ECLI:NL:RBNNE:2022:1760

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
18/750012-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van hennepteelt en diefstal van elektriciteit, veroordeling voor hennepteelt en wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1989, die werd beschuldigd van hennepteelt, diefstal van elektriciteit en wapenbezit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerijen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de huurder van de schuur was waar de hennepkwekerij was aangetroffen. De verklaringen van medeverdachten waren niet voldoende om de verdachte te identificeren als de huurder. De rechtbank sprak de verdachte ook vrij van de diefstal van elektriciteit, omdat er geen bewijs was dat hij betrokken was bij de aanleg van de elektriciteit voor de kwekerij.

Echter, de rechtbank vond wel voldoende bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepteelt in andere kwekerijen en voor het voorhanden hebben van een semiautomatisch wapen en munitie. De verdachte had een actieve rol gespeeld in de hennepteelt en had goederen geleverd die bestemd waren voor de professionele teelt van hennep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in het illegale hennepcircuit had begeven en dat zijn handelen had bijgedragen aan de daaraan gerelateerde criminaliteit. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden op, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, wat leidde tot een lagere onvoorwaardelijke straf.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18/750012-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 mei 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
Wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 april 2022. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 12 mei 2022.
Verdachte is ter terechtzitting van 14 april 2022 verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden. Ter terechtzitting van 12 mei 2022 zijn beiden niet verschenen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting van 14 april 2022 vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf, en ter terechtzitting van 12 mei 2022 door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2017 tot en met 13 maart 2018 te [plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een [vrijstaande] schuur op het perceel [straatnaam] , aldaar) (een) hoeveelhe(i)d(en), althans 160, hennepplanten, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal van (in totaal) meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de hij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2017 tot en met 13 maart 2018 te [plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, elektriciteit, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektrische energie onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 22 december 2017 tot en met 13 maart 2018 te [plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een slaapkamer van een woning, perceel [straatnaam]
, aldaar) (een) hoeveelhe(i)d(en), althans 42, hennepplanten, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[naam 1] in of omstreeks de periode van 22 december 2017 tot en met 13 maart 2018, te [plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een slaapkamer van een woning, perceel [straatnaam] , aldaar) (een) hoeveelhe(i)d(en), althans 32, hennepplanten, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de hij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, tot en/of hij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 22 december 2017 tot en met 13 maart 20l8,in elk geval in het jaar 2017 en/of het jaar 2018, te [plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [naam 1] (de) middelen nodig voor de inrichting van die hennepkwekerij en/of voor de teelt/het kweken van die hennepplanten ter beschikking te stellen;
4.
hij in of omstreeks de periode van 22 december 2017 tot en met 13 maart 2018 te [plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, elektriciteit, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektrische energie onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
5.
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2018 tot en met 13 maart 2018 te [plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een schuur op het perceel [straatnaam] , aldaar) (een) hoeveelhe(i)d(en), althans 32, hennepplanten, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[naam 2] in of omstreeks de periode van 14 februari 2018 tot en met 13 maart 2018 te [plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland. opzettelijk heeft. geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een schuur op het perceel [straatnaam] , aldaar)
(een) hoeveelhe(i)d(en), althans 32, hennepplanten, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 14 februari 2018 tot en met 13 maart 2018, in elk geval in het jaar 2018, te [plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [naam 2] (de) middelen nodig voor de inrichting van die hennepkwekerij en/of voor de teelt/het kweken van die hennepplanten ter beschikking te stellen;
6.
