ECLI:NL:RBNNE:2022:1847

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
18/155194-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en diefstal met meerdere woninginbraken

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en diefstal van een bromscooter. De verdachte heeft op 17 december 2020 met een personenauto met hoge snelheid in de richting van een muur gereden, terwijl een agent, die hem wilde aanhouden, zich gedeeltelijk in de deuropening van de auto bevond. De agent kon op tijd loslaten om letsel te voorkomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling, omdat hij de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel voor de agent heeft aanvaard. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een bromscooter. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarbij het reeds ondergane voorarrest in mindering wordt gebracht. De vordering van de benadeelde partij, de agent, is toegewezen voor immateriële schade van € 400,00, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte van meerdere woninginbraken vrijgesproken, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij als pleger of medepleger betrokken was bij deze feiten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/155194-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 juni 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [plaats] , niet als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende feitelijke woonof verblijfplaats.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting van 13 mei 2022 en 20 mei 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 17 december 2020 te Leeuwarden , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, als bestuurder van een (personen)auto, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam 1] , hoofdagent van politie, opzettelijk van het leven te beroven, toen verdachte op de bestuurdersstoel van die (personen)auto was gezeten en die [naam 1] voornemens was verdachte aan te houden en/of het portier van die (personen)auto (aan de bestuurderszijde) had geopend en/of (vervolgens) (meermalen) verdachte de woorden had toegevoegd: "politie, je bent aangehouden" en/of die [naam 1] zich (vervolgens) gedeeltelijk in de deuropening van die auto had gemanoeuvreerd en/of met een been op de dorpel van die (personen)auto stond en zodoende zich gedeeltelijk in die (personen)auto bevond,
  • die (personen)auto heeft gestart en/of
  • het toerental van de motor van die (personen)auto heeft verhoogd en/of
  • met die (personen)auto is gaan rijden en/of daarbij de snelheid van die (personen)auto heeftverhoogd, zulks terwijl die [naam 1] zich gedeeltelijk in deuropening van die personenauto bevond en/of (vervolgens)
  • met die door verdachte bestuurde (personen)auto in de richting van een zich aldaar bevindendemuur is gereden, waardoor die [naam 1] (terwijl hij werd meegevoerd door die (personen)auto) genoodzaakt was (al rijdende) die (personenauto) te verlaten/los te laten, teneinde te voorkomen dat bij
  • een aanrijding van die (personen)auto en die naderende muur en/of
  • het (zeer) dicht bij die naderende muur langsrijden van verdachte met die (personen)auto,
die [naam 1] bekneld zou geraken tussen dat portier en die (personen)auto (en aldus zo zijn lijf en leden te redden, althans een veilig heenkomen te zoeken), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; subsidiair
hij op of omstreeks 17 december 2020 te Leeuwarden , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, als bestuurder van een (personen)auto, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 1] , hoofdagent van politie, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, toen verdachte op de bestuurdersstoel van die (personen)auto was gezeten en die [naam 1] voornemens was verdachte aan te houden en/of het portier van die (personen)auto (aan de bestuurderszijde) had geopend en/of (vervolgens) (meermalen) verdachte de woorden had toegevoegd: "politie, je bent aangehouden" en/of die [naam 1] zich (vervolgens) gedeeltelijk in de deuropening van die auto had gemanoeuvreerd en/of met een been op de dorpel van die (personen)auto stond en zodoende zich gedeeltelijk in die (personen)auto bevond,
  • die (personen)auto heeft gestart en/of
  • het toerental van de motor van die (personen)auto heeft verhoogd en/of
  • met die (personen)auto is gaan rijden en/of daarbij de snelheid van die (personen)auto heeftverhoogd, zulks terwijl die [naam 1] zich gedeeltelijk in deuropening van die personenauto bevond en/of (vervolgens)
  • met die door verdachte bestuurde (personen)auto in de richting van een zich aldaar bevindendemuur is gereden, waardoor die [naam 1] (terwijl hij werd meegevoerd door die (personen)auto) genoodzaakt was (al rijdende) die (personenauto) te verlaten/los te laten, teneinde te voorkomen dat bij
  • een aanrijding van die (personen)auto en die naderende muur en/of
  • het (zeer) dicht bij die naderende muur langsrijden van verdachte met die (personen)auto,
die [naam 1] bekneld zou geraken tussen dat portier en die (personen)auto (en aldus zo zijn lijf en leden te redden, althans een veilig heenkomen te zoeken), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij op of omstreeks 21 februari 2021 te Bolsward , in elk geval in de gemeente
Súdwest-Fryslân, in/uit en woning (gelegen aan of bij [straatnaam] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid sieraden en/of meerdere beurzen met inhoud (te weten geld (ongeveer 100 euro)) en/of meerdere winkelpasjes en/of een creditcard (te weten een ICS Mastercard) en/of een hoeveelheid contant geld (te weten ongeveer 165 euro) en/of meerdere briefjes met daarop (een) na(a)m(en) en/of adres(sen) en/of pincode(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] en/of [naam 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen voornoemde goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair hij in of omstreeks de periode van 21 februari 2021 tot en met 24 februari 2021, althans in of omstreeks de maanden februari 2021, te Bolsward , in elk geval in de gemeente
Súdwest-Fryslân, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een creditcard (te weten een ICS Mastercard) en/of meerdere briefjes met daarop (een) na(a)m(en) en/of adres(sen) en/of pincode(s) (toebehorende aan
[naam 2] en/of [naam 3] ), althans (een) goed(eren) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist(en) dat het een door
misdrijf verkregen goed betrof;
3. hij op of omstreeks 23 februari 2021 te Bolsward , in elk geval in de gemeente
Súdwest-Fryslân, een bromfiets/bromscooter (van het merk Sym, voorzien van kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [naam 4] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 22 november 2020 en 23 november 2020 te St. Annaparochie , in elk geval in de gemeente Waadhoeke, in/uit een woning (gelegen aan of bij de [straatnaam] )), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een MacBook (van het merk Apple en/of een (gouden) zakhorloge en/of een horloge (van het merk TAG HEUER) en/of 3 audioboxen (van het merk Sonos) en/of een actioncamera (van het merk GoPro) met toebehoren en/of een koffer en/of een jas (van het merk Paul and Shark) en/of een aansteker (van het merk ZIPPO) en/of een kroontjespen en/of een sigarenkoker en/of divers oud briefgeld en/of oud muntgeld en/of twee kussenslopen en/of een hoeveelheid geld (ongeveer 450 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen voornoemde goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij op of omstreeks 26 november 2020 te Wirdum , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, in/uit een woning (gelegen aan of bij de [straatnaam] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (onder meer) een portemonnee, inhoudende een rijbewijs en/of een bankpas en/of contact geld (ongeveer 30 euro) en/of meerdere pasjes en/of een (gouden) (dames)horloge en/of een kussensloop, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen voornoemde goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6.
