ECLI:NL:RBNNE:2022:1777

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
AWB LEE - 21 _ 496 en 497
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaaf energiebelasting en opslag duurzame energie voor productie van glasvezel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst/Grote Ondernemingen over de teruggaaf van energiebelasting (EB) en opslag duurzame energie (ODE). Eiseres had verzocht om teruggaaf van de betaalde EB en ODE over het aardgasverbruik in haar productieprocessen voor gesneden glasvezels. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres gedeeltelijk tegemoet is gekomen in haar verzoeken, maar dat de inspecteur de teruggaaf voor het aardgasverbruik in de wervelbeddrogers en bakovens had afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de feiten vastgesteld, waaronder het productieproces van eiseres en de eerdere teruggaafbeschikkingen van de inspecteur. De kern van het geschil was of het aardgasverbruik in de wervelbeddrogers en bakovens onder de vrijstelling voor mineralogische procedés valt. Eiseres stelde dat haar gehele productieproces onder deze vrijstelling valt, terwijl de inspecteur dit betwistte en een restrictieve uitleg voorstond.

De rechtbank oordeelde dat de vrijstelling van toepassing is op het volledige productieproces van eiseres, inclusief het gebruik van aardgas in de wervelbeddrogers en bakovens. De rechtbank vernietigde de uitspraken op bezwaar en stelde vast dat eiseres recht heeft op een aanvullende teruggaaf van € 7.178 over het tweede kwartaal en € 5.440 over het derde kwartaal van 2019. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiseres en het betaalde griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 21/496 en 21/497

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 3 juni 2022 in de zaken tussen

[eiseres] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. [naam gemachtigde van eiseres] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Grote Ondernemingen, kantoor Arnhem, verweerder
(gemachtigde: mr. [naam gemachtigde van verweerder] ).

Procesverloop

Zaaknummer LEE 21/496:
Eiseres heeft over het derde kwartaal van 2019 verzocht om een teruggaaf energiebelasting (hierna: EB) van € 54.398 en een teruggaaf opslag duurzame energie (hierna: ODE) van € 13.175.
Verweerder is gedeeltelijk tegemoetgekomen aan het teruggaafverzoek. Bij teruggaafbeschikking van 11 december 2019 heeft verweerder over het derde kwartaal van 2019 een teruggaaf EB verleend van € 50.019 en een teruggaaf ODE van € 12.114.
Zaaknummer LEE 21/497:
Eiseres heeft over het tweede kwartaal van 2019 verzocht om een teruggaaf EB van € 57.723 en een teruggaaf ODE van € 13.980.
Verweerder is gedeeltelijk tegemoetgekomen aan het teruggaafverzoek. Bij teruggaafbeschikking van 10 september 2019 heeft verweerder over het tweede kwartaal van 2019 een teruggaaf EB verleend van € 52.935 en een teruggaaf ODE van € 12.820.
Beide zaaknummers:
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de teruggaafbeschikkingen.
Bij uitspraken op bezwaar van 5 januari 2021 (LEE 21/497) en 28 januari 2021 (LEE 21/496) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres en verweerder hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft in beide zaken gezamenlijk plaatsgevonden op 12 mei 2022.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door mr. [bijstand 1 eiseres] en [bijstand 2 eiseres] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [vertegenwoordiging 1 verweerder] , [vertegenwoordiging 2 verweerder] , [vertegenwoordiging 3 verweerder] en [vertegenwoordiging 4 verweerder] .

