ECLI:NL:RBNNE:2022:1798

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
183780
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkingen op reisbewegingen van een ouder met kinderen in het kader van eenhoofdig gezag en veiligheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die de ouders zijn van twee minderjarige kinderen. De man vorderde een verbod voor de vrouw om met de kinderen naar Syrië te reizen, omdat hij vreesde dat de veiligheid van de kinderen in het gedrang zou komen. De vrouw had aangegeven dat zij van plan was om met de kinderen naar Syrië te reizen om haar familie te bezoeken, maar de man verwees naar het negatieve reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat voor geheel Syrië de kleurcode rood had afgegeven. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrijheid van de vrouw om met de kinderen te reizen begrensd wordt door de belangen van de kinderen, die niet onaanvaardbaar in het gedrang mogen komen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het op dit moment niet veilig is voor de kinderen om naar Syrië te reizen, en dat de belangen van de kinderen onaanvaardbaar geschaad zouden worden door de reis. Daarom werd het gevorderde verbod toegewezen voor de periode van de betekening van het vonnis tot 1 september 2022, met een dwangsom van € 500,- per dag bij overtreding, tot een maximum van € 10.000,-. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
Kort-gedingnummer: C/17/183780 / KG ZA 22/66
vonnis van de voorzieningenrechter in het kort-geding d.d. 1 juni 2022
inzake
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna ook te noemen: de man,
advocaat: mr. H.D. Postma, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
hierna ook te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A.J. de Boer, kantoorhoudende te Leeuwarden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de conceptdagvaarding van de man, ingekomen op 6 mei 2022;
- een e-mail van de man van 6 mei 2022 met bijlagen;
- een e-mail van de man van 17 mei 2022;
- de betekende dagvaarding met producties, ingekomen op 13 mei 2022;
- de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren op 19 mei 2022.
1.2.
Ter zitting van 19 mei 2022 zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, alsmede door mevrouw S. Azzis, tolk Arabisch;
- mevrouw [A.] , namens de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Leeuwarden (hierna: de RvdK).
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op grond van de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.2.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van de nog minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] te [plaats] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] te [plaats] (hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen).
2.3.
De man heeft de kinderen erkend. De ouders oefenden gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de kinderen.
2.4.
De ouders komen oorspronkelijk uit Syrië en zijn in 2015 als vluchteling naar Nederland gekomen. Beide partijen hebben de Syrische nationaliteit. Nadat de ouders in 2019 uit elkaar zijn gegaan, zijn de kinderen bij de vrouw blijven wonen.
2.5.
Bij beschikking van 28 april 2021 heeft deze rechtbank bepaald, dat de vrouw voortaan alleen met de uitoefening van het gezag over de kinderen zal zijn belast. In afwachting van het hulpverleningstraject Beschermde Omgang en Coaching na Scheiding via het Kenniscentrum Kind & Echtscheiding (KKE) van Jeugdhulp Friesland, heeft de rechtbank de beslissing over de zorgregeling aangehouden voor de duur van negen maanden. In hoger beroep heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hof) bij beschikking van 31 maart 2022 voormelde beschikking bekrachtigd, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

