffer heeft hij in Leeuwarden op twee verschillende momenten van achteren op de fiets benaderd en bij de bil betast. Verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van dit slachtoffer. Daarna heeft verdachte zijn weg op de fiets vervolgd. Bij het dorp Hilaard kwam verdachte het tweede, 16-jarige, slachtoffer tegen. Hij heeft haar van de fiets getrokken en in de berm van een landweg verkracht. Verdachte heeft hierbij geweld gebruikt en het slachtoffer heeft gedurende een halfuur verschillende seksuele en gewelddadige handelingen moeten dulden. Verdachte heeft hiermee een zeer grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, de persoonlijke levenssfeer en de persoonlijke bewegingsvrijheid van het tweede slachtoffer. Dat de gevolgen van deze strafbare feiten voor beide slachtoffers verstrekkend zijn, is naar voren gebracht tijdens de uitoefening van het spreekrecht op de zitting. Slachtoffers van zedenmisdrijven ondervinden over het algemeen langdurig de psychische nadelige gevolgen, waaronder niet zelden een verstoorde seksuele ontwikkeling. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien grote gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij, zeker als het gaat om een geval als onderhavige waarin willekeurige slachtoffers door een onbekend persoon op een openbare plek worden aangerand of verkracht.
Pij-maatregel
De vereisten om een PIJ-maatregel op te leggen staan opgesomd in artikel 77s Sr. Het moet gaan om een strafbaar feit met – voor zover van belang – een strafmaximum van tenminste vier jaren gevangenisstraf, er moet sprake zijn van een stoornis of gebrekkige ontwikkeling van verdachte, de veiligheid van personen of de algemene veiligheid van personen of goederen moet oplegging van de maatregel eisen en de maatregel moet in het belang zijn van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank stelt vast dat de bewezenverklaarde feiten, feiten betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Uit het klinisch multidisciplinair onderzoek Pro Justitia blijkt dat de deskundigen hebben geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een aandachtstekortstoornis, met zowel concentratieproblemen als hyperactiviteit en impulsiviteit (ADHD, gecombineerde type). Tevens wordt een ongespecificeerd gedragsstoornis bij verdachte vastgesteld en kan diagnostisch gesproken worden van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische en antisociale trekken. De deskundigen achten het waarschijnlijk dat dit van invloed is geweest op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte wordt bij de meeste keuzes geleid door zijn eigen behoeftes. Hij staat niet stil bij zijn eigen gevoel of dat van een ander waardoor hij impulsief en ongeremd kan handelen, waarbij hij niet geremd wordt door een adequaat functionerend geweten of empathische vermogens. Vanuit een beperkte impulscontrole, het gericht zijn op eigen behoeften en een behoefte aan spanning, kunnen onlustgevoelens omgezet worden in handelen.
Op basis van bovenstaand gedragspatroon van verdachte, concludeert de rechtbank met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid, dat verdachte de onder 1. en 2. bewezen verklaarde feiten in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Verdachte heeft zijn eigen gedrag niet volledig kunnen sturen, waardoor hij niet volledig toerekeningsvatbaar is.
De deskundigen hebben gedurende hun onderzoek geen zicht kunnen verkrijgen op de innerlijke drijfveren en/of motieven voor de bewezen verklaarde feiten en op de seksuele beleving en/of seksuele identiteit van verdachte. Ook ter zitting heeft verdachte daarover geen openheid kunnen of willen geven. Onduidelijk blijft wat verdachte ertoe heeft gebracht om het eerste slachtoffer meermalen bij haar bil te betasten en het tweede slachtoffer te verkrachten. Het is daarom volgens de deskundigen lastig om de kans op recidive in te schatten. Wel wordt door de deskundigen verklaard dat er geen aanleiding is gevonden om te denken dat de verdachte een volgende keer wel in staat zal zijn om anders te handelen. De impulsiviteit van verdachte en zijn behoefte aan risicovol gedrag worden als risicofactoren gezien. De deskundigen zijn van mening dat er een kans op herhaling bestaat vanwege het onvoorspelbare karakter van de onderliggen dynamiek in de persoonlijkheid en doordat er nog onvoldoende zicht is gekomen op zijn beleving, drijfveren en motieven.
Ter voorkoming van recidive en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte vinden de deskundigen het noodzakelijk dat verdachte wordt behandeld. De deskundigen adviseren om deze behandeling vorm te geven binnen het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Psychotherapeutische behandeling dient binnen een veilige, gestructureerde en daarmee klinische setting plaats te vinden, omdat onduidelijk is welke reacties een meer bewust wordende therapie bij verdachte zal losmaken.
De deskundigen zien geen ruimte om de geadviseerde behandeling in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel te laten plaatsvinden. Gelet op de persoonlijkheidsstoornissen in combinatie met het ontbreken van probleeminzicht- en besef, het ontbreken van delictscenario, een onvoorspelbaar recidiverisico en de verwachting dat de geschetste behandeling de duur van twee jaren overschrijdt, maakt dat alleen het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel voldoende toereikend zal zijn.
De RvdK komt in haar rapport eveneens tot de conclusie dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel nodig is. Daarnaast heeft de RvdK geadviseerd om een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. De prioriteit dient bij behandeling te liggen. Jeugddetentie na het voorarrest heeft volgens de RvdK geen pedagogische meerwaarde.
Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater en de RvdK in hun rapporten adviseren is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en/of goederen het opleggen van een PIJ-maatregel eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Hiermee is voldaan aan de vereisten om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, zoals neergelegd in artikel 77s Sr. Gelet op de ernst van de begane feiten acht de rechtbank de geadviseerde PIJ-maatregel passend en geboden en zal deze dan ook opleggen. Dit is de enige passende manier waarop de maatschappij kan worden beveiligd en verdachte toekomt aan een intensieve behandeling, waardoor het recidiverisico vermindert en zijn ontwikkelingsperspectief verbetert.
De rechtbank overweegt verder dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Verlenging van de PIJ- maatregel is in dit geval mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Contact- en locatieverbod
Ten aanzien van het door de officier van justitie gevorderde contact- en locatieverbod overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank begrijpt dat een contact- en/of locatieverbod voor de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geruststellend kan zijn, maar ziet daarvoor onvoldoende grond. De rechtbank stelt vast dat er geen concrete aanleiding is om te veronderstellen dat verdachte contact zal zoeken met de slachtoffers. De gevorderde maatregelen zijn om die reden niet noodzakelijk ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Daarom zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van een contact- en/of locatieverbod.
Op te leggen straf
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de op te leggen straf voor deze feiten de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Het LOVS heeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van verkrachting een jeugddetentie voor de duur vanaf zes maanden. Voor een aanranding is het oriëntatiepunt een werkstraf voor de duur van 20 uren.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Als straf verzwarende factoren houdt de rechtbank er rekening mee de slachtoffers jonge vrouwen zijn, van 16 respectievelijk 21 jaar oud. De rechtbank houdt als strafverzwarende factoren eveneens rekening met de relatief lange duur van de verkrachting, dat er op meerdere manieren sprake is geweest van seksueel binnendringen en het besmettingsrisico dat er bestond voor het slachtoffer van de verkrachting.
Gelet op de aard en de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten, het advies van de RvdK en de in de multidisciplinaire rapportage omschreven persoonlijke problematiek van verdachte, vindt de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van tien maanden passend en geboden. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat aan verdachte tevens de PIJ-maatregel zal worden opgelegd. Op de jeugddetentie wordt de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1]tot een bedrag van € 157,00 ter zake van materiële schade en € 1.650,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2]tot een bedrag van € 679,36 ter vergoeding van materiële schade en
€ 8.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toegewezen kunnen worden, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toegewezen kunnen worden.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1]de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. bewezen verklaarde. De vordering, die niet door de verdediging is betwist, zal daarom voor het gevorderde bedrag van in totaal € 1.807,00 euro worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 juli 2021.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van feit 2:
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2]de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2. bewezen verklaarde. De vordering, die niet door de verdediging is betwist, zal daarom voor het gevorderde bedrag van in totaal € 8.679,36 euro worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 juli 2021.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Inbeslaggenomen goederen

De officier van justitie en de verdediging hebben met betrekking tot de inbeslaggenomen goederen geen standpunt ingenomen.
Oordeel van de rechtbank
Uit het dossier kan worden afgeleid dat de telefoon en jas van verdachte in beslag zijn genomen. Uit de stukken blijkt niet dat verdachte weer in het bezit is gesteld van deze goederen.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen smartphone (Apple, IPhone) en de zwart/grijs geblokte jas moeten worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77s, 77gg, 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van tien maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.

plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

Benadeelde partijen

Ten aanzien van feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 juli 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 1.807,00(zegge: duizend achthonderdzeven euro) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 157,00 aan materiële schade en € 1.650,00 aan immateriële schade. Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 juli 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 8.679,36(zegge: achtduizend zeshonderdzevennegentig euro en zesendertig cent) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 679,36 aan materiële schade en € 8.000,00 aan immateriële schade. Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Inbeslaggenomen goederen

Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven:
  • Apple iPhone
  • Jas (zwart/grijs geblokt).
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.J. Dijkstra en mr.
G.W.G. Wijnands, rechters, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 juni 2022.