Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren. Aan de proeftijd dienen de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK) geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat er een locatie- en contactverbod ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor het opleggen van de door de officier van justitie geëiste werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie met daaraan gekoppeld de door de RvdK geadviseerde bijzondere voorwaarden. De raadsvrouw heeft betoogd om bij de oplegging van de voorwaardelijke jeugddetentie, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat hij zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. Gelet op het voorgaande dient er een lagere voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd te worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het rapport van de RvdK van 24 januari 2022, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met een ander persoon schuldig gemaakt aan het plegen van een gewapende overval op een tankstation. Daarbij zijn ze berekenend te werk gegaan. Een paar dagen voor de overval hebben verdachte en de medeverdachte samen een plan gemaakt om een overval te plegen. Ze hebben bedacht waar de overval het beste plaats kon vinden en zij hebben ook een rolverdeling gemaakt. Ter voorbereiding hebben ze kleding, tassen en een mes meegenomen. Op de avond van de overval hebben ze nog met een ander persoon afgesproken. Met deze jongen is de afspraak gemaakt dat hij op hun fiets en telefoon(s) zou passen, zodat de verdachte en de medeverdachte de overval konden plegen. Verdachte en de medeverdachte zijn het tankstation binnen gegaan met bedekte gezichten. Vervolgens is verdachte op de toonbank gesprongen en heeft de medeverdachte de medewerkster bedreigd met een mes. Ze hebben geld, een grote hoeveelheid tabak, aanstekers en Smint gestolen. Verdachte heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen van deze, voor de medewerkster, zeer ingrijpende en beangstigende gebeurtenis.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring en de stukken die in het kader van de vordering benadeelde partij zijn ingediend, blijkt dat het slachtoffer de eerste tijd na de overval niet alleen over straat durfde te gaan. Het slachtoffer heeft nog vaak last van herbelevingen en is ten gevolge van de overval angstiger geworden. Bovendien vergroten dergelijke feiten gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft niet aan deze gevolgen gedacht. Hij heeft alleen maar gedacht aan een manier waarop hij snel geld kon krijgen. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De persoon van verdachte
Ten tijde van het ten laste gelegde feit was verdachte veertien jaar oud. Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Uit het rapport van de RvdK kan worden afgeleid dat verdachte beïnvloedbaar is en dat hij het moeilijk vindt om zijn grenzen aan te geven. Verdachte herkent zichzelf hier in. Ter zitting heeft hij verklaard dat dit ook speelde ten tijde van het bewezen verklaarde feit. Ter voorkoming van recidive is het daarom van belang dat tijdens de proeftijd hieraan wordt gewerkt. De RvdK heeft geadviseerd om een werkstraf op te leggen en een voorwaardelijke jeugddetentie. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie dienen de volgende bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld: de meldplicht, meewerken aan diagnostiek en de daaruit voortvloeiende behandeling, onderwijs volgen, het meewerken aan middelencontrole en het meewerken aan de hulpverlening die de jeugdreclassering noodzakelijk acht.
Contact- en locatieverbod
De officier van justitie heeft naast de oplegging van een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie geëist dat een contact- en locatieverbod op grond van artikel 38v Sr wordt opgelegd. Ten aanzien van het contact- en locatieverbod overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank begrijpt dat een contact- en/of locatieverbod voor [slachtoffer] geruststellend kan zijn, maar ziet onvoldoende grond voor het oordeel dat een dergelijke (voor wat betreft het locatieverbod tamelijk ingrijpende) maatregel in geval van verdachte noodzakelijk is ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. De rechtbank zal daarom niet overgaan tot het opleggen van een contact- en/of locatieverbod.
Op te leggen straf
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de op te leggen straf voor dit feit de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Het LOVS heeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van een overval op een winkel een jeugddetentie voor de duur van vier maanden. De rechtbank houdt in strafvermeerderende zin rekening met het feit dat sprake is geweest van bedreiging met een wapen, wat in combinatie met het springen op de balie ontzettend brutaal en bedreigend is, dat het feit samen met een ander is gepleegd en dat verdachte en zijn medeverdachte berekenend te werk zijn gegaan. Tot slot houdt de rechtbank rekening met de grote impact van het strafbare feit op het slachtoffer.
Gelet op de aard en de ernst van het door verdachte gepleegde feit, het advies van de RvdK en de persoonlijke problematiek van verdachte, acht de rechtbank de strafeis van de officier van justitie passend. De rechtbank acht daarom een werkstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. Aan de proeftijd worden de door de RvdK geadviseerde voorwaarden verbonden.