ECLI:NL:RBNNE:2022:1783

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
18/225379-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan gewapende overval op tankstation door minderjarige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vijftienjarige verdachte die behulpzaam was bij een gewapende overval op een tankstation. De verdachte had de taak om op de fiets, kleding en telefoons van de medeverdachten te passen, zodat deze spullen niet gestolen zouden worden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, een actieve rol had gespeeld in de overval en dat hij zich niet voldoende rekenschap had gegeven van de gevolgen van zijn daden voor het slachtoffer. De rechtbank legde een werkstraf van 40 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden op, met een proeftijd van twee jaren en de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde voorwaarden. De rechtbank wees ook de vordering van de benadeelde partij toe, die € 2.000,00 aan immateriële schade vorderde, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de overval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor de schade, samen met zijn medeverdachten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/225379-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 25 mei 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 mei 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.M. Bakx, advocate te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 20 juni 2021 te Beetsterzwaag, gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld (in totaal/ongeveer € 760) en/of (sloffen en/of losse pakjes) sigaretten en/of shag en/of aanstekers en/of Smint, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met (een) (deels) gemaskerd(e)/bedekt(e) gezicht(en) het pand (plotseling) binnen te dringen/gaan en/of die [slachtoffer] in te sluiten en/of een (groot) (op een) mes (gelijkend voorwerp) in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] te houden en/of (daarbij) aan die [slachtoffer] toe te voegen (- zakelijk weergegeven -) dat het een overval is en/of dat verdachte en/of zijn mededader de kassa wilden en/of dat ze, die [slachtoffer] , geen alarm mocht slaan en/of dat als ze, die [slachtoffer] , iets zou proberen, haar keel zou worden doorgesneden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking; bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 20 juni 2021 te Beetsterzwaag, gemeente Opsterland (althans in Nederland) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door - zakelijk weergegeven - te waken over/te passen op de (ten tijde van de overval (in het bos) achtergelaten) fiets(en) en/of kleding en/of mobiele telefoon(s), dan wel de spullen van, van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] .
2. hij op of omstreeks 20 juni 2021 te Beetsterzwaag, gemeente Opsterland, (althans in Nederland) sigaretten en/of geld (in totaal/ongeveer € 60), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof,
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juni 2021 te Beetsterzwaag, gemeente Opsterland, (althans in Nederland), een geldbedrag (van in totaal/ongeveer € 60) en/of sigaretten heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad dat onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1. en 2. primair ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat er wettig en overtuigend bewijs is voor het onder 1. en 2. primair ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1. en 2. primair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Ieder bewijsmiddel is – ook in onderdelen – slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 mei 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 juni 2021,opgenomen op pagina 153 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021163931 d.d. 28 juli 2021, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2021,opgenomen op pagina 157 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2021,opgenomen op pagina 166 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d. 1 juli 2021, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring [medeverdachte 2] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 2. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 20 juni 2021 te Beetsterzwaag, gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging, geld, in totaal € 760, en sloffen en losse pakjes sigaretten en shag en aanstekers en Smint, welke goederen geheel aan [benadeelde partij] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, door met gemaskerde/bedekte gezichten het pand plotseling binnen te dringen/gaan en die [slachtoffer] in te sluiten en een groot mes in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] te houden en daarbij aan die [slachtoffer] toe te voegen - zakelijk weergegeven - dat het een overval is en dat zij de kassa wilden en dat [slachtoffer] , geen alarm mocht slaan en dat als [slachtoffer] , iets zou proberen, haar keel zou worden doorgesneden, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 20 juni 2021 te Beetsterzwaag, gemeente Opsterland opzettelijk behulpzaam is geweest door - zakelijk weergegeven - te passen op de ten tijde van de overval in het bos achtergelaten fiets en kleding en mobiele telefoon(s), van die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
2. hij op 20 juni 2021 te Beetsterzwaag, gemeente Opsterland, sigaretten en geld, in totaal
€ 60,00, heeft verworven, terwijl hij ten tijde van de verwerving van deze goederen wist, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