hij op of omstreeks 16 december 2020 te Leeuwarden , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, in/uit een woning (gelegen aan of bij de [straatnaam] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een MacBook (van het merk Apple) en/of een laptop (van het merk HP) en/of een (oude) laptop, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 7] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen voornoemde goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming; 7.
hij op of omstreeks 17 december 2020 te Leeuwarden , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, in/uit een woning (gelegen aan of bij de [straatnaam] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om enig(e) goed(eren) van verdachtes en/of verdachtes mededaders gading, dat/die geheel of ten dele aan [naam 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
  • ( het slot van) de schuttingdeur verbroken en vervolgens zich de toegang verschaft tot de tuin vande voornoemde woning en/of (vervolgens)
  • een ruit/raam van die woning verbroken en/of (vervolgens)
  • zich de toegang verschaft tot die voornoemde woning en/of (vervolgens)
  • in die woning gezocht naar goederen van verdachtes en/of verdachtes mededader(s) gading,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8. primairhij op of omstreeks 2 januari 2021 te Leeuwarden , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, in/uit een woning en/of een bij die woning behorende schuur (gelegen aan of bij de [straatnaam] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tablet (van het merk IPhone, kleur grijs) en/of een notebook (van het merk Microsoft, kleur grijs) en/of een of meer siera(a)d(en) (te weten een of meer ketting(en) en/of armband(en) en/of oorbel(len)) en/of een bakje buitenlands geld en/of een fiets (met fietstassen) en/of een iPad (met hoes), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 9] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen voornoemde goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair hij in of omstreeks de periode van 2 januari 2021 tot en met 24 februari 2021, in elk geval in of omstreeks de maand(en) januari 2021 en/of februari 2021, te Leeuwarden , in elk geval in de gemeente Leeuwarden en/of te Bolsward , in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (bruin) hoesje iPad en/of een tablet (van het merk IPhone, kleur grijs) en/of een notebook (van het merk Microsoft, kleur grijs) en/of twee fietstassen (kleur wit) en/of een hoeveelheid sieraden (te weten een of meer halsketting(en) en/of armband(en) en/of oorbel(len)), althans een of meer goed(eren) (toebehorende aan [naam 9] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist(en) of redelijkerwijs
had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
9. primairhij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 8 januari 2021 en 9 januari 2021 te St.
Annaparochie , in elk geval in de gemeente Waadhoeke, in/uit of bij een woning (gelegen aan of bij de
[straatnaam] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een verrekijker en/of een (elektrische) (dames)fiets (van het merk Hercules, type Montfoort) en/of een fietstas (van het merk Active Gear) en/of een fietstasje (inhoudende een setje voor het verwisselen en plakken van fietsbanden en/of een zadelhoes merk Gazelle), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 10] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen voornoemde goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair hij in of omstreeks de periode van 8 januari 2021 tot en met 24 februari 2021, in elk geval in of omstreeks de maand(en) januari 2021 en/of februari 2021, te St. Annaparochie , in elk geval in de gemeente Waadhoeke, en/of te Bolsward , in elk geval in de gemeente
Súdwest-Fryslân, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (elektrische) (dames)fiets (van het merk Hercules, type Montfoort) en/of een fietstas (van het merk Active Gear) en/of een fietstasje (inhoudende een setje voor het verwisselen en plakken van fietsbanden en/of een zadelhoes merk Gazelle), althans een of meer goed(eren) (toebehorende aan [naam 10] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist(en) of redelijkerwijs
had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
10. primairhij op of omstreeks 11 januari 2021 te Leeuwarden , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, in/uit een woning (gelegen aan of bij de [straatnaam] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ketting en/of een of meer ring(en) en/of een of meer horloge(s) en/of een computer en/of een videocamera en/of een jas en/of zonnebril en/of een navigatiesysteem (van het merk Tom Tom), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 11] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair hij in of omstreeks de periode van 11 januari 2021 tot en met 24 februari 2021, in elk geval in of omstreeks de maand(en) januari 2021 en/of februari 2021, te Leeuwarden , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, en/of te Bolsward , in elk geval in de gemeente
Súdwest-Fryslân, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een navigatiesysteem (van het merk Tom Tom), althans een of meer goed(eren) (toebehorende aan [naam 11] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
11. primair
hij op of omstreeks 13 januari 2021 te Bolsward , in elk geval in de gemeente