3.Het geschil

3.1.
De man heeft - na schriftelijke wijziging van eis - gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de vrouw te verbieden om voor de duur van één jaar, althans in de periode van 25 mei 2022 tot 1 september 2022, althans in de periode van 30 juni 2022 tot 1 september 2022, althans in een in goede justitie te bepalen periode, samen met de kinderen van partijen naar Jordanië en Syrië te gaan op welke wijze en voor welk doeleinde dan ook, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag of dagdeel dat de vrouw nalaat aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen;
een in goede justitie te bepalen voorlopige voorziening te treffen;
de vrouw in de kosten en de nakosten van deze procedure te veroordelen.
3.2.
Daartoe voert de man het volgende aan. De vrouw heeft de man te kennen gegeven dat zij voornemens is om voor de duur van drie maanden met de kinderen af te reizen naar Syrië. In eerste instantie zou de vrouw op 25 mei 2022 vertrekken, later is de vertrekdatum gewijzigd in 30 juni 2022. De man stelt dat - gelet op dit voornemen - de vrouw haar verplichtingen uit de artikelen 1:247 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) en 1:377b lid 1 BW heeft geschonden dan wel zal schenden bij het afreizen met de kinderen naar en verblijf in Syrië voor de duur van drie maanden. Daarnaast heeft de man gesteld, dat in het kader van een eventueel door de voorzieningenrechter te maken belangenafweging het gevraagde verbod moet worden toegewezen. Door het Ministerie van Buitenlandse zaken is voor geheel Syrië een reisadvies code rood afgegeven. Dit betekent dat het te gevaarlijk is om naar Syrië te reizen. De vrouw heeft aangegeven, dat zij naar het Zuiden van Syrië zal afreizen, waar het volgens de vrouw wel veilig is, maar zij heeft dit standpunt niet onderbouwd. Door naar een gevaarlijk gebied te willen afreizen kan de vrouw de veiligheid van de kinderen niet garanderen, temeer niet nu beide partijen als vluchteling naar Nederland zijn gekomen. Bovendien heeft de man geen enkele garantie, dat de vrouw met de kinderen naar Nederland terug zal komen.
3.3.
De vrouw voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
De Nederlandse rechter komt in dezen rechtsmacht toe. De rechtbank past in deze voorlopige voorzieningenprocedure Nederlands recht toe.
Spoedeisend belang
4.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er sprake is van een spoedeisend belang, omdat de vrouw voornemens is om op korte termijn af te reizen naar Syrië. De voorzieningenrechter komt daarom toe aan een inhoudelijke beoordeling. Het spoedeisend belang wordt ook niet door de vrouw betwist.
Bespreking van de standpunten van partijen en de RvdK en de beoordeling daarvan
4.3.
Vooropgesteld wordt dat de vrouw, nu zij met het eenhoofdig gezag over de kinderen is belast, in beginsel de bevoegdheid heeft om met de kinderen naar het buitenland op vakantie te gaan. Gelet op artikel 1:247 lid 1 BW heeft de vrouw onder meer de plicht en het recht de kinderen te verzorgen en op te voeden. Waar de man stelt dat de vrouw de verplichting van artikel 1:247 BW ook jegens hem heeft, volgt de voorzieningenrechter de man in zoverre, dat de in artikel 1:247 lid 3 BW neergelegde norm, die inhoudt dat het ouderlijk gezag mede omvat de verplichting om de ontwikkeling van de banden van het kind met de andere ouder te bevorderen, zich ook richt tot de vrouw als de alleen met het gezag belaste ouder. De man heeft op grond van artikel 1:377a BW het recht en de verplichting tot omgang met de kinderen.
4.4.
Met inachtneming hiervan moet de vraag worden beantwoord of de man de vrouw kan doen verbieden met de kinderen (via Jordanië) naar Syrië te reizen, zoals de man stelt en de vrouw betwist. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt in dit verband als volgt.
4.5.
Vooropgesteld wordt dat het de vrouw in beginsel vrij staat om met de kinderen naar het buitenland te reizen. Niettemin vindt deze vrijheid haar begrenzing in de belangen van de kinderen, die niet onaanvaardbaar in het gedrang mogen komen. Eén van die belangen is dat de instandhouding van de band tussen de kinderen en de man niet in het gedrang mag komen.
4.6.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de man eens in de twee weken begeleide omgang heeft met de kinderen bij het KKE. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw gesteld, dat zij voornemens is gedurende de periode van 30 juni 2022 tot 30 augustus 2022 naar Syrië te gaan om haar familie te bezoeken. Ze zal daartoe eerst naar Jordanië vliegen, waarvoor zij de vliegticket reeds heeft gereserveerd, en van daaruit naar Syrië reizen. De vrouw stelt dat de man gedurende voormelde periode via beeldbellen contact met de kinderen kan hebben. Dit is mogelijk nu ook de vrouw via (beeld)bellen contact met haar familie in Syrië heeft.
4.7.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Hoewel tijdens een eventueel verblijf van de vrouw met de kinderen in Syrië er (tijdelijk, voor drie maanden) geen fysiek contact tussen de man en de kinderen kan plaatsvinden, zou in deze periode - en de vrouw staat hier voor open - wel via beeldbellen contact kunnen zijn. Het KKE zou ook dit contact kunnen begeleiden. In dit verband wijst de voorzieningenrechter erop dat het in het belang van de kinderen wordt geacht dat zij, in het kader van hun identiteitsontwikkeling, niet alleen via beeldbellen, maar ook fysiek kennis maken met de familie die woonachtig is in het land van herkomst van beide ouders. Gelet op voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel, dat door de door de vrouw gewenste reis naar Syrië de band tussen de man en de kinderen niet in het gedrang komt, nu het een relatief korte periode betreft en de kinderen in deze periode via beeldbellen contact met de man zouden kunnen hebben.