hij in of omstreeks de periode van 7 december 2017 tot en met 13 maart 2018 te [plaats] , (althans) in de gemeente Zwartewaterland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (op de zolder van een pand, perceel [straatnaam] , aldaar)
(een) hoeveelhe(i)d(en), althans 2l hennepplanten, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan
30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[naam 3] in of omstreeks de periode van 7 december 2017 tot en met 13 maart 2018, te [plaats] , (althans) in de gemeente Zwartewaterland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (op de zolder van een pand, perceel [straatnaam] , aldaar) (een) hoeveelhe(i)d(en), althans 21, hennepplanten, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 7 december 2017 tot en met 13 maart 2018, in elk geval in het jaar 2017 en/of het jaar 2018 te [plaats] , (althans) in de gemeente Zwartewaterland, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [naam 3] (de) middelen nodig voor de inrichting van die hennepkwekerij en/of voor de teelt/het kweken van die hennepplanten ter beschikking te stellen;
7 hij in of omstreeks de periode van 22 december 2017 tot en met 13 maart 2018 te [plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, in elk geval in Nederland, stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten -onder meer- de goederen die op 13 maart 2018 in het bedrijfspand, perceel [straatnaam] , aldaar, in beslag zijn genomen, zijnde de goederen die vermeld staan op de aan deze tenlastelegging gehechte lijst, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
De hierboven bedoelde lijst wordt als bijlage gevoegd bij dit vonnis.
8.
hij op of omstreeks 13 maart 2018 te [plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, een vuurwapen van II onder 2 en/of 3, te weten een machinepistool (pistoolmitrailleur) en/of munitie van categorie III, te weten 50 patronen (.32 Auto [Synoniem 7,65 mm]) voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1, 2, 3 primair, 4, 5 subsidiair, 6 primair, 7 en 8 ten laste gelegde.
Hij heeft hiertoe ten aanzien van het onder 1 en ten laste gelegde aangevoerd dat de auto van medeverdachte [naam 4] is gesignaleerd bij het pand op welk adres de hennepkwekerij is aangetroffen. Verdachte is daar bij een observatie gezien. De verklaring van verdachte over zijn aanwezigheid is, in het licht van het eerdere beroep op zijn zwijgrecht, ongeloofwaardig. Daarnaast is aan de bewoner van het pand aan de [straatnaam] , medeverdachte [naam 5] , een foto getoond van verdachte. De man die de schuur huurde lijkt volgens [naam 5] op de verdachte. Het signalement dat zij geeft van de huurder past voor 100% op dat van verdachte. Er is daarmee voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van het telen van hennep. In het verlengde hiervan is er ook voldoende bewijs voor het medeplegen van diefstal van elektriciteit, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. In het verlengde hiervan dient verdachte ook van het onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken. In ieder geval mag de foto die aan medeverdachte [naam 5] is getoond, waarop zij [naam 6] , de huurder van de schuur, zou herkennen als verdachte, niet voor het bewijs worden gebruikt, omdat deze foto niet in het dossier is opgenomen en verdachte zich daar daarom niet tegen kan verweren.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Het handelen van verdachte met betrekking tot de hennepkwekerij is hooguit beperkt gebleven tot het verschaffen van middelen en inlichtingen vanuit zijn bedrijf [bedrijf 1]
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat verdachte slechts middelen en inlichtingen heeft verschaft voor de hennepkwekerij. Dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van elektriciteit, valt niet af te leiden uit het dossier.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat verdachte van het primair ten laste gelegde medeplegen dient te worden vrijgesproken. Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte ook hier spullen heeft geleverd, maar hij heeft geen opzet gehad op het telen van hennep in de vorm van een kwekerij met meer dan vijf hennepplanten. Ook van het onder 6 ten laste gelegde dient verdachte van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken. Voor medeplegen zijn er onvoldoende aanwijzingen, aldus de raadsman. Wel is sprake geweest van medeplichtigheid.