Súdwest-Fryslân, in/uit een woning (gelegen aan of bij [straatnaam] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (onder meer) een tas met daarin een sleutel en/of een rode houten doos en/of een (grote) hoeveelheid (zilveren en/of gouden) sieraden (te weten onder meer ringen en/of kettingen en/of parelkettingen en/of hangers en/of horloges en/of spelden en/of armbanden (waaronder een rode armband (van bloedkoraal)), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 12] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen voornoemde goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair hij in of omstreeks de periode van 13 januari 2021 tot en met 24 februari 2021, in elk geval in of omstreeks de maand(en) januari 2021 en/of februari 2021 te Bolsward , in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere kettingen, waaronder een of meer parelketting(en) en/of armbanden, waaronder een rode armband (van bloedkoraal), althans een of meer goed(ren) (toebehorende aan [naam 12] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(ren) wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
12. primair
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 5 februari 2021 en 6 februari 2021 te Bolsward , in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, in/uit een woning (gelegen aan of bij de [straatnaam] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een armband en/of een horloge (van het merk Movement) en/of een ketting, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 13] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen voornoemde goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair hij in of omstreeks de periode van 6 februari 2021 tot en met 24 februari 2021, in elk geval in of omstreeks de maand februari 2021 te Bolsward , in elk geval in de gemeente
Súdwest-Fryslân, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge (van het merk Movement), althans een of meer goed(deren)
(toebehorende aan [naam 13] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(ren) wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(ren) betrof;
13.
hij op of omstreeks 6 februari 2021 te Leeuwarden , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, in/uit een woning (gelegen aan of bij de [straatnaam] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ketting en/of twee oorsieraden (van het merk
Swarowsky) en/of een computer/notebook (van het merk Acer), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 14] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen voornoemde goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
14. primair
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 18 februari 2021 en 19 februari 2021 te Bolsward , in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, in/uit een woning (gelegen aan of bij [straatnaam] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een laptop (van het merk Lenovo), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 15] (en/of zijn vriendin), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair hij in of omstreeks de periode van 18 februari 2021 en 24 februari 2021, in elk geval in of omstreeks de maand februari 2021 te Bolsward , in elk geval in de gemeente
Súdwest-Fryslân, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een laptop (van het merk Lenovo), althans een goed (toebehorende aan [naam 15] (en/of zijn vriendin) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(ren) betrof.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, zoals nader omschreven in haar schriftelijk requisitoir, vrijspraak gevorderd voor het onder 1. primair en het onder 6. ten laste gelegde. Zij heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. subsidiair, 2. primair, 3., 4., 5., 7., 8. primair, 9. primair,
10. primair, 11. primair, 12. primair, 13. en 14. primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
ten aanzien van feit 1.
Aangever [naam 1] heeft verdachte, die hij al jaren kent, van korte afstand gezien en herkend. De [auto] (verder: de personenauto) stond op naam van verdachte en uit het politiesysteem blijkt dat verdachte meermalen gebruik heeft gemaakt van de personenauto. Daarnaast hebben [naam 1] , verbalisant [naam 17] en de getuige [naam 16] verklaard dat de bestuurder een gezet postuur heeft.
De getuige [naam 16] heeft daarbij aangegeven dat de bestuurder een getinte man met een Marokkaans-Turks uiterlijk was, die ongeveer 1.80 – 1.85 groot was. Verbalisant [naam 17] heeft eenzelfde beschrijving gegeven. Die omschrijving komt niet overeen met de omschrijving van de in het proces-verbaal van politie genoemde [naam 18] en
[naam 19] (verder: [naam 19] ). Op grond van voorgaande kan worden vastgesteld dat verdachte op 17 december 2020 de bestuurder van de personenauto was.
Nu uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat sprake is geweest op een aanmerkelijke kans op de dood, dient verdachte van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Uit de bewijsmiddelen blijkt echter wel dat verdachte het voorwaardelijk opzet had om [naam 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte heeft door met hoge snelheid met de personenauto weg te rijden richting de onderdoorgang terwijl hij wist dat [naam 1] de personenauto nog vast had, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [naam 1] zwaar lichamelijk letsel zou kunnen worden toegebracht. Niet alleen de mogelijkheid om tegen de muur van de onderdoorgang op te botsen was aanwezig en kon leiden tot zwaar lichamelijk letsel, maar ook de mogelijkheid dat [naam 1] door het wegrijden zou zijn gevallen en mogelijk onder de personenauto terecht zou kunnen komen, is aannemelijk en had kunnen leiden tot zwaar lichamelijk letsel. Het subsidiair ten laste gelegde feit kan daarom bewezen worden verklaard.
ten aanzien van feit 3.
Het onder 3. ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen, gelet op de aangifte, de camerabeelden, de herkenning van verdachte en zijn bekennende verklaring.
ten aanzien van feit 6.