medeplichtigheid aan diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd methet oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
primair opzetheling
De feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. en 2. primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren. Aan de proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals opgenomen in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de RvdK). Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat er een locatie- en contactverbod ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor het opleggen van een geheel voorwaardelijke werkstraf met daaraan gekoppeld de door de RvdK geadviseerde voorwaarden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte een beperkte rol heeft gehad, dat sprake is van tijdsverloop en dat verdachte zich de afgelopen tijd positief heeft ontwikkeld. Daarnaast heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om kritisch te kijken naar de gevorderde proeftijd van twee jaren.
Ten aanzien van het gevorderde contactverbod heeft de raadsvrouw geen opmerkingen. Ten aanzien van het gevorderde locatieverbod heeft de raadsvrouw betoogd dat het verbod tot het terrein van het tankstation moet worden beperkt. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat het locatieverbod ziet op de hoofdweg van Beetsterzwaag. Verdachte moet hier elke dag langs fietsen als hij naar school en werk gaat.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming 3 januari 2022, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte is behulpzaam geweest bij een gewapende overval op een tankstation. Zijn taak was om op de fiets, kleding en telefoon(s) van de medeverdachten te passen, zodat deze spullen niet gestolen zouden worden. Hij wist dat een van de medeverdachten een mes bij zich had. In ruil hiervoor heeft verdachte van de buit van de overval twee pakjes sigaretten en € 60,00 gekregen. Van dit geld heeft verdachte eten en drinken gekocht. Verdachte heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen van deze, voor de medewerkster, zeer ingrijpende en beangstigende gebeurtenis. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring en de stukken die in het kader van de vordering benadeelde partij zijn ingediend, blijkt dat het slachtoffer de eerste tijd na de overval niet alleen over straat durfde te gaan. Het slachtoffer heeft nog vaak last van herbelevingen en is ten gevolge van de overval angstiger geworden. Bovendien vergroten dergelijke feiten gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft kennelijk alleen maar gedacht aan een manier waarop hij snel geld kon krijgen. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Persoon van verdachte
Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was verdachte vijftien jaar oud. Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Uit het rapport van de RvdK kan worden afgeleid dat verdachte is gediagnosticeerd met het autismespectrumstoornis. Hierdoor heeft hij veel behoefte aan duidelijkheid en structuur. Het belangrijkste is dat verdachte oorzaak en gevolg leert inschatten en daardoor tijdig afstand kan nemen in probleemsituaties. De RvdK is daarom van mening dat toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering de meest passende strafrechtelijke sanctie is. Er zijn zorgen op het gebied van relaties, vrije tijd en middelengebruik, mede door de beïnvloedbaarheid van verdachte. Gelet op deze zorgen acht de RvdK extra ondersteuning vanuit de jeugdreclassering wenselijk. De jeugdreclassering kan duidelijkheid en structuur bieden. Daarnaast is er vanuit de jeugdreclassering ook aandacht voor het versterken van zijn vaardigheden. Het is belangrijk dat verdachte duidelijk wordt gemaakt wat er van hem wordt verwacht en dat hij direct de consequenties van zijn gedrag ervaart. Gelet op het voorgaande adviseert de RvdK een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, onderwijs volgen, meewerken aan de hulpverlening die de jeugdreclassering noodzakelijk acht en een verbod op het gebruik van alcohol en verdovende middelen. Indien de rechtbank komt tot oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf dan dient deze, gelet op zijn problematiek, niet te lang te duren zodat verdachte niet wordt overvraagd. Gelet op de bijzondere voorwaarde dat verdachte mee moet werken aan de door de jeugdreclassering noodzakelijk geachte hulpverlening, dient de proeftijd op twee jaren vastgesteld te worden.
Contact- en locatieverbod
Ten aanzien van het contact- en locatieverbod overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank begrijpt dat een contact- en/of locatieverbod voor [slachtoffer] geruststellend kan zijn, maar ziet onvoldoende grond voor het oordeel dat een dergelijke (voor wat betreft het locatieverbod tamelijk ingrijpende) maatregel in geval van verdachte noodzakelijk is ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Daarom zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van een contact- en/of locatieverbod.
Op te leggen straf
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de op te leggen straf voor deze feiten de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Het LOVS heeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van een overval op een winkel, een jeugddetentie voor de duur van vier maanden. Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de rol van verdachte. Zijn rol was aanzienlijk kleiner dan de rol van de medeverdachten. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de grote impact van het strafbare feit op het slachtoffer.
Anders dan door de raadsvrouw is bepleit zal de rechtbank geen geheel voorwaardelijke werkstraf opleggen. Uit het rapport van de RvdK kan worden afgeleid dat het belangrijk is dat verdachte de consequenties van zijn gedrag ervaart. Om deze reden zal de rechtbank een beperkte onvoorwaardelijke werkstraf opleggen. Daarnaast rechtvaardigt de ernst van het feit het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat dat een werkstraf voor de duur van 40 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden passend en geboden is. De rechtbank zal daarbij de door de RvdK geadviseerde voorwaarden opleggen en acht gelet op het advies ook de proeftijd van twee jaren noodzakelijk.

Benadeelde partij

[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd de duur van de gijzeling op nihil te bepalen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om de vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van
€ 400,00 toe te wijzen. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte zijn rol kleiner is geweest dan de rollen van de medeverdachten. Om deze reden wordt verzocht de vordering niet hoofdelijk toe te wijzen en verdachte voor zijn eigen deel aansprakelijk te stellen.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst, onzekerheid, schrik en machteloosheid vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. In een enkel geval kunnen de aard en de ernst van de normschending echter meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank stelt vast dat er gelet op de aard en ernst van de normschending sprake is van ‘aantasting van de persoon op andere wijze’.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter zitting is voorgelezen kan worden afgeleid dat het strafbare feit een grote impact op het slachtoffer heeft gehad. De gewapende overval was zeer beangstigend en het slachtoffer ervaart tot op de dag van vandaag nog steeds gevoelens van onveiligheid en angst. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van
€ 2.000,00 voldoende onderbouwd en zal dit bedrag daarom toewijzen, met wettelijke rente vanaf 20 juni 2021.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Anders dan door de raadsvrouw is bepleit zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij niet op een lager bedrag vaststellen. Iedere deelnemer aan het strafbare feit, waaronder de medeplichtige is begrepen, kan hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de toegebrachte schade, ongeacht zijn aandeel. Verdachte en zijn medeverdachte zijn naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk voor de totaal geleden schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 48, 49, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. en 2. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van
20 dagenzal worden toegepast.

een jeugddetentie voor de duur van twee maanden.

Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij de
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering telefoonnummer
[telefoonnummers] , en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat veroordeelde meewerkt aan de ambulante hulpverlening die de jeugdreclassering noodzakelijkvindt en voor zo lang de jeugdreclassering dit nodig acht;
3. dat veroordeelde gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen of een nuttige dagbesteding heeft;
4. dat veroordeelde zich zal onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol en zichverplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
Geeft aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Vordering benadeelde partij Ten aanzien van feit 1:

Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een van de mededaders betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 juni 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 2.000,00(zegge: tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Bunk, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. N.A. Vlietstra en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 mei 2022.