Ten slotte heeft de raadsman ten aan aanzien van het onder 7 ten laste gelegde betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat niet van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet kan worden gesproken. Dat verdachte een grote hoeveelheid lampen in voorraad heeft gehad, maakt nog niet dat sprake is van voorbereidingshandelingen in het kader van grootschalige of bedrijfs- of beroepsmatige hennepteelt, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit het strafdossier blijkt dat er op 13 maart 2018 een hennepkwekerij met 160 planten is aangetroffen in de schuur achter de woning aan de [straatnaam] te [plaats] . Uit het proces-verbaal van observatie blijkt dat verdachte en medeverdachte [naam 4] op 16 januari 2018 in de richting van de [straatnaam] liepen. De aldaar woonachtige medeverdachte [naam 5] heeft verklaard dat zij haar schuur verhuurde aan een jongen genaamd [naam 6] . Het signalement van [naam 6] vertoont gelijkenissen met het signalement van verdachte. Tijdens het verhoor op 14 maart 2018 is aan medeverdachte [naam 5] een foto van verdachte getoond, waarop medeverdachte [naam 5] heeft verklaard dat deze persoon op [naam 6] daarop lijkt. De rechtbank merkt op dat de aan medeverdachte [naam 5] getoonde foto niet in het dossier zit en is het met de raadsman eens dat op deze wijze een eventuele gelijkenis met verdachte niet kan worden vastgesteld. Van een directe herkenning van verdachte op de foto door medeverdachte [naam 5] is bovendien geen sprake. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat verdachte degene is die de schuur heeft gehuurd.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij samen met medeverdachte [naam 4] meermalen in de woning aan de [straatnaam] is geweest om de schoonzus van [naam 4] , medeverdachte [naam 5] , te bezoeken. Onder andere zou verdachte door medeverdachte [naam 4] gekoppeld worden aan medeverdachte [naam 5] . Naar het oordeel van de rechtbank kan deze verklaring van verdachte, hoewel er vraagtekens geplaatst kunnen worden bij het waarheidsgehalte daarvan, niet als geheel onaannemelijk terzijde worden geschoven. Uit het strafdossier volgt in de kern slechts dat verdachte in de periode van 20 december 2017 tot en met 13 maart 2018 een enkele maal bij het pand aan de [straatnaam] is geweest. Dat verdachte wetenschap zou hebben gehad van de aanwezigheid van de hennepkwekerij in de schuur achter de woning, blijkt niet uit het dossier. Ook wanneer verdachte wel op de hoogte was geweest van de aanwezigheid van de hennepkwekerij, valt niet in te zien op grond van welke bewijsmiddelen zou kunnen worden geoordeeld dat verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de hennepteelt. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 1 ten laste gelegde.
Mede in het verlengde hiervan spreekt de rechtbank verdachte ook vrij van het onder 2 ten laste gelegde. Er zijn geen omstandigheden gebleken die erop wijzen dat verdachte bemoeienis heeft gehad met de aanleg van de elektra in deze hennepkwekerij. Voorts zijn er geen omstandigheden gebleken waaruit kan worden afgeleid dat verdachte daarna op enige wijze betrokken is geweest bij het wegnemen van de elektriciteit. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het ten laste gelegde medeplegen van diefstal van elektriciteit.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde
De rechtbank past ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 14 april 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben in de ten laste gelegde periode meerdere keren bij [naam 1] geweest. Bij mij thuis is een kweekschema gevonden. Het kweekschema dat in de kwekerij bij [naam 1] is aangetroffen lijkt daarvan een kopie te zijn. Ik heb [naam 1] wel vaker geholpen of spullen gegeven, waarschijnlijk heb ik dit schema ook een keer aan hem gegeven. Hij heeft het schema niet bij mij uit de la getrokken, dus hij zal het vast van mij gekregen hebben. Ik ben de beroerdste niet om een kopietje te maken.