Omdat de aangifte niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
ten aanzien van de feiten 2. primair, 4., 5., 7., 8. primair, 9. primair, 10. primair, 11. primair,

12. primair, 13. en 14. primair

Een beoordeling van elke woninginbraak afzonderlijk zal mogelijk leiden tot onvoldoende bewijs, maar in onderling verband en samenhang bezien is er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor de elf woninginbraken. De officier van justitie heeft daarbij verwezen naar de aangiftes, de modus operandi, de signalementen van verdachte personen in de buurt ten tijde van de woninginbraken, de personenauto, de telefoongegevens van verdachte en de aangetroffen goederen in de woning van [naam 19] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, op gronden als vermeld in de pleitnota, betoogd dat ten aanzien van feit 3. een bewezenverklaring kan volgen gelet op de bekennende verklaring van verdachte. Met betrekking tot de overige feiten dient een integrale vrijspraak te volgen. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte ontkent zijn betrokkenheid bij alle ten laste gelegde feiten.
De personenauto behoorde in eigendom toe aan [naam 19] . Omdat hij ten tijde van de koop geen identiteitspapieren bij zich had, is de personenauto op naam van verdachte gezet. Uit het procesdossier blijkt dat de personenauto door verschillende mensen werd gebruikt, maar niet is gebleken dat verdachte de gebruiker van de personenauto was ten tijde van één of meer van de ten laste gelegde feiten.
ten aanzien van feit 1.
De herkenning van verdachte door [naam 1] is onvoldoende betrouwbaar nu [naam 1] geen onderscheidende gelaats- of andere kenmerken benoemt die hem tot zijn herkenning hebben gebracht. Daarbij is het, gelet op de emoties van [naam 1] , mogelijk dat hij zich heeft vergist. Ook de getuige [naam 16] heeft in haar uitgebreide beschrijving geen onderscheidende kenmerken genoemd. Beelden waaruit blijkt dat verdachte de bestuurder was, ontbreken. Verder kon verdachte in verband met problemen aan zijn meniscus niet hardlopen, laat staan rennen, zoals de beschreven bestuurder deed.
Uit de verklaring van voornoemde getuige blijkt dat op het moment dat de personenauto wegreed, aangever de deurklink losliet. Uit die verklaring volgt dat er dus geen sprake is geweest van een risico op het overlijden van of het oplopen van zwaar lichamelijk letsel door [naam 1] . Dat was anders geweest als aangever niet had losgelaten. In het slechtste geval zou dat hebben geleid tot een val op de grond met letsel als gevolg, maar geen zwaar lichamelijk letsel.
ten aanzien van de feiten 2., 4., 5., 6., 7., 8., 9., 10., 11., 12., 13., en 14
Uit het dossier blijkt niet dat de van diefstal afkomstige goederen in de woning van [naam 19] door verdachte zijn neergelegd of dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van die goederen. Daarbij zijn op die goederen geen dacty- of DNA-sporen van verdachte aangetroffen. Dergelijke sporen zijn evenmin aangetroffen op de breekijzers. Daarnaast blijkt uit de waarschijnlijkheidsconclusie van de Forensische Opsporingsdienst niet sluitend dat de aangetroffen breekijzers zijn gebruikt bij de inbraken. Ook aanwezigheid van de personenauto kan niet leiden tot de vaststelling dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de inbraken, nu blijkt dat meerdere personen gebruik maakten van de personenauto. Tot slot zijn de door getuigen genoemde signalementen algemeen van aard. Al deze omstandigheden moeten leiden tot een algehele vrijspraak van verdachte, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbankten aanzien van feit 1.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 13 mei 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb de [auto] met het kenteken [kenteken] op naam gehad. Ik heb gebruik van die personenauto gemaakt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 17 december 2020,opgenomen op pagina 316 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021050046 van 29 september 2021, inhoudend de verklaring van [naam 1] :
Ik ben werkzaam als hoofdagent van politie Regio Noord-Nederland. Ik doe aangifte van poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling.
Vandaag, 17 december 2020, omstreeks 18.00 uur reed ik op een opvallende en als zodanig herkenbare politie surveillancemotor en was in politie motoruniform gekleed en ook als zodanig herkenbaar.
Rond 18.20 uur hoorde ik op de mobilofoon dat er kort daarvoor op de [straatnaam] een verdachte situatie had plaatsgevonden waarbij een groene [auto] voorzien van het kenteken [kenteken] was weggereden. Het is mij bekend dat de tenaamgestelde van dit voertuig [verdachte] is.
Ik stond op dat moment gepositioneerd op de [straatnaam] in de wijk [plaats] . Ik zag kort daarna een groene [auto] aan komen rijden vanaf de [straatnaam] in de richting van de [plaats] . Ik zag toen ook dat het de groene [auto] was met het kenteken [kenteken] . Ik ben achter het voertuig gaan rijden.
Ik gaf aan de bestuurder van de auto, die op dat moment voor mijn surveillancemotor reed, een stopteken met behulp van het rode stoptransparant aan de voorzijde van de motor Op het moment dat we ter hoogte van perceel [straatnaam] waren zag ik dat de bestuurder zijn voertuig stilhield met de voorkant van de auto in de richting van een soort "onderdoorgang/tunneltje" onder de flat. Direct nadat het voertuig tot stilstand kwam zag ik dat 3 portieren van de auto opengingen.