Overwegingen

Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1.
Eiseres vervaardigt gesneden glasvezels. Deze worden door haar afnemers gebruikt als versterkingsmateriaal in kunststoffen.
1.2.
Voor de productie van de gesneden glasvezels worden de benodigde
grondstoffen gemengd en daarna in een glasoven omgesmolten tot vloeibaar glas. Via een zogenoemde louterzone stroomt het vloeibare glas vervolgens naar zogenoemde voorhaarden. Het vloeibare glas verlaat de voorhaarden via elektrisch verwarmde spinplaten. Door met sterke krachten aan het vloeibare glas te trekken ontstaan ragfijne glasdraden, die worden opgewikkeld tot spinpakketten. Tijdens het opwikkelen worden een bindmiddel en water toegevoegd. Vervolgens worden òf de glasdraden in kleine mootjes gehakt en daarna gedroogd in zogenoemde wervelbeddrogers, òf de spinpakketten eerst gedroogd in bakovens en vervolgens in mootjes gehakt. Daarna is het productieproces voltooid en het eindproduct gereed.
1.3.
Eiseres gebruikt aardgas onder meer voor het productieproces dat plaatsvindt in de
glasovens, voorhaarden, wervelbeddrogers en bakovens.
1.4.
Eiseres heeft op 22 augustus 2019 aan verweerder om teruggaaf verzocht van de door
haar betaalde EB en ODE over het tweede kwartaal van 2019 voor zover het betreft het aardgasverbruik van de glasovens, voorhaarden, wervelbeddrogers en bakovens.
1.5.
Bij teruggaafbeschikking van 10 september 2019 heeft verweerder de teruggaaf EB en ODE alleen verleend voor zover het betreft het aardgasverbruik van de glasovens en voorhaarden. Het aardgasverbruik van de wervelbeddrogers en bakovens valt volgens verweerder niet onder de vrijstelling voor mineralogische procedés.
1.6.
Eiseres heeft op 29 oktober 2019 om een teruggaaf verzocht van de door haar betaalde EB en ODE over het derde kwartaal van 2019. Het verzoek betreft wederom het aardgasverbruik van de glasovens, voorhaarden, wervelbeddrogers en bakovens.
1.7.
Bij teruggaafbeschikking van 11 december 2019 heeft verweerder de verzochte teruggaaf wederom alleen verleend voor zover het betreft het aardgasverbruik van de glasovens en voorhaarden.
Geschil
2.1.
In geschil is of de verzoeken van eiseres tot teruggave van de betaalde EB en ODE over het gasverbruik van de wervelbeddrogers en de bakovens, op goede grond is afgewezen. Daarbij gaat het om het antwoord op de vraag of het gasverbruik daarvan valt onder de vrijstelling van mineralogische procedés.
2.2.
Ter zitting is vastgesteld dat niet in geschil is dat indien aanspraak op teruggave bestaat, eiseres nog recht heeft op een aanvullende teruggaaf van € 7.178 over het tweede kwartaal en € 5.440 over het derde kwartaal.
Beoordeling van het geschil
Wettelijk kader
3.1.
Volgens artikel 1 van de richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 (de richtlijn) heffen lidstaten belasting op energieproducten en elektriciteit overeenkomstig de richtlijn.
3.2.
In artikel 2, vierde lid, van de richtlijn is -onder meer- het volgende bepaald:
“4. Deze richtlijn is niet van toepassing op:
a. (…)
b. de volgende vormen van gebruik van energieproducten en elektriciteit:
- energieproducten gebruikt voor andere doeleinden dan als motor- of verwarmingsbrandstof;
- duaal gebruik van energieproducten (…) Het gebruik van energieproducten voor chemische reductie of elektrolytische en metallurgische procédés wordt als duaal gebruik beschouwd.
- elektriciteit die voornamelijk wordt gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische en metallurgische procédés;
-elektriciteit die meer dan 50% van de kosten van een product veroorzaakt (…);
-mineralogische procédés.
Onder mineralogische procédés wordt verstaan de procédés die in Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad van 9 oktober 1990 betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap zijn ondergebracht onder code DI 26 ,,Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten” van de NACE-nomenclatuur. ”
3.3.
In de NACE-nomenclatuur is onder code DI 26 -voor zover hier van belang- het volgende bepaald:
“Code 26.1 Vervaardiging van glas en glaswerk
(…)
26.14.
Vervaardiging van glasvezel. ”.
3.4.
Op die procedés waarop de richtlijn niet van toepassing is, staat het Nederland vrij gebruik van energieproducten te belasten, dan wel vrij te stellen of daarvoor een teruggaafregeling te treffen. Nederland heeft van die bevoegdheid gebruik gemaakt. Vanaf 1 januari 2017 is in artikel 64 van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) onder meer het volgende bepaald:
“3. Vrijstelling van belasting wordt verleend ter zake van de levering of het verbruik van:
-elektriciteit die wordt gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische en metallurgische procedés; en
-aardgas dat wordt gebruikt voor metallurgische procedés.
Als metallurgische procedés worden aangemerkt:
a. de vervaardiging van metalen in primaire vorm;
b. smeden, persen, stampen en profielwalsen van metaal;
c. oppervlaktebehandeling bestaande uit harden of warmtebehandeling van metalen (…).
4. Vrijstelling van de belasting wordt verleend ter zake van de levering of het verbruik van aardgas dat wordt gebruikt voor mineralogische procedés.
Als mineralogische procedés worden aangemerkt de vervaardiging van glas en glaswerk, de vervaardiging van keramische producten, de vervaardiging van cement, kalk of gips, de vervaardiging van kalkzandsteen of cellenbeton en de vervaardiging van steenwol.
De vrijstelling voor mineralogische procedés geldt alleen voor de bedrijven die volgens de Standaard Bedrijfsindeling van 21 juli 2008 van het Centraal Bureau voor de Statistiek behoren tot code 23”
In de Standaard Bedrijfsindeling van 21 juli 2008 van het Centraal Bureau voor de Statistiek is onder code 23 onder meer vermeld: “23.14 vervaardiging van glasvezel”.
3.5.
In artikel 70, derde lid, Wbm is bepaald dat door de verbruiker om teruggave van belasting kan worden verzocht met betrekking tot aardgas dat wordt gebruikt op een in artikel 64, derde lid, eerste volzin, tweede aandachtsstreepje, vierde en vijfde lid bedoelde wijze. Die bepaling is op grond van artikel 1 van de Wet opslag duurzame energie mede van toepassing op betaalde ODE.
Standpunten partijen
4.1.
Eiseres stelt dat het aardgasverbruik in de wervelbeddrogers en de bakovens onder de vrijstelling van artikel 64, vierde lid, van de Wbm valt. Volgens eiseres is haar productieproces als geheel te vatten onder het begrip vervaardiging van glas en glaswerk. Pas na de behandeling in de wervelbeddrogers en bakovens is sprake van haar eindproduct. De met water en coating opgewikkelde glasdraden beschikken nog niet over de kenmerkende versterkende eigenschappen. Daarvoor dienen de natte draden eerst te worden gedroogd.
5.1.
Verweerder stelt dat het aardgasverbruik in de wervelbeddrogers en de bakovens niet onder de vrijstelling van artikel 64, vierde lid, van de Wbm valt. Verweerder stelt dat de vrijstelling restrictief uitgelegd dient te worden. Deze is volgens verweerder alleen van toepassing op de fasen van een productieproces waarbij sprake is van een chemische reactie. Daarvoor is vereist dat wijzigingen optreden in de mineralogische eigenschappen en samenstelling van hetgeen bewerkt wordt. Volgens verweerder vindt in de wervelbeddrogers en de bakovens geen chemisch en daarmee mineralogisch procedé plaats omdat – ander dan in de glasovens en voorhaarden – geen nieuw reactieproduct ontstaat.
Oordeel rechtbank
6.1.
De rechtbank overweegt als volgt. De wetgever heeft in artikel 64, vierde lid, van de Wbm niet gedefinieerd wat onder ‘mineralogische procedés’ moet worden verstaan (zie hiervoor onder 3.4.). Er is volstaan met het geven van een opsomming van gerede producten waarvan de vervaardiging als mineralogische procedés worden aangemerkt. Dit betekent dat het begrip ‘mineralogische procedés’ als zodanig niet behoeft te worden uitgelegd, maar dat het -in dit geval- draait om de vraag wat onder het, in de opsomming vermelde, vervaardigen van glas en glaswerk, moet worden verstaan. Tussen partijen is niet in geschil dat de vervaardiging van glasvezel op zich onder de vermelde ‘vervaardiging van glas en glaswerk’ valt. De rechtbank volgt partijen daarin. Daarbij betrekt de rechtbank dat de betreffende vrijstelling overeenkomt met het bepaalde in de richtlijn, waar de mogelijkheid tot vrijstelling uit voortkomt. Immers, krachtens de richtlijn is de verplichting om belasting te heffen niet van toepassing op mineralogische procedés. Daarbij is in de richtlijn -onder meer- verwezen naar de vervaardiging van glasvezel (zie hiervoor onder 3.2. en 3.3.).
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat de in artikel 64, vierde lid van de Wbm opgenomen vrijstelling van mineralogische procedés van toepassing is op het gebruik van aardgas voor het volledige, feitelijke productieproces van de daarin vermelde producten. Dit, omdat de wetgever bij die vrijstelling heeft volstaan met een opsomming van de vervaardiging van gerede producten en niet heeft gedefinieerd wat daaronder moet worden verstaan. In het geval van eiseres bestaat het gerede product uit de vervaardiging van gesneden, gecoate glasvezels ter versterking van kunststoffen. Dat is het product dat door middel van een mineralogische proces door eiseres wordt vervaardigd.
