ECLI:NL:RBNNE:2022:180

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
181838
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakantie naar Turkije met minderjarige in het kader van reisbeperkingen door Covid-19

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 19 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die de ouders zijn van een minderjarige. De vrouw verzocht om vervangende toestemming van de rechtbank om met hun kind naar Turkije te reizen voor een periode van drie weken, terwijl de man hiertegen bezwaar maakte. De vrouw stelde dat zij haar ouders, die in Eritrea wonen, al zes jaar niet had gezien en dat dit de enige kans was om hen te ontmoeten. De man vreesde echter dat de vrouw niet zou terugkeren uit Turkije en dat dit in het belang van het kind niet verantwoord was.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw en het kind hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben en dat de Nederlandse rechter bevoegd is om de zaak te behandelen. De rechter heeft de belangen van het kind en de vrouw afgewogen, evenals de zorgen van de man. De RvdK heeft aangegeven dat contact met de familie belangrijk is, maar dat het contact met de vader ook gewaarborgd moet blijven. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten om de vrouw vervangende toestemming te verlenen, onder de voorwaarde dat het reisadvies van de Nederlandse overheid op de dag van vertrek geen reisbeperkingen oplegt. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de vrouw het recht heeft om met haar kind op vakantie te gaan en dat dit ook in het belang van het kind is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
Kort-gedingnummer: C/17/181838/ KG ZA 21/249
vonnis van de voorzieningenrechter in het kort-geding d.d. 19 januari 2022
inzake
[naam],
domicilie kiezende ten kantore van haar advocaat,
hierna ook te noemen de vrouw,
verzoekster in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F.L. Donders, kantoorhoudende te Tilburg,
tegen
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de man,
verweerder in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.S. Bauer, kantoorhoudende te Leeuwarden.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- producties ingediend namens de man, ontvangen op 29 december 2021;
- de vordering in reconventie met productie, ontvangen op 4 januari 2022;
- de vermeerdering/wijziging van eis, overgelegd ter zitting op 6 januari 2022;
- de gewijzigde vordering in reconventie, overgelegd ter zitting op 6 januari 2022;
- de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren van 6 januari 2022.
1.2.
Ter zitting met gesloten deuren van 6 januari 2022 zijn verschenen;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Donders, alsmede door de heer A. Ifzaren, tolk Arabisch (tolknummer: 2491);
- de man (telefonisch aanwezig), bijgestaan door mr. Bauer;
- mevrouw C. Heins, namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de RvdK).
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

In conventie
2.1.
De vrouw heeft, na wijziging van eis, gevorderd te bepalen dat de toestemming van de man wordt vervangen door die van de rechtbank ten aanzien van de minderjarige [naam] ( [het kind] ), geboren op [geboortedag] 2017, ten behoeve van de reis naar en verblijf van [het kind] met de vrouw in of in de omgeving van Karaman (Turkije) gedurende drie aangesloten weken in de periode tussen 6 januari 2022 en 1 maart 2022.
In reconventie
2.2.
De man heeft, na wijziging van eis in reconventie, gevorderd de vrouw te veroordelen om binnen 6 uur na het in deze te wijzen vonnis het paspoort van [het kind] af te geven aan de man of diens advocaat (of desgewenst aan haar eigen advocaat mits deze toezegt dat zij het paspoort pas na 1 april 2022 aan de vrouw zal teruggeven) op straffe van een door de vrouw aan de man te verbeuren dwangsom van € 500,- voor elke dag dat zij het vonnis niet naleeft. Voorts heeft de man gevorderd de vrouw te verbieden om met [het kind] Nederland te verlaten in de periode tussen 6 januari 2022 en 1 april 2022, . Dat laatste op straffe van een aan de man te verbeuren dwangsom van € 20.000,-.