U, voorzitter, vraagt mij of het klopt dat ik de [auto] in de loop van 2018 op mijn eigen naam heb gezet. Dat klopt. Daarvoor stond deze in beslag genomen bestelbus op naam van het bedrijf [bedrijf 1] , waarvan ik eigenaar was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 14 maart 2018, opgenomen op pagina 1872 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer BVH 2017186587 d.d. 12 maart 2019, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op dinsdag 13 maart 2018, omstreeks 08:30 uur stelde ik op [straatnaam] [plaats] een onderzoek in. Na het binnentreden zag ik, het volgende: in een slaapkamer aan de voorzijde van de woning trof ik een in werking zijnde hennepkwekerij met 42 jonge hennepplanten aan. Deze hennepplanten stonden in een zogeheten kweektent. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 13 cm. Per m² stonden er 16 planten. In totaal hingen er in de kweekruimte 9 assimilatielampen. In de kweekruimte bevond zich één koolstoffilter. Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren.
3. Een ander geschrift, te weten een overzicht van bakengegevens, opgenomen op pagina 1850 toten met 1852 van voornoemd dossier, zakelijk weergegeven inhoudend de volgende gegevens:
Vervoermiddel: [auto] , [kenteken] .
Bestuurder: [verdachte] .
Van 22 december 2017 tot en met 7 maart 2018 is het vervoermiddel 35 keer aan de [straatnaam] te [plaats] gesignaleerd.
Vervoermiddel: [auto] , [kenteken] Bestuurder: [verdachte] .
Van 18 februari 2018 tot en met 7 maart 2018 is het vervoermiddel 28 keer aan de [straatnaam] te [plaats] gesignaleerd.
4. Een ander geschrift, te weten een iCOV informatieformulier, opgenomen op pagina 275 tot en met279 van voornoemd dossier, zakelijk weergegeven inhoudend de volgende gegevens:
Naam: [verdachte] , geboortedatum [geboortedatum] 1989.
Voertuigen in bezit:
[auto] , kenteken [kenteken] , van 16 oktober 2018 tot 31 oktober 2018.
Voertuigen historie:
[auto] , kenteken [kenteken] , van 6 mei 2017 tot 18 juli 2018.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 mei 2018,opgenomen op pagina 1894 e.v., inhoudend het relaas van verbalisant:
Op dinsdag 20 maart 2018 is de iPhone van verdachte [naam 1] aangeboden bij Team Digitale Opsporing, voor een digitaal onderzoek. Op woensdag 21 maart 2018 werd door collega [naam 9] , medewerker Intake en Service, werkzaam bij Politie Noord-Nederland onderzoek verricht aan de inbeslaggenomen GSM. Op zondag 20 mei 2018 heb ik, de resultaten geopend door middel van het programma UFED reader. Ik, verbalisant zag een WhatsApp gesprek tussen [naam 1] en [verdachte] (+ [telefoonnummer] ). Ik heb het telefoonnummer gecontroleerd in het bedrijfsprocessensysteem van de politie en zag dat dit telefoonnummer gekoppeld is aan [verdachte] geboren [geboortedatum] 1989.
[naam 1] staat voor [naam 1] en [verdachte] voor [verdachte] .
24-02-2018
J: Ja klein beetje niet erg maar niet zeiknat
J: Maar nog gwn mooi groen zeker
A: Ja gaat goed hoor
A: Zien er mooi uit
J: Mooi man ja als jij denkt om nog weekje door te gaan mag van mij
J: Maar ik denk dat beste is dat ik maandag ff kom kijken of morgen om half 7
J: Voorzichtig spuiten wel met lauw water he
01-03-2018
J: Je hebt daar alles he
A: Ja klopt
A: Behalve knip machine
J: Ja die moet nog ff schoon
09-03-2018
A: Rij je ook nog langs de zaak
A: Heb wel die meeldauw nodig
J: Word morgen
A: Kwam je nog wel kijken
J: Morgen ja heb ff visite
10-3-2018
J: Je mag het van mij wel opruimen
J: Maar doe straks maar alles uit. Dicht sealen.
A: Ja komt goed.
A: 3654 meer is het niet.
J: Oké is het te droog?
A: Nee het is mooi zo.