Ik zag dat er direct 3 personen, volledig in het zwart gekleed, uit de auto stapten en het op een rennen zetten. Omdat de doorgang van het bedoelde "onderdoorgang/tunneltje" op dat moment deels geblokkeerd was doordat de auto ervoor stond, besloot ik de achtervolging te voet in te zetten. Ik zag dat 1 persoon vluchtte in de richting van de [straatnaam] en de andere 2 personen, waaronder de bestuurder, renden via het "onderdoorgang/tunneltje" weg in de richting van de [plaats] . Ik besloot op dat moment achter de bestuurder aan te rennen. Ik zag dat de bestuurder in de richting van de [plaats] rende. Ik had op dat moment het sterke vermoeden dat de bestuurder [verdachte] moest zijn. Ik meende dit te herkennen aan zijn postuur. Ik zag namelijk dat de vluchtende bestuurder een persoon was met een gezet postuur. Ik ken [verdachte] vanuit mijn politieambt en het was mij bekend dat [verdachte] gebruik maakt van de op zijn naam gestelde [auto] . Het was mij vanuit mijn ambt tevens bekend dat [verdachte] niet over een geldig rijbewijs van de categorie B beschikte. Ik zag dat de bestuurder via de [plaats] terug de [straatnaam] op rende terug in de richting van waar de auto was blijven staan.
Ik zag dat de bestuurder, die ik op dat moment duidelijk herkende als [verdachte] , in de auto stapte op de bestuurdersplaats. Ik rende op dat moment op de auto af. Met een gestrekt been trapte ik tegen de ruit van de bestuurdersportier met de bedoeling deze te breken en teneinde te kunnen voorkomen dat [verdachte] weg zou rijden. Ik zag dat de ruit ten gevolge van mijn trap niet kapot ging. Vervolgens trok ik aan de deurgreep om de deur te kunnen openen. Ik zag dat de deur ook daadwerkelijk open ging. Ik voelde dat [verdachte] van binnenuit de auto trachtte de deur weer dicht te trekken. Ik schreeuwde op dat moment met luide stem en op duidelijke toon "politie, je bent aangehouden". Ik kan me niet meer herinneren of de motor van de auto op dat moment in werking was of niet. Ik trok op dat moment harder aan de deur. Ik zag dat de deur daardoor verder geopend werd. Ik kreeg op dat moment dus de gelegenheid om mijzelf in de opening van de deur te manoeuvreren met de bedoeling de bestuurder, welke ik op dat moment heel goed herkende omdat ik op een afstand van circa 1 meter van hem was verwijderd, fysiek aan te kunnen houden. Mijn gezicht en dat van [verdachte] waren op dat moment echt minder dan een meter van elkaar verwijderd. Ik herhaalde nogmaals dat hij was aangehouden. Ik was op dat moment met alle macht bezig de deur van de auto open te houden. Ik hoorde dat het toerental van de motor op dat moment fors omhoog ging en ik zag en voelde dat de auto snel in beweging kwam. Ik stond op dat moment met 1 been op de dorpel van de auto. Ik hing als het ware half in en half uit de auto. Ik zag ineens die muur op mij afkomen. Die muur is de muur van de onderdoorgang waar ik eerder over sprak. Als ik in die positie was blijven zitten dan zou de deur van de auto tegen de muur zijn aangeslagen waardoor ik letterlijk geplet zou worden tussen de muur en de deur van de auto. Ik was op dat moment echt bang dat het verkeerd zou aflopen. Om mezelf in veiligheid te brengen liet ik los waardoor mij verder letsel bespaard bleef. Ik zag dat het voertuig met [verdachte] als bestuurder vervolgens met hoge snelheid over de [plaats] wegreed in de richting van de [straatnaam] .
Ik ken [verdachte] doordat ik tijdens mijn diensten in de afgelopen jaren meerdere malen met hem te maken heb gehad. Ik heb [verdachte] onder andere op 2 juli 2017 van een scooter getrokken nadat hij zich onttrok aan een staandehouding.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van
17 december 2020, opgenomen op pagina 326 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 16] :
Op 17 december 2020, omstreeks 18.30 uur, was ik in mijn woning gelegen aan de [straatnaam] te Leeuwarden . Mijn moeder stond in de keuken. Ik hoorde haar zeggen dat er een motoragent op straat lag. Ik rende naar buiten en ik zag een politiemotor op de grond lag. Ik zag een auto voor mijn woning. Ik zag dat de auto midden op de weg stond.
Ik liep naar de motor en de auto toe. Het was een donkergroene auto. Het is een kleine oude auto.
Ik stond ter hoogte van het bestuurdersportier van de groene auto. Uit het niks kwam een man aan rennen. De man gebaarde dat ik uit de weg moest. De man stapte heel snel in zijn auto en sloot meteen het portier. Ik kan de man als volgt omschrijven: getinte Marokkaanse of Turkse man, 1,801,85 meter, zwart gemillimeterd haar, enge blik alsof hij wat op zijn kerfstok had, donkere vieze kleding, gezet postuur, 30/35 jaar oud.
Ik zag vervolgens een politieman aan komen rennen. Ik zag dat de politieman aan de deurklink voelde. Ik zag dat de deur niet open ging. Ik zag vervolgens dat de politieman een karatetrap tegen het raam gaf van de bestuurderszijde. Ik zag dat de politieman met zijn hand de deurklink van het bestuurdersportier vasthield. Ik hoorde dat de auto hoge toeren maakte. Ik zag dat de auto met een hoge snelheid wegreed. Ik zag dat de politieman de auto nog vasthad op het moment dat deze met hoge snelheid wegreed. Het scheelde niet veel of de politieman was tussen de auto en de muur platgedrukt. De auto reed vol gas weg.

Bewijsoverwegingen

ten aanzien van feit 1.
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat verdachte op
17 december 2020 de bestuurder van de personenauto was. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenning door aangever [naam 1] , die als politieambtenaar getraind is in het doen van waarnemingen. Daarnaast past verdachte in het door de getuige [naam 16] gegeven signalement gelet op zijn lengte, leeftijd en postuur, zoals dat door de rechtbank ter terechtzitting is waargenomen. De personenauto stond op verdachte zijn naam en verdachte heeft verklaard dat hij de personenauto ook wel gebruikte.