3.De beoordeling

3.1.
Vanwege de nauwe samenhang tussen de vordering in conventie en reconventie, worden de vorderingen gezamenlijk behandeld. Op basis van de gedingstukken en de toelichting door partijen ter zitting staat het spoedeisend belang van de vorderingen vast.
3.2.
Voor deze procedure gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat partijen in ieder geval een affectieve relatie hebben gehad. Mogelijk zijn zij nog gehuwd. Er is een echtscheidingsprocedure aanhangig gemaakt. Partijen zijn de ouders van [naam] , geboren op [geboortedag] 2017 te [geboorteplaats] . [het kind] woont bij de vrouw. Of sprake is van gezamenlijk gezag is nog niet duidelijk, maar de voorzieningenrechter gaat er voor dit moment, net als partijen, vanuit dat dat het geval is.
3.3.
De vrouw en [het kind] hebben op dit moment hun gewone verblijfplaats in Nederland. De vordering van de vrouw heeft betrekking op wat in artikel 1 lid 1 sub b en lid 2 sub a juncto artikel 8 lid 1 van Verordening (EG) nr. 2201/2003 "ouderlijke verantwoordelijkheid" wordt genoemd. Dit brengt met zich dat de Nederlandse rechter bevoegd is de zaak te behandelen en te beslissen.
3.4.
Op grond van artikel 15, eerste lid, van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996, past de Nederlandse rechter als hij bevoegd is, Nederlands recht toe.
Bespreking van de standpunten van partijen en de RvdK en beoordeling daarvan
3.5.
De vrouw heeft gesteld dat zij graag met [het kind] naar Turkije (in of nabij de plaats Karaman) wil reizen en daar bij haar zus wil verblijven voor een familiebezoek. Haar zus woont in Turkije en haar ouders, die in Eritrea wonen, hebben een visum gekregen voor een verblijf in Turkije bij de zus. De vrouw heeft haar ouders al zes jaar niet gezien en haar ouders en [het kind] hebben elkaar nog nooit lijflijk gezien. De vrouw heeft gesteld dat dit voorlopig de enige mogelijkheid lijkt dat zij en [het kind] haar ouders kunnen zien.
3.6.
De man wil geen toestemming geven aan de vrouw om met [het kind] naar Turkije af te reizen en is van mening dat er zwaarwegende belangen zijn op grond waarvan ook de voorzieningenrechter geen vervangende toestemming zou moeten verlenen.
3.7.
De RvdK heeft ter zitting aangegeven dat het in het belang is van [het kind] dat hij contact heeft met zijn familie. Wat betreft de continuïteit van de omgang is het in het algemeen zo dat vakanties omgangsregelingen doorkruisen en dat zal bij partijen naar verwachting in de toekomst vaker zo zijn. Belangrijk is wel dat [het kind] en de man ook contact kunnen hebben als [het kind] in Turkije is en dat kan via (video)belcontact. Het contact van [het kind] met zijn vader weegt volgens de RvdK zwaarder dan het contact dat [het kind] kan hebben met andere familieleden, maar na de vakantie zal de omgangsregeling gewoon weer doorlopen. Over het risico dat de vrouw niet terugkeert uit Turkije overweegt de RvdK dat haar dit vanwege de strafbaarheid ervan grote problemen zal opleveren. Het is een lastige belangenafweging, aldus de RvdK.
3.8.
De voorzieningenrechter zal de vrouw vervangende toestemming verlenen om drie weken aangesloten met [het kind] naar Turkije te gaan in de periode van 6 januari 2022 tot 1 maart 2022 met in achtneming van hetgeen zij hieronder over de bezwaren van de man en de opmerkingen van RvdK zal overwegen.
3.9.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de vrouw het recht heeft om met [het kind] op vakantie te kunnen gaan en dat een vakantie en het familiebezoek ook in het belang van [het kind] is. Inherent aan het op vakantie gaan met één ouder is dat de omgang met de andere ouder tijdelijk wordt onderbroken. De voorzieningenrechter overweegt echter dat zij ervan uitgaat dat de vrouw haar toezegging ter zitting, dat het contact tussen de man en [het kind] tijdens het verblijf van [het kind] in Turkije door middel van (video)bellen kan plaatsvinden, gestand zal doen. De voorzieningenrechter erkent dat het contact tussen de man en [het kind] nog maar pril is, maar stelt aan de hand van de overgelegde stukken en hetgeen partijen ter zitting over de omgang hebben verklaard vast dat er inmiddels door begeleiding vanuit Uniform Hulpaanbod een redelijke basis is gelegd voor een stabiele omgang. De voorzieningenrechter heeft het vertrouwen en de verwachting dat met het toegezegde (video)belcontact tussen de man en [het kind] tijdens zijn verblijf in het buitenland, het contact voldoende wordt gegarandeerd en gecontinueerd om bij terugkomst, mede gelet op de betrokkenheid van hulpverlening, zonder problemen weer te kunnen worden voortgezet. Niet duidelijk is wanneer de door de man gestelde uitbreiding van de omgang zal plaatsvinden en in welke vorm. De voorzieningenrechter kan hiermee dan ook geen rekening houden in haar belangenafweging. Daarnaast heeft de vrouw toegelicht dat de mogelijkheid om haar ouders te zien zich nu voordoet en dat zij niet de keuze heeft om bijvoorbeeld over een half jaar haar ouders te kunnen zien. Ook heeft zij voldoende aannemelijk gemaakt dat haar ouders niet een langere periode bij haar in Nederland kunnen verblijven, omdat zij dan problemen krijgt met de gemeente vanwege haar bijstandsuitkering. De voorzieningenrechter overweegt voorts dat een schoolonderbreking doorgaans niet in het belang van een kind kan worden geacht, maar zij stelt vast dat [het kind] nog niet leerplichtig is. Zij ziet daarom geen reden om de schoolonderbreking hier zwaar te laten meewegen, mede gelet op de leeftijd van [het kind] .
3.10.
Ten aanzien van de vrees van de man dat de vrouw niet met [het kind] zal terugkeren uit Turkije overweegt de voorzieningenrechter dat zij onvoldoende aanwijzingen heeft dat dit een reëel risico is. De vrouw heeft desgevraagd aangegeven dat zij, anders dan voorheen wellicht het geval is geweest toen zij overwoog in Zweden te gaan wonen, geen voornemen heeft om naar een buitenland te verhuizen. Zij is haar leven aan het opbouwen in Nederland en [het kind] gaat hier naar school. Zij heeft haar diploma's gehaald in het kader van haar verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in Nederland en wil zich gaan inschrijven voor een opleiding. De voorzieningenrechter overweegt dat als de vrouw niet terugkeert naar Nederland zij haar verblijfsvergunning op het spel zet. Daarnaast is het de vrouw bij vonnis in kort geding van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 maart 2020 op straffe van een dwangsom verboden om te verhuizen naar een plaats buiten Nederland. Ten slotte is op de zitting besproken dat de vrouw zich schuldig maakt aan kinderontvoering en daarmee een strafbaar feit pleegt als zij niet met [het kind] terugkeert naar Nederland en dat [het kind] op grond van het Haags Kinderontvoeringsverdrag, waar ook Turkije partij zich bij heeft aangesloten, weer terug naar Nederland zal moeten worden gebracht.
3.11.
Voor wat betreft de regio in Turkije waar de vrouw naartoe wil gaan, overweegt de voorzieningenrechter dat de man onvoldoende heeft onderbouwd dat deze onveilig is voor [het kind] . De voorzieningenrechter begrijpt dat de man zou willen weten waar [het kind] exact verblijft en dat hij de garantie wil hebben dat [het kind] niet naar onveilige gebieden in Turkije (zoals het grensgebied met Syrië) gaat. Anderzijds heeft de voorzieningenrechter begrip voor de vrouw dat zij, gelet op de voorgeschiedenis tussen partijen, niet wil dat de man precies weet waar zij verblijft. In dit verband adviseert de voorzieningenrechter dat de vrouw als waarborg haar exacte verblijfplaats en haar reisplan in ieder geval bekend maakt aan haar advocaat, zodat bij calamiteiten bekend is waar [het kind] verblijft.
3.12.
Tenslotte overweegt de voorzieningenrechter dat het reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar Turkije in verband met Covid-19 (het Coronavirus) ten tijde van de behandeling ter zitting luidt dat wordt geadviseerd alleen noodzakelijke reizen te maken. De voorzieningenrechter is, anders dan door de vrouw ter zitting gesteld, van oordeel dat de reis naar Turkije ondanks dat zij familieleden zullen zien, niet valt aan te merken als een noodzakelijke reis. Indien dit reisadvies echter weer bijgesteld wordt in “geen veiligheidsrisico’s”(groen) of “let op, veiligheidsrisico’s” (geel) (zie hiervoor https://www.nederlandwereldwijd.nl/landen/turkije/reizen/reisadvies), dan ziet de rechtbank in de argumenten van de man onvoldoende aanleiding de vrouw toestemming voor de reis met de minderjarige naar Turkije te onthouden.
3.13.
Gelet op al het voorgaande zal de voorzieningenrechter de vrouw derhalve toestemming verlenen om met [het kind] naar Turkije te reizen, onder de voorwaarde dat op de dag van vertrek het reisadvies van de Nederlandse overheid reizen naar Turkije niet afraadt (en er dus geen code oranje of rood is afgegeven).

4.Beslissing

De voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding:
in conventie en reconventie
4.1.
verleent aan de vrouw vervangende toestemming om in de periode van 6 januari 2022 tot 1 maart 2022 drie weken aangesloten met de minderjarige [naam] , geboren op [geboortedag] 2017 te [geboorteplaats] , te reizen naar Karaman (Turkije), onder de voorwaarde dat op de dag van vertrek het reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken - om in het kader van de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan - reizen naar Kazarman (Turkije) niet afraadt (en er dus geen code oranje of rood is afgegeven);
4.2.
bepaalt dat de vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de man;
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Coleo-Oude Lohuis, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2022. Bij afwezigheid van mr. J.M. Coleo-Oude Lohuis is deze beschikking ondertekend door
mr. J. Teertstra.
(
fn: 679)