A: Kan er ook niet meer van maken.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde
De rechtbank overweegt met betrekking tot het medeplegen van de hennepteelt als volgt. De betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezen verklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde af dat verdachte in de ten laste gelegde periode op een aanzienlijk aantal momenten bij de hennepkwekerij is geweest. Dit blijkt uit de peilbakengegevens waaruit blijkt dat de auto van verdachte steeds in de [straatnaam] te [plaats] wordt gesignaleerd, maar verdachte heeft dit zelf ook verklaard. Er zijn daarnaast Whatsappgesprekken tussen verdachte en medeverdachte [naam 1] uitgelezen door de politie. De data van de gesprekken en de inhoud daarvan passen bij de aangetroffen hennepkwekerij, uitgaande van een gemiddelde kweekcyclus van tien weken. Op het moment van het aantreffen van de hennepkwekerij op 13 maart 2018 staan er jonge plantjes van gemiddeld ongeveer dertien centimeter hoog. Op 24 februari 2018 heeft verdachte tegen medeverdachte [naam 1] gezegd dat de plantjes nog een week mochten staan. De rechtbank leidt hieruit af dat eind februari 2018 de planten zijn geoogst. Het is zeer aannemelijk dat vervolgens begin maart hiervoor nieuwe jonge planten in de plaats zijn gekomen. Deze omstandigheden wijzen erop dat de WhatsAppgesprekken betrekking hebben op de kwekerij die is aangetroffen in de woning aan de [straatnaam] . Uit deze uitgelezen WhatsApp-gesprekken valt voorts naar het oordeel van de rechtbank af te leiden dat verdachte zeggenschap had over de hennepkwekerij in de woning van medeverdachte [naam 1] . Onder andere geeft verdachte toestemming om de planten een week langer te laten staan en geeft verdachte (dwingende) instructies over de verzorging van de planten. Ook blijkt uit de gesprekken dat verdachte zou komen kijken naar de staat van de planten. De verklaring van verdachte dat hij slechts bij medeverdachte [naam 1] op bezoek kwam, acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig en schuift deze terzijde. Anders dan de raadsman is de rechtbank daarom van oordeel dat het handelen van verdachte verder ging dan het verschaffen van middelen en inlichtingen. Daar komt bij dat verdachte medeverdachte [naam 1] van een kweekschema heeft voorzien. Verdachte was zodanig nauw betrokken bij de hennepkwekerij dat van medeplegen gesproken kan worden.
Met betrekking tot de ten laste gelegde periode overweegt de rechtbank dat de data in de voornoemde WhatsApp-gesprekken overeen komen met de redelijkerwijs aan te nemen kweekcyclus. Nu de rechtbank gelet op het voorgaande uitgaat van een eerdere oogst eind februari 2018 en rekening houdend met een gemiddelde kweekcyclus van tien weken is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat de hennepkwekerij vanaf eind december 2017 in werking was. De [auto] , die op dat moment op naam van verdachte stond, werd vanaf 22 december 2017 steeds gesignaleerd in de [straatnaam] . Deze omstandigheden wijzen er naar het oordeel van de rechtbank op dat de hennepkwekerij vanaf 22 december 2017 in werking was.
Vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde
In gevallen als het onderhavige, waarin het aantreffen van een hennepkwekerij gepaard gaat met het aantreffen van aanwijzingen dat de elektriciteit die wordt gebruikt voor die kwekerij, kort gezegd, ‘buiten de meter om’ wordt afgenomen, en de verdachte op die grond ook de diefstal van elektriciteit wordt verweten, verdient die diefstal zelfstandige aandacht in de bewijsvoering. De betrokkenheid van de verdachte bij de teelt van hennep brengt immers op zichzelf nog niet mee dat hij zich ook schuldig maakt aan het opzettelijk wegnemen van de daarbij gebruikte elektriciteit. Wel kunnen concrete gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder de teelt plaatsvond, meebrengen dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte zich ook heeft schuldig gemaakt aan het wegnemen van de daarbij gebruikte elektriciteit.
