ECLI:NL:RBNNE:2022:1785

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
18/161782-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op tankstation door minderjarige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een veertienjarige verdachte die samen met een mededader een gewapende overval heeft gepleegd op een tankstation in Beetsterzwaag op 20 juni 2021. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van geld en tabaksproducten, waarbij hij de medewerkster van het tankstation heeft bedreigd met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte een plan hebben gemaakt voor de overval en zich goed hebben voorbereid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, zoals een meldplicht en meewerken aan hulpverlening. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die € 2.000,00 aan immateriële schade heeft gevorderd, toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade, samen met zijn medeverdachten. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer, die nog steeds last heeft van de gevolgen van de overval.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/161782-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 25 mei 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 mei 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Buitenhuis, advocate te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juni 2021 te Beetsterzwaag, gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld (in totaal/ongeveer € 760) en/of (sloffen en/of losse pakjes) sigaretten en/of shag en/of aanstekers en/of Smint, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met (een) (deels) gemaskerd(e)/bedekt(e) gezicht(en) het pand (plotseling) binnen te dringen/gaan en/of die [slachtoffer] in te sluiten en/of een (groot) (op een) mes (gelijkend voorwerp) in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] te houden en/of (daarbij) aan die [slachtoffer] toe te voegen (zakelijk weergegeven -) dat het een overval is en/of dat verdachte en/of zijn mededader de kassa wilden en/of dat ze, die [slachtoffer], geen alarm mocht slaan en/of dat als ze, die [slachtoffer], iets zou proberen, haar keel zou worden doorgesneden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 mei 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 juni 2021,opgenomen op pagina 153 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021163931 d.d. 28 juli 2021, inhoudende de verklaring van [slachtoffer];
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2021,opgenomen op pagina 157 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2021,opgenomen op pagina 166 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d.22 juni 2021, opgenomen op pagina 86 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 20 juni 2021 te Beetsterzwaag, gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met een ander, geld, in totaal € 760, en sloffen en losse pakjes sigaretten en shag en aanstekers en Smint, welke goederen geheel aan [benadeelde partij] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om het bezit van het gestolene te verzekeren, door met gemaskerde/bedekte gezichten het pand plotseling binnen te dringen/gaan en die [slachtoffer] in te sluiten en een groot mes in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] te houden en daarbij aan die [slachtoffer] toe te voegen - zakelijk weergegeven - dat het een overval is en dat verdachte en zijn mededader de kassa wilden en dat [slachtoffer] geen alarm mocht slaan en dat als [slachtoffer] iets zou proberen, haar keel zou worden doorgesneden, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren. Aan de proeftijd dienen de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK) geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat er een locatie- en contactverbod ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor het opleggen van de door de officier van justitie geëiste werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie met daaraan gekoppeld de door de RvdK geadviseerde bijzondere voorwaarden. De raadsvrouw heeft betoogd om bij de oplegging van de voorwaardelijke jeugddetentie, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat hij zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. Gelet op het voorgaande dient er een lagere voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd te worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het rapport van de RvdK van 24 januari 2022, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met een ander persoon schuldig gemaakt aan het plegen van een gewapende overval op een tankstation. Daarbij zijn ze berekenend te werk gegaan. Een paar dagen voor de overval hebben verdachte en de medeverdachte samen een plan gemaakt om een overval te plegen. Ze hebben bedacht waar de overval het beste plaats kon vinden en zij hebben ook een rolverdeling gemaakt. Ter voorbereiding hebben ze kleding, tassen en een mes meegenomen. Op de avond van de overval hebben ze nog met een ander persoon afgesproken. Met deze jongen is de afspraak gemaakt dat hij op hun fiets en telefoon(s) zou passen, zodat de verdachte en de medeverdachte de overval konden plegen. Verdachte en de medeverdachte zijn het tankstation binnen gegaan met bedekte gezichten. Vervolgens is verdachte op de toonbank gesprongen en heeft de medeverdachte de medewerkster bedreigd met een mes. Ze hebben geld, een grote hoeveelheid tabak, aanstekers en Smint gestolen. Verdachte heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen van deze, voor de medewerkster, zeer ingrijpende en beangstigende gebeurtenis.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring en de stukken die in het kader van de vordering benadeelde partij zijn ingediend, blijkt dat het slachtoffer de eerste tijd na de overval niet alleen over straat durfde te gaan. Het slachtoffer heeft nog vaak last van herbelevingen en is ten gevolge van de overval angstiger geworden. Bovendien vergroten dergelijke feiten gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft niet aan deze gevolgen gedacht. Hij heeft alleen maar gedacht aan een manier waarop hij snel geld kon krijgen. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De persoon van verdachte
Ten tijde van het ten laste gelegde feit was verdachte veertien jaar oud. Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Uit het rapport van de RvdK kan worden afgeleid dat verdachte beïnvloedbaar is en dat hij het moeilijk vindt om zijn grenzen aan te geven. Verdachte herkent zichzelf hier in. Ter zitting heeft hij verklaard dat dit ook speelde ten tijde van het bewezen verklaarde feit. Ter voorkoming van recidive is het daarom van belang dat tijdens de proeftijd hieraan wordt gewerkt. De RvdK heeft geadviseerd om een werkstraf op te leggen en een voorwaardelijke jeugddetentie. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie dienen de volgende bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld: de meldplicht, meewerken aan diagnostiek en de daaruit voortvloeiende behandeling, onderwijs volgen, het meewerken aan middelencontrole en het meewerken aan de hulpverlening die de jeugdreclassering noodzakelijk acht.
Contact- en locatieverbod
De officier van justitie heeft naast de oplegging van een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie geëist dat een contact- en locatieverbod op grond van artikel 38v Sr wordt opgelegd. Ten aanzien van het contact- en locatieverbod overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank begrijpt dat een contact- en/of locatieverbod voor [slachtoffer] geruststellend kan zijn, maar ziet onvoldoende grond voor het oordeel dat een dergelijke (voor wat betreft het locatieverbod tamelijk ingrijpende) maatregel in geval van verdachte noodzakelijk is ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. De rechtbank zal daarom niet overgaan tot het opleggen van een contact- en/of locatieverbod.
Op te leggen straf
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de op te leggen straf voor dit feit de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Het LOVS heeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van een overval op een winkel een jeugddetentie voor de duur van vier maanden. De rechtbank houdt in strafvermeerderende zin rekening met het feit dat sprake is geweest van bedreiging met een wapen, wat in combinatie met het springen op de balie ontzettend brutaal en bedreigend is, dat het feit samen met een ander is gepleegd en dat verdachte en zijn medeverdachte berekenend te werk zijn gegaan. Tot slot houdt de rechtbank rekening met de grote impact van het strafbare feit op het slachtoffer.
Gelet op de aard en de ernst van het door verdachte gepleegde feit, het advies van de RvdK en de persoonlijke problematiek van verdachte, acht de rechtbank de strafeis van de officier van justitie passend. De rechtbank acht daarom een werkstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. Aan de proeftijd worden de door de RvdK geadviseerde voorwaarden verbonden.

