Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het standpunt van [A]
4.De overwegingen van de rechtbank
'het geheel van tot huisraad en tot stoffering en meubilering van een woning dienende roerende zaken, met uitzondering van boekerijen en verzamelingen van voorwerpen van kunst, wetenschap of geschiedkundige aard'. Het doel van deze bepalingen is om een schuldenaar, in het geval van beslaglegging, het minimale wat nodig is voor zijn levensonderhoud te laten behouden. Een schuldeiser is daarmee enkel gerechtigd om bovenmatige inboedel in beslag te nemen. Gelet hierop overweegt de rechtbank dat [A] derhalve de voor hem noodzakelijke inboedel zal behouden. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom van een belang van [A] bij schorsing van de executie vanwege de te maken kosten voor de aanschaf van een nieuwe inboedel na beslaglegging, geen sprake. Voor zover [A] met zijn stelling dat de kosten van beslaglegging niet opwegen tegen de te verwachten verkoopopbrengst heeft willen betogen dat [B] misbruik maakt van zijn recht, overweegt de rechtbank dat deze stelling door [A] niet is onderbouwd. Daarnaast doorkruist de voorgenomen beslaglegging niet de kans tot toepassing van de wettelijke schuldsanering en ook is niet gesteld of gebleken dat [A] door de beslaglegging wordt belemmerd in het te zijner tijd voldoen aan de verplichtingen die een eventuele toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling met zich meebrengt. Tot slot overweegt de rechtbank dat het voorkomen van de impact die een beslaglegging zal hebben op [A] , hoe vervelend ook, geen belang is dat artikel 287 lid 4 Fw beoogt te beschermen. De rechtbank zal het verzoek van [A] daarom afwijzen.