1
Aan de hand van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken stelt de rechtbank vast dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de hennepkwekerij die op 13 maart 2018 is aangetroffen aan de [straatnaam] te [plaats] . Verdachte had zeggenschap en gaf instructies over de verzorging en de oogst van de planten. Daarnaast is verdachte op meerdere momenten in het pand geweest. Van omstandigheden die erop wijzen dat verdachte bemoeienis heeft gehad met de aanleg van de elektra ten behoeve van de hennepkwekerij is de rechtbank echter niet gebleken. Voorts zijn er geen omstandigheden gebleken waaruit kan worden afgeleid dat verdachte daarna op enige wijze betrokken is geweest bij het wegnemen van de elektriciteit. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het medeplegen van diefstal van elektriciteit.
Vrijspraak van het onder 5 primair ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het onder 5 primair ten laste gelegde, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 5 subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank past ten aanzien van het onder 5 subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 14 april 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
[naam 2] heeft de spullen voor de kwekerij bij mij gekocht. Het gaat om zes lampen, een koolstoffilter en een afzuigingsinstallatie. Hij heeft bijna de complete installatie bij mij gekocht. Ik ben geregeld bij hem thuis geweest.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 13 maart 2018, opgenomen op pagina 2014 e.v. van voornoemd dossier, als relaas van verbalisant:
Op 13 maart 2018, waren wij op de locatie [straatnaam] te [plaats] in verband met de mogelijke aanwezigheid van een in werking zijnde hennepkwekerij aldaar. In de schuur gekomen zagen wij dat er een in werking zijnde hennepkwekerij zat. Wij zagen na telling dat er 32 hennepplanten stonden, die een lengte hadden van 50-55 centimeter, waarbij de groeitijd naar schatting ongeveer zes à zeven weken was. Voorts zagen wij dat er zes lampen (per stuk 720 watt), een koolstoffilter, een climate control en een opticlimate in de hennepkwekerij aanwezig waren.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 26 maart 2018,opgenomen op pagina 2057 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Ik ben halverwege februari 2018 met het telen van hennep begonnen. Bij die growshop in [plaats] werden de goederen (investeringen) aangeschaft. [bedrijf 1] . Daar hebben jullie ook een inval gedaan dus. Die jongen, de eigenaar, is een vriend van mij. Dat is [verdachte] .
Bewijsoverwegingen met betrekking tot het onder 5 subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 1° of 2º van het Wetboek van Strafrecht, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige hoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat er op 13 maart 2018 een hennepkwekerij met 32 planten is aangetroffen in de schuur bij de woning aan [straatnaam] te [plaats] . Verdachte is naar eigen zeggen regelmatig bij de daar woonachtige [naam 2] op bezoek geweest en heeft lampen, een koolstoffilter en een afzuigingssysteem geleverd. Ook uit de verklaring van medeverdachte [naam 2] blijkt dat verdachte de goederen ten behoeve van de kwekerij heeft geleverd. Naar het oordeel van de rechtbank kan dus worden vastgesteld dat verdachte de goederen die nodig waren voor de inrichting van de hennepkwekerij heeft geleverd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij weliswaar spullen heeft geleverd, maar dat hij niet wist dat de goederen zouden worden gebruikt voor een hennepkwekerij met meer dan vijf planten. Gelet op de wijze waarop de kwekerij was ingericht, met zes lampen met een vermogen van 720 watt en een klimaatsysteem met een Opticlimate, acht de rechtbank deze verklaring ongeloofwaardig. De door verdachte geleverde goederen, in gezamenlijkheid beschouwd, waren naar hun aard gericht op het inrichten van een professionele hennepkwekerij. Verdachte heeft door deze goederen te leveren de aanmerkelijke kans dat er een grotere hennepkwekerij zou worden ingericht dan voor het kweken van een paar planten voor eigen gebruik welbewust op de koop toe genomen. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zowel opzet heeft gehad op het verschaffen van middelen als voorwaardelijk opzet op het ten laste gelegde gronddelict.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 6 primair ten laste gelegde
De rechtbank past ten aanzien van het onder 6 primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 14 april 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb spullen voor de kwekerij van [naam 3] in [plaats] geleverd. Ik heb ook wel eens wat afval voor hem weggegooid. Zo heb ik in februari 2018 bij het [plaats] aan het [straatnaam] in [plaats] 15 vuilniszakken met hennepafval gedumpt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 16
maart 2018, opgenomen op pagina 2101 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 13 maart 2018 stelden wij op [straatnaam] , [plaats] , een onderzoek in. Hierbij bleek dat er op de zolder van de garage een inwerking zijnde hennepkwekerij zat. Na het binnentreden zagen wij het volgende: op de zolder van de garage is een ruimte gebouwd waar een hennepkwekerij is gevestigd.
