ECLI:NL:RBNNE:2022:1810

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
184140
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorziening in het kader van schuldsanering en beslaglegging

Op 31 mei 2022 heeft [A] een verzoek ingediend tot het geven van een voorlopige voorziening bij voorraad, als bedoeld in artikel 287 lid 4 Faillissementswet (Fw), en een verzoekschrift om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De gevraagde voorziening houdt in de opschorting van de door [B] aangekondigde beslaglegging op de inboedelgoederen van [A] tot de rechtbank heeft beslist op het verzoekschrift van [A]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisende situatie, aangezien [B] heeft aangekondigd dat er op 9 juni 2022 executoriaal beslag zal worden gelegd op de roerende zaken van [A].

[A], een ex-militair die PTSS heeft opgelopen, stelt dat een beslaglegging zijn financiële situatie ernstig zal schaden en dat hij kosten moet maken voor een nieuwe inboedel. De rechtbank overweegt dat de belangen van [A] bij schorsing van de executie niet opwegen tegen de belangen van [B] bij voortzetting daarvan. De rechtbank wijst erop dat artikel 287 lid 4 Fw bedoeld is voor noodmaatregelen met betrekking tot primaire levensbehoeften en niet om een verzoeker in dezelfde positie te brengen als tijdens de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank concludeert dat [A] de noodzakelijke inboedel zal behouden en dat er geen sprake is van misbruik van recht door [B].

Het verzoek van [A] wordt afgewezen, maar de rechtbank verleent [A] wel een termijn van dertig dagen om het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling aan te vullen. De beschikking is gegeven door mr. H.J. Idzenga en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2022. Hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
zaaknummer: C/17/184140 / FT RK 22/327
beschikking van 7 juni 2022
in de zaak van:
[A],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
,
hierna te noemen: [A] ,
tegen
[B],
wonende te [woonplaats] ,
vertegenwoordigd door BoitenLuhrs Incasso & Gerechtsdeurwaarders,
Postbus 45608,
2504 BA 's-Gravenhage,
hierna te noemen: [B] .

1.Het procesverloop

1.1.
Op 31 mei 2022 heeft [A] een verzoek ingediend tot het geven van een
voorlopige voorziening bij voorraad als bedoeld in artikel 287 lid 4 Faillissementswet (Fw).
alsook een verzoekschrift ex artikel 284 Fw om te worden toegelaten tot de wettelijke
schuldsaneringsregeling.
1.2.
De gevraagde voorziening houdt in opschorting van de door [B] aangekondigde beslaglegging op de inboedelgoederen van [A] voor de periode dat de rechtbank nog niet heeft beslist op het verzoekschrift van [A] ex artikel 284 Fw alsook om [A] een termijn van 30 dagen te verstrekken om het ingediende verzoekschrift ex artikel 284 Fw te completeren. Het verzoekschrift als bedoeld in artikel 287 lid 4 Fw is pro forma behandeld ter zitting van vandaag.

2.De feiten

2.1.
Uit het verzoekschrift blijkt dat [A] , ex-militair, als gevolg van militaire missies in de jaren negentig PTSS heeft opgelopen. Daardoor heeft [A] gedurende een periode zware medicatie genomen en therapieën gevolgd, in welke periode schulden zijn ontstaan. Sinds mei 2022 staat [A] onder beschermingsbewind.
2.2.
[B] heeft een vordering op [A] uit kracht van een vonnis van 9 juni 2009 ter hoogte van € 7.312,90 inclusief rente en kosten. Op 24 mei 2022 heeft BoitenLuhrs Incasso & Gerechtsdeurwaarders [A] namens [B] schriftelijk bericht dat op 9 juni 2022 uit kracht van voormeld vonnis executoriaal beslag zal worden gelegd op diens roerende zaken.

3.Het standpunt van [A]

3.1.
stelt zich blijkens het verzoekschrift op het standpunt dat zijn belang bij de schorsing van de voorgenomen executie door [B] erin gelegen is dat een eventuele beslaglegging ten koste zal gaan van zijn financiële situatie. In het zicht van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal [A] kosten moeten maken om zich een nieuwe inboedel te verschaffen. Daarnaast staat de hoogte van de verkoopopbrengst van zijn inboedel niet in verhouding tot de te maken kosten. Tot slot is het belang van [A] daarin gelegen dat, vanwege zijn kwetsbare geestelijke gezondheid, een beslaglegging door een deurwaarder met politie erg belastend is.

4.De overwegingen van de rechtbank

4.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat sprake is van een spoedeisende situatie als bedoeld in artikel 287 lid 4 Fw, nu [B] bij monde van de gerechtsdeurwaarder heeft aangekondigd dat executoriale beslaglegging op de roerende zaken van [A] zal plaatsvinden op 9 juni 2022.
4.2.
Verder stelt de rechtbank voorop dat het een schuldeiser, totdat op een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is beslist, in beginsel vrijstaat om door middel van een executoriaal beslag zijn vordering te innen. Wanneer een schuldenaar in zo'n geval een verzoek ex artikel 287 lid 4 Fw indient, zal de rechtbank het belang van die schuldeiser bij het voortzetten van de executie moeten afwegen tegen het belang van de schuldenaar bij het behoud van de beslagen zaak.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat de belangen die [A] heeft bij schorsing van de executie onvoldoende opwegen tegen de belangen van [B] bij voortzetting daarvan en zij overweegt hiertoe als volgt. Artikel 287 lid 4 Fw is bedoeld om een noodmaatregel te kunnen treffen in verband met primaire levensbehoeften als woonruimte, gas/water/licht en noodzakelijke woninginrichting en niet bedoeld om een verzoeker in dezelfde positie te brengen als tijdens de wettelijke schuldsaneringsregeling (vgl. Rechtbank 's-Gravenhage, 29 november 2010, LJN BO9260). De rechtbank overweegt in dit kader dat ingevolge artikel 447 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in samenhang met artikel 3:5 Burgerlijk Wetboek (BW) niet voor beslag vatbaar zijn
'het geheel van tot huisraad en tot stoffering en meubilering van een woning dienende roerende zaken, met uitzondering van boekerijen en verzamelingen van voorwerpen van kunst, wetenschap of geschiedkundige aard'. Het doel van deze bepalingen is om een schuldenaar, in het geval van beslaglegging, het minimale wat nodig is voor zijn levensonderhoud te laten behouden. Een schuldeiser is daarmee enkel gerechtigd om bovenmatige inboedel in beslag te nemen. Gelet hierop overweegt de rechtbank dat [A] derhalve de voor hem noodzakelijke inboedel zal behouden. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom van een belang van [A] bij schorsing van de executie vanwege de te maken kosten voor de aanschaf van een nieuwe inboedel na beslaglegging, geen sprake. Voor zover [A] met zijn stelling dat de kosten van beslaglegging niet opwegen tegen de te verwachten verkoopopbrengst heeft willen betogen dat [B] misbruik maakt van zijn recht, overweegt de rechtbank dat deze stelling door [A] niet is onderbouwd. Daarnaast doorkruist de voorgenomen beslaglegging niet de kans tot toepassing van de wettelijke schuldsanering en ook is niet gesteld of gebleken dat [A] door de beslaglegging wordt belemmerd in het te zijner tijd voldoen aan de verplichtingen die een eventuele toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling met zich meebrengt. Tot slot overweegt de rechtbank dat het voorkomen van de impact die een beslaglegging zal hebben op [A] , hoe vervelend ook, geen belang is dat artikel 287 lid 4 Fw beoogt te beschermen. De rechtbank zal het verzoek van [A] daarom afwijzen.
4.4.
Het verzoek van [A] tot het verlenen van een termijn van 30 dagen om het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling aan te vullen, zal evenwel conform artikel 287 lid 2 Fw worden toegewezen. Op dit verzoek zal bij afzonderlijk vonnis worden beslist.
4.5.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.BESLISSING

De rechtbank
- wijst het verzoek af.
- verstrekt [A] vanaf heden een termijn van dertig dagen om het ingediende verzoekschrift om te mogen worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling te completeren.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J. Idzenga en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2022, in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.Door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden locatie Leeuwarden, te rekenen van de dag van de uitspraak en door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.