Het verweer van de raadsman dat aangever geen specifieke kenmerken van verdachte heeft gegeven en dat daarmee de herkenning onbetrouwbaar zou zijn, passeert de rechtbank. Het geven van specifieke kenmerken is vooral van belang in een situatie waarbij een aangever iemand nog nooit eerder heeft gezien. [naam 1] kent verdachte echter ambtshalve en heeft hem meermalen aangehouden. Hij wist dus hoe verdachte er uit zag. Voor het overige heeft de raadsman niets concreets gesteld waaruit zou blijken dat de herkenning door aangever onjuist zou zijn.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of dit handelen een strafbaar feit oplevert in een van de ten laste gelegde modaliteiten.
Opzet
Voor een bewezenverklaring van poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling is vereist dat bewezen is dat verdachte opzet heeft gehad op de dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting kan niet worden afgeleid dat bij verdachte sprake is geweest van het zogenaamde ‘volle opzet’ om [naam 1] van het leven te beroven dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voorwaardelijk opzet
Opzet op de dood dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan echter ook worden aangenomen als sprake is van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er een slachtoffer zou komen te overlijden dan wel zwaar lichamelijk letsel zou oplopen als gevolg van zijn gedragingen.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, of anders gezegd om een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is bovendien vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Uit de enkele omstandigheid dat die wetenschap bij de verdachte aanwezig is dan wel bij hem moet worden verondersteld, kan niet zonder meer volgen dat hij de aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard, omdat in geval van die wetenschap ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Van degene die weet heeft van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar die er (lichtvaardig) van is uitgegaan dat het gevolg niet zal intreden, kan wel worden gezegd dat hij met (grove) onachtzaamheid heeft gehandeld, en dus schuld heeft aan het ongeval, maar niet dat zijn opzet in voorwaardelijke vorm op dat gevolg gericht is geweest.
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waarom deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Bij de beoordeling of er in de onderhavige zaak sprake is van opzet in voorwaardelijke zin (op het primair dan wel subsidiair ten laste gelegde), heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Aanmerkelijke kans op de dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt dat zowel aangever [naam 1] als de getuige [naam 16] hebben verklaard dat de personenauto hoge toeren maakte. [naam 1] heeft verklaard dat de personenauto snel in beweging kwam en de getuige heeft verklaard dat de personenauto met hoge snelheid wegreed. De exacte snelheid van de personenauto is echter niet te achterhalen. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat het handelen van verdachte dodelijk zou zijn afgelopen. De kans op zwaar lichamelijk letsel is naar het oordeel van de rechtbank echter wel aanmerkelijk. Behalve de kans dat [naam 1] ingeklemd zou raken tussen de personenauto en de muur, bestond ook de kans dat hij door een val onder de personenauto terecht zou komen. In beide gevallen was de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk.
De rechtbank zal verdachte daarom van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
De rechtbank ziet zich voorts voor de vraag gesteld of verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het door verdachte met verhoogde snelheid wegrijden richting een smalle doorgang terwijl verdachte wist dat [naam 1] de personenauto vast had.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling.
ten aanzien van feit 3.
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 mei 2021;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 25 februari 2021, opgenomen oppagina 329 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 4] .
ten aanzien van de feiten 2. primair, 4., 5., 6., 7., 8. primair, 9. primair, 10. primair,

11. primair, 12. primair, 13. en 14. primair

De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting het volgende vast. In de periode van eind november 2020 tot en met eind februari 2021 zijn in en rond Leeuwarden en Bolsward diverse woninginbraken gepleegd. Bij geen van de woninginbraken was sprake van een heterdaad situatie. Dactyloscopische - en/of DNA-sporen op de gestolen goederen dan wel op de plaats delict zijn niet aanwezig. Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij deze feiten ontkend.
Met betrekking tot de door de officier van justitie aangegeven elementen waaruit de betrokkenheid van verdachte zou blijken, overweegt de rechtbank het volgende.
De aangegeven modus operandi is naar het oordeel van de rechtbank geen onderscheidende modus operandi. Veel woninginbraken worden gepleegd door met een breekijzer een raam te forceren. Daarbij worden ze vaak gepleegd op tijdstippen waarop het donker is. Ook het doorzoeken van huizen waarbij lades en kasten worden opgetrokken is niet ongebruikelijk dan wel bijzonder specifiek. De signalementen van verdachte personen in de buurt ten tijde van de woninginbraken zijn algemeen. Er lijkt sprake te zijn van een groep daders, maar onduidelijk is gebleven hoe de samenstelling van de groep was en uit welke personen de groep bestond.
De [auto] met het kenteken [kenteken] stond op naam van verdachte. Uit diverse verklaringen is de rechtbank gebleken dat niet alleen verdachte maar ook anderen, waaronder [naam 19] , [naam 20] , [naam 18] en [naam 21] , gebruik maakten van deze personenauto. Hoewel diverse getuigen verklaard hebben dat zij de [auto] ten tijde van de woninginbraak in de buurt hebben zien staan, betekent dit gelet op het voorgaande niet automatisch dat verdachte bij die woninginbraken betrokken was. Daarnaast constateert de rechtbank dat de volledige gegevens van het peilbaken geen onderdeel van het procesdossier zijn, zodat ook daaruit geen conclusie kan worden getrokken met betrekking tot de vraag of verdachte de hoofdgebruiker van de [auto] is geweest.
Met betrekking tot de telefoon van verdachte stelt de rechtbank vast dat, nog daargelaten welke conclusies getrokken zouden kunnen worden uit de wel beschikbare gegevens, het dossier evenmin een compleet beeld geeft van de historische locatiegegevens van de telefoon van verdachte. Daarbij merkt de rechtbank op dat het enkel aanstralen van een zendmast op een bepaalde locatie geen bevestiging is van de aanwezigheid van een verdachte in of bij een woning nabij die locatie. Ook uit het feit dat de telefoon van verdachte geen verbinding had met het netwerk in de periode waarin enkele inbraken zijn gepleegd, kan niet worden afgeleid dat verdachte betrokken was bij die inbraken.
Diverse goederen die bij de woninginbraken zijn weggenomen, worden aangetroffen in de woning van
[naam 19] , op diens slaapkamer. [naam 19] heeft bij de politie verklaard dat hij, [naam 19] , verschillende goederen had verworven. Ook dit getuigt niet van de betrokkenheid van verdachte. Het enkele feit dat verdachte ook wel in die woning verbleef, is daarvoor onvoldoende.
Hoewel het dossier sterke aanwijzingen bevat waaruit de betrokkenheid van verdachte bij de woninginbraken afgeleid kan worden, kan de rechtbank bij geen van de ten laste gelegde feiten vaststellen dat verdachte als pleger of als medepleger betrokken is geweest.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de feiten 2. primair, 4., 5., 6., 8. primair,
9. primair, 10. primair, 11. primair, 12. primair, 13. en 14. primair.
ten aanzien van feit 7. voorts
Ten aanzien van dit feit overweegt de rechtbank in het bijzonder nog het volgende. Aan verdachte is ter zake van dit feit, kort gezegd, ten laste gelegd dat hij zich op 17 december 2020 schuldig zou hebben gemaakt aan een poging tot diefstal uit een woning in de [straatnaam] te Leeuwarden . In het dossier bevindt zich een aangifte van [naam 8]
(p. 234). In deze aangifte geeft zij aan dat zij op 17 december 2020 te 18:30 uur thuiskwam bij haar woning, dat zij in de woonkamer iets hoorde vallen en veel lawaai hoorde. Zij veronderstelt dat zij de inbrekers heeft overlopen bij haar thuiskomst. Uit een proces-verbaal van bevindingen (p. 236) blijkt dat aangeefster van een buurtbewoonster heeft gehoord dat deze mogelijk de twee inbrekers heeft zien lopen op straat, kort voor de inbraak. Zij stapte om 18:15 uur op de fiets en zag toen twee personen op straat lopen in de bocht van de [straatnaam] met de [straatnaam] . Kort daarop werd zij in paniek door haar dochter gebeld die haar vertelde dat er twee mannen in de straat liepen en naar binnen keken. In het dossier bevindt zich ook een proces-verbaal van bevindingen ‘posten [verdachte] ’ (p. 389). Hierin relateert verbalisant [naam 17] dat hij zich op 17 december 2020 om 17:45 uur bevond op de [straatnaam] en dat hij zicht had op een personenauto met het kenteken [kenteken] die op naam stond van verdachte [verdachte] . Om 17:54 uur zag hij dat het voertuig parkeerde op 20 meter afstand vanaf zijn voertuig. Hij zag dat er drie personen uit het voertuig stapten. Om 18:22 uur zag verbalisant [naam 17] de drie personen weer lopen en in de auto stappen. Hij zag het voertuig starten en wegrijden in de richting van de [straatnaam] . Verbalisant [naam 1] ziet kort hierna het voertuig aan komen rijden vanaf de [straatnaam] . Nadat hij dit voertuig korte tijd heeft gevolgd vindt het onder feit 1 bewezenverklaarde incident plaats aan de [straatnaam] waarbij de rechtbank uitdrukkelijk heeft overwogen dat zij wettig en overtuigend bewezen vindt dat verdachte [verdachte] de bestuurder van de personenauto was. De rechtbank constateert dat de afstand tussen de [straatnaam] en de [straatnaam] volgens de routeplanner ongeveer 5 km is en dat berekend is dat de reistijd met de personenauto ongeveer 10 minuten bedraagt. Gelet op de genoemde tijdstippen bij beide feiten en de onderlinge afstand tussen de pleegplaatsen is bij de rechtbank zodanig veel twijfel ontstaan over de betrokkenheid van verdachte bij feit 7. dat hij hiervan dient te worden vrijgesproken
ten aanzien van de feiten 2. subsidiair, 8. subsidiair, 9. subsidiair, 10. subsidiair,

11. subsidiair, 12. subsidiair en 14. subsidiair

Aan verdachte is ter zake van deze feiten, kort gezegd, ten laste gelegd dat hij zich op verschillende tijdstippen op verschillende plaatsen schuldig zou hebben gemaakt aan het medeplegen van heling.
De rechtbank acht deze feiten niet wettig en overtuigend bewezen. Uit het dossier kan met onvoldoende zekerheid worden afgeleid dat het verdachte is geweest die de betreffende goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen. Daartoe overweegt de rechtbank dat de goederen volgens het proces-verbaal van bevindingen op
p. 364 e.v. zijn aangetroffen in de woning van [naam 19] op zijn slaapkamer. Uit de enkele omstandigheid dat verdachte een aantal keren in die woning heeft verbleven kan niet worden afgeleid dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de goederen in de slaapkamer van [naam 19] . Weliswaar heeft [naam 19] verklaard dat de goederen van verdachte zijn, maar de rechtbank vindt deze verklaring onvoldoende betrouwbaar om als bewijsmiddel te kunnen dienen. Met name ook nu [naam 19] heeft verklaard dat een aantal van de goederen (zoals een noteboek en een Tag Heuer horloge) aan hem toebehoorden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1. subsidiair en feit 3. wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 17 december 2020 te Leeuwarden , als bestuurder van een personenauto, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 1] , hoofdagent van politie, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, toen verdachte op de bestuurdersstoel van die personenauto was gezeten en die [naam 1] voornemens was verdachte aan te houden en het portier van die personenauto aan de bestuurderszijde had geopend en vervolgens meermalen verdachte de woorden had toegevoegd: "politie, je bent aangehouden" en die [naam 1] zich vervolgens gedeeltelijk in de deuropening van die auto had gemanoeuvreerd en met een been op de dorpel van die personenauto stond en zodoende zich gedeeltelijk in die personenauto bevond,
  • die personenauto heeft gestart en
  • het toerental van de motor van die personenauto heeft verhoogd en
  • met die personenauto is gaan rijden en daarbij de snelheid van die personenauto heeft verhoogd,zulks terwijl die [naam 1] zich gedeeltelijk in deuropening van die personenauto bevond en vervolgens
  • met die door verdachte bestuurde personenauto in de richting van een zich aldaar bevindende muuris gereden, waardoor die [naam 1] terwijl hij werd meegevoerd door die personenauto genoodzaakt was al rijdende die personenauto los te laten, teneinde te voorkomen dat bij
  • het zeer dicht bij die naderende muur langsrijden van verdachte met die personenauto,
die [naam 1] bekneld zou geraken tussen dat portier en die personenauto en aldus zo zijn lijf en leden te redden, althans een veilig heenkomen te zoeken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 23 februari 2021 te Bolsward een bromscooter van het merk Sym, voorzien van kenteken [kenteken] , die aan [naam 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

subsidiair Poging tot zware mishandeling
Diefstal
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1. subsidiair,
2. primair, 3., 4., 5., 7., 8. primair, 9. primair, 10. primair, 11. primair, 12. primair, 13. en 14. primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van één maand nu alleen ten aanzien van feit 3. een veroordeling kan volgen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van Reclassering Nederland van 14 juli 2021 en 13 april 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft de door hem bestuurde personenauto met snelheid in de richting van een muur gestuurd, terwijl het slachtoffer zich deels in die personenauto bevond. Het slachtoffer, een agent, was bezig met de uitvoering van zijn werkzaamheden en duidelijk herkenbaar. Dat hij daarbij bijna geen letsel heeft opgelopen, is niet aan verdachte te danken geweest, maar aan het slachtoffer die tijdig de personenauto heeft losgelaten. Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een bromscooter.
Als strafverzwarende factor weegt de rechtbank mee dat verdachte de door hem bestuurde personenauto als wapen heeft gebruikt.
Daarnaast neemt de rechtbank het strafblad van verdachte mee, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
Uit het rapport van Reclassering Nederland van 14 juli 2021 blijkt dat de reclassering het recidiverisico als hoog inschat. Omdat verdachte niet meer wenst mee te werken aan interventies gericht op gedragsverandering en zijn verslavingsproblematiek, adviseert de reclassering bij een veroordeling een straf zonder oplegging van bijzondere voorwaarden.
Gelet op het bovenstaande en gelet op het feit dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden. Van deze straf zal het reeds door verdachte ondergane voorarrest worden afgetrokken.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank stelt vast dat op grond van het dossier is komen vast te staan dat strafbare feiten zijn begaan met behulp van het breekijzer (goednummer 1362212) en zal daarom de onttrekking aan het verkeer daarvan bevelen.
Voorts stelt de rechtbank vast dat niet is gebleken dat met behulp van het breekijzer (goednummer 1362208) een strafbaar feit is gepleegd en zal daarom de teruggave aan [naam 19] gelasten.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een
GPS-tracker (goednummer 136186) en een poloshirt (goednummer 1362174), moeten worden teruggegeven aan [naam 19] nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partijen

ten aanzien van feit 1.
[naam 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 400,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, afwijzing van de vordering verzocht.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het subsidiair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 december 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
ten aanzien van feit 3.
[naam 4] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 95,90 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering niet is onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, afwijzing van de vordering verzocht.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering niet is onderbouwd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36c, 36f, 45, 57, 302 en 310 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair, 2. primair, 2. subsidiair, 4., 5., 6., 7., 8. primair, 8. subsidiair, 9. primair, 9. subsidiair, 10. primair, 10. subsidiair, 11. primair, 11. subsidiair, 12. primair, 12. subsidiair, 13., 14. primair en 14. subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeerhet in beslag genomen breekijzer (goednummer 1362212).
Gelast de teruggaveaan [naam 19] van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen, te weten een breekijzer (goednummer 1362208, een GPS-tracker (goednummer 136186) en een poloshirt (goednummer 1362174).

Benadeelde partijen

Ten aanzien van feit 1. subsidiair
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [naam 1] te betalen:
  • het bedrag van € 400,00 (zegge: vierhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 december 2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [naam 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 400,00 (zegge: vierhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van acht dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Ten aanzien van feit 3.
Verklaart de vordering van [naam 4] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [naam 4] zijn eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van Linde, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. L.M. Praamstra, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 juni 2022.