In totaal stonden er 21 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 15 cm. Per m² stonden er vijf planten. Wij, verbalisanten, constateerden op grond van onze kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 20 maart 2018,opgenomen op pagina 2166 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 3] :
V: Hoe bent u aan de plantjes gekomen?
A: Via die jongen.
V: Wanneer zijn deze plantjes gekocht?
A: Vorig jaar oktober en die van nu 3 weken terug.
V: Wie heeft je beïnvloed?
A: Ja die jongen, hij moest er ook wat aan hebben. Ik wist niet hoe het moest, hij hielp mij en hij kreeg er hennep voor terug.
V: Wat kostte het materiaal in totaal?
A: Niks. Alles werd gebracht door die jongen, hij nam alles mee. Dit deed hij zelf.
V: Wie waren er betrokken bij de inrichting van de hennepkwekerij?
A: Ik en die jongen, niemand anders.
A: Het klopt, de jongen die mij geholpen heeft is [verdachte] .
V: We hebben je gevraagd of je wilde stoppen. Dat wilde jij, zeg je. Heb je [verdachte] hierover gesproken?
A: Jawel, alleen hij vertelde handje klap en dat we niet gingen stoppen. Het was mijn woord, we hadden het afgesproken.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 maart 2018,opgenomen op pagina 2072 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 7 december 2017 bleek dat uit het peilbaken dat de [auto] , waarvan bekend is geworden dat deze in gebruik is bij de verdachte [verdachte] , geparkeerd stond aan de achterzijde van de woning gelegen aan de [straatnaam] te [plaats] . Het voertuig stond daar stil van 18:40 uur tot 18:44 uur.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2018,opgenomen op pagina 2108 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 13 maart 2018 is door mij een stuk folie in beslag genomen. Dit folie werd aangetroffen op de zolder van perceel [straatnaam] te [plaats] . De afgetimmerde ruimte was aan de binnenzijde voorzien van zwart folie. Op een deel van de folie waren hand/vingerafdrukken zichtbaar.
6. Een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving inbeslagname d.d. 16 maart 2018, opgenomen oppagina 2109 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend:
Inbeslagneming: [straatnaam] , [plaats]
Datum: 13 maart 2018
Omstandigheid: folie met daarop hand/vingerafdruk in beslag genomen. Folie was gebruikt bij de bouw van hennepkwekerij.
Volgnummer: PL0100-2018063680-987759.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van dactyloscopisch vooronderzoek d.d. 9 april 2018, opgenomen op pagina 2111 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Goednummer: PL0100-2018063680-987759.
Door mij werd op 9 april 2018 een forensisch onderzoek verricht naar dactyloscopische sporen aan onderstaande sporendrager: Stuk alu folie met daarop hand/vingerafdrukken.