6.3.
De rechtbank volgt verweerder niet in zijn stelling dat het productieproces in fasen moet worden opgedeeld en dat de vrijstelling alleen van toepassing is op die fasen van het productieproces waarin sprake is van een chemische reactie en verandering van samenstelling. Daarvoor zijn in de wettekst, noch in de wetsgeschiedenis aanknopingspunten te vinden. Ook de richtlijn wijst naar het oordeel van de rechtbank niet op de door verweerder voorgestane uitleg. In de van toepassing zijnde bepalingen van de richtlijn wordt enkel de term ‘vervaardiging’ gebruikt, zonder beperking tot een deelproces, en uit de NACE-nomenclatuur valt dat evenmin af te leiden. Ook de uitspraak van het Hof van Justitie van 7 september 2017 [1] en de conclusie van de AG van 5 maart 2021 [2] , waar verweerder naar verwijst, brengen dat niet met zich mee. Dat arrest en die conclusie hebben geen betrekking op het aardgasverbruik voor mineralogische procedés, maar op -kort gezegd- het energiegebruik bij chemische reductie en elektrolytische en metallurgische procedés. De wetgever heeft ten aanzien van die procedés alleen voor metallurgische procedés in artikel 64, derde lid, van de Wbm een vrijstelling voor aardgas opgenomen. Daarbij heeft de wetgever echter in het derde lid, onder a tot en met c, tevens nader gedefinieerd welke productieprocessen daarvan precies zijn vrijgesteld. Voor mineralogische procedés heeft de wetgever een dergelijke definitie niet opgenomen, maar is -als gezegd- volstaan met een opsomming van de (vervaardiging van) producten die zijn vrijgesteld. Tenslotte wijst de rechtbank er op dat ook in de richtlijn geen definitie is gegeven van wat onder mineralogische procedés moet worden verstaan, maar is verwezen naar de procedés die zijn ondergebracht in de Nomenclatuur onder code DI 26. Daarin is -onder meer- alleen vermeld: vervaardiging van glasvezel (zie 3.3.).
6.4.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank het niet eens met de beperkte uitleg van verweerder. Dat vrijstellingen doorgaans beperkt moeten worden uitgelegd is weliswaar juist, maar dat gaat niet zo ver dat, zonder voldoende aanknopingspunten, het begrip mineralogische procedés enger moet worden uitgelegd dan de uitleg op grond van de tekst.
Dat brengt met zich dat de vrijstelling ook van toepassing is op het gasverbruik van de wervelbeddrogers en bakovens, zodat eiseres aanspraak kan maken op een aanvullende teruggaaf van EB en ODE.
Conclusie
6.5.
De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar. Tussen partijen is niet in geschil dat in dat geval aan eiseres nog een aanvullende teruggaaf toekomt van een bedrag van € 7.178 over het tweede kwartaal en € 5.440 over het derde kwartaal (zie 2.2.).
Griffierecht
6.6.
Omdat de rechtbank het beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Daarbij merkt de rechtbank op dat aan eiseres abusievelijk tweemaal griffierecht in rekening is gebracht. De rechtbank heeft reeds toegezegd dat de rechtbank het betaalde griffierecht eenmaal, in de zaak LEE 21/497, zal restitueren.
Proceskosten
6.7.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank, zoals met partijen ter zitting is kortgesloten, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.056 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 269, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759, een wegingsfactor 1 en uitgaande van samenhangende zaken).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • stelt een aanvullende teruggaaf van EB en ODE vast van € 7.178 over het tweede kwartaal 2019 en € 5.440 over het derde kwartaal 2019;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht in de zaak LEE 21/496 van € 360 aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.056.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.A.M. Kager, voorzitter, en mr. M. van den Bosch en mr. M. Pelinck, leden, in aanwezigheid van mr. J.P. Raateland, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2022.
w.g. de griffier w.g. voorzitter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Arrest in de zaak C-465/15, Hüttenwerke Krupp Mannesmann Gmbh/Hauptzollambts Duisburg, ECLI:EU:C:2017:640