Benadeelde partij

[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd de duur van de gijzeling op nihil te bepalen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd om de gevorderde schadevergoeding door drieën te delen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, waarbij de gijzeling op 0 dagen moet worden bepaald. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat het niet wenselijk is dat verdachte in het kader van de betaling van de schadevergoeding contact moet zoeken met de medeverdachten.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst, onzekerheid, schrik en machteloosheid vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. In een enkel geval kunnen de aard en de ernst van de normschending echter meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank stelt vast dat er gelet op de aard en ernst van de normschending sprake is van ‘aantasting van de persoon op andere wijze’.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter zitting is voorgelezen kan worden afgeleid dat het strafbare feit een grote impact op het slachtoffer heeft gehad. De gewapende overval was beangstigend en het slachtoffer ervaart tot op de dag van vandaag nog steeds gevoelens van onveiligheid en angst. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 2.000,00 voldoende onderbouwd en zal dit bedrag daarom toewijzen, met wettelijke rente vanaf 20 juni 2021.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Anders dan door de raadsvrouw is bepleit zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij niet door drieën delen, omdat daar geen wettelijke grondslag voor is. Verdachte en zijn medeverdachten zijn naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien een van zijn medeverdachten deze al heeft betaald, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van
60 dagenzal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.

een jeugddetentie voor de duur van zes maanden.

Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bijRegiecentrum Bescherming en Veiligheid te Leeuwarden en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
dat veroordeelde meewerkt aan diagnostiek en de daaruit voorvloeiende ambulante behandelingvoor zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
dat veroordeelde meewerkt aan de ambulante hulpverlening die de jeugdreclassering noodzakelijkacht, voor zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
dat veroordeelde meewerkt aan bloed- en of urinecontrole gericht op het gebruik van verdovendemiddelen, voor zo lang en zo vaak de jeugdreclassering noodzakelijk acht;
dat veroordeelde gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen of een nuttige dagbesteding heeft.
Geeft aan Regiecentrum Bescherming en Veiligheid te Leeuwarden, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een van de mededaders betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 juni 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 2.000,00(zegge: tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. K. Bunk en mr. N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 mei 2022.