4.8.
Een ander belang van de kinderen is hun veiligheid. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft voor Syrië als reisadvies het volgende - thans nog steeds geldende - reisadvies afgegeven:
"De kleurcode van het reisadvies voor Syrië is rood. Dit betekent dat het te gevaarlijk is om naar Syrië te reizen. Wat uw situatie ook is: ga er niet naartoe. Gaat u toch naar Syrië? Dan is dit uw eigen verantwoordelijkheid. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kan u niet of waarschijnlijk niet helpen als u in de problemen komt."
4.9.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven, dat zij haar familie in Syrië al zeven jaar niet heeft gezien, haar moeder heeft haar kleinkinderen nog nooit fysiek gezien. Het is dan ook een grote wens van haar (en haar familieleden) om elkaar weer te zien. Haar moeder en overige familieleden wonen in het Zuiden van Syrië waar het volgens de vrouw veilig is. Indien het niet veilig zou zijn had de moeder van de vrouw dit wel tegen haar gezegd. Ook uit andere bronnen, waaronder vrienden en internet, heeft de vrouw vernomen dat het in het Zuiden van Syrië wel veilig is. Daarbij komt dat de vrouw niet daar heen zou gaan reizen als zij het voor haar en de kinderen niet veilig zou vinden. Bovendien, mocht er bij een verblijf in Syrië wat gebeuren, dan kan zij in twee uren met de taxi in Jordanië zijn, aldus de vrouw.
4.10.
De RvdK heeft er begrip voor dat de vrouw na al die jaren haar familie in Syrië wil zien en dat zij haar kinderen fysiek met hen kennis wil laten maken. Echter, het kleuradvies rood van de overheid is duidelijk. De RvdK kan niet om dit advies heen. De subjectieve argumenten die de vrouw noemt dat het wel veilig in het Zuiden van Syrië zou zijn, kan de RvdK niet toetsen. De RvdK volgt dan ook het kleuradvies van de overheid. Dit maakt dat de RvdK het niet in het belang van de kinderen acht dat de vrouw met hen naar Syrië gaat afreizen.
4.11.
Met inachtneming van het voor geheel Syrië geldende kleuradvies rood van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, concludeert de voorzieningenrechter dat het op dit moment niet veilig is voor de kinderen om daar naar toe te gaan. Wat uw situatie ook is, ga er niet naar toe, staat in voormeld advies. Hoewel de voorzieningenrechter er ook begrip voor heeft dat de vrouw na jaren haar familie weer wil zien en de kinderen fysiek kennis met hen wil laten maken, kan de voorzieningenrechter, zoals ook de RvdK heeft opgemerkt, niet om de kleurcode rood heen. Dat het volgens de vrouw in het Zuiden van Syrië wel veilig is, doet hier naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aan af. Immers de kleurcode rood is voor geheel Syrië afgegeven. De voorzieningenrechter concludeert dan ook dat bij het afreizen van de vrouw met de kinderen naar Syrië (via Jordanië, waarvoor ook veiligheidsrisico's gelden) in de door haar gestelde periode, de belangen van de kinderen onaanvaardbaar worden geschaad. De conclusie is derhalve dat het door de man gevorderde verbod zal worden toegewezen voor de periode - nu de ingangsdatum van de eerste gevorderde periode reeds verstreken is - vanaf de datum na de betekening van dit vonnis tot 1 september 2022. De voorzieningenrechter zal de gevorderde periode van één jaar afwijzen, nu een dergelijke lange periode niet past bij treffen van een ordemaatregel in het onderhavige kort geding.
4.12.
De man heeft gevorderd een dwangsom te koppelen aan het op te leggen verbod. De vrouw heeft daartegen geen verweer gevoerd en haar voornemen om in voormelde periode (via Jordanië) naar Syrië te reizen gehandhaafd. Bij deze stand van zaken acht de voorzieningenrechter een dwangsom als prikkel tot nakoming op zijn plaats. Wel ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de hoogte van de dwangsom te matigen en hieraan een maximum te verbinden op de wijze als hierna in het dictum is weergegeven.
Proceskosten
4.13.
Gelet op het familierechtelijke karakter van deze zaak, zullen de proceskosten, zoals te doen gebruikelijk, worden gecompenseerd als na te melden. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken en de vrouw te veroordelen in de proceskosten zoals de man zonder nadere onderbouwing heeft gevorderd.
4.14.
De voorzieningenrechter beslist als volgt.

5.Beslissing

De voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding:
5.1.
verbiedt de vrouw in de periode vanaf de datum na betekening van dit vonnis tot 1 september 2022, samen met de kinderen van partijen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] te [plaats] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] te [plaats] , naar Jordanië en Syrië te gaan op welke wijze en voor welk doeleinde dan ook;
5.2.
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 500,- per dag dat zij na betekening van dit vonnis niet aan de veroordeling onder randnummer 5.1. voldoet, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt;
5.3.
compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Coleo-Oude Lohuis, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juni 2022
(
fn: 433)