Vervolgens heb ik de folie onderzocht met wit licht op de aanwezigheid van dactyloscopische sporen. Hierbij zag ik dactyloscopische sporen midden op de folie. De sporen zijn door mij gefotografeerd onder SIN AALN7466NL, SIN AALN7463NL, SIN AALN7465NL en SIN AALN7464NL en doorgestuurd naar de afdeling Analyse & Interpretatie van het dactyloscopisch laboratorium voor vervolgonderzoek.
8. Een ander geschrift, te weten een rapport dactyloscopisch onderzoek d.d. 24 april 2018,
opgenomen op pagina 2116 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 10] :
Kenmerk spoor: AALN7464NL
Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon geregistreerd onder: [verdachte] , geboortedatum [geboortedatum] 1989.
Bewijsoverwegingen met betrekking tot het onder 6 primair ten laste gelegde
De rechtbank overweegt met betrekking tot het medeplegen van de hennepteelt als volgt. De betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezen verklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn.
Op 13 maart 2018 is in het pand aan de [straatnaam] te [plaats] een hennepkwekerij aangetroffen. Op een stuk folie aan de binnenkant van de ruimte waar de kwekerij was ingericht, zijn vingerafdrukken die overeenkomen met die van verdachte aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij spullen heeft geleverd en dat hij wel eens afval heeft weggegooid. De verklaring van verdachte dat zijn betrokkenheid niet verder ging dan dat, acht de rechtbank ongeloofwaardig en schuift deze verklaring in zoverre terzijde. Uit het aangetroffen spoor en de verklaring van medeverdachte [naam 3] leidt de rechtbank af dat verdachte de plantjes aan hem heeft geleverd, dat verdachte samen met Van [naam 3] verantwoordelijk is voor de inrichting van kwekerij en de teelt van de hennepplanten en dat [naam 3] in ruil voor zijn betrokkenheid wat hennep kreeg. Verder volgt uit de verklaring van [naam 3] ook dat hij wel wilde stoppen, maar dat dit niet mocht van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte zeggenschap had over de kwekerij, in zoverre dat het kennelijk aan verdachte was om te bepalen of en hoe lang de hennepkwekerij in werking zou blijven. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan deze verklaring van medeverdachte [naam 3] . De bijdrage van verdachte aan de hennepteelt is van zodanig gewicht geweest van medeplegen gesproken kan worden.
Met betrekking tot de ten laste gelegde periode overweegt de rechtbank dat uit de peilbakengegevens blijkt dat het voertuig van verdachte op 7 december 2017 stond geparkeerd bij de woning aan de [straatnaam] te [plaats] . Zoals uit de verklaring van medeverdachte [naam 3] volgt heeft verdachte de kwekerij ingericht en de hennepplanten geleverd. Hij noemt daarbij dat hij in oktober 2018 is begonnen met de hennepkwekerij. Naar het oordeel van de rechtbank staat, gelet op deze essentiële bijdrage van verdachte bij het inrichten van de kwekerij, daarmee vast dat verdachte vanaf het begin bij de hennepkwekerij betrokken is geweest. De rechtbank acht daarom het onder 6 primair ten laste gelegde voor de gehele ten laste gelegde periode bewezen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde
De rechtbank past ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 14 april 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb een growshop gehad en had veel spullen op voorraad. Ik heb onder andere Opticlimates gehad, die kosten nieuw € 5.000,-. Ik wilde ze repareren en zag er wel handel in. U voorzitter toont mij een offerte voor een voor een hennepkwekerij met een afmeting van 240 x 120 x 200 cm, met zestig kweekpotten. Het kan maar zo dat ik die offerte heb opgesteld. Dat geloof ik wel.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 november 2018,opgenomen op pagina 2415 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 13 maart 2018, werd binnengetreden in een bedrijfspand, welke is gevestigd op de [straatnaam] te [plaats] . Hier is gevestigd " [bedrijf 1] ".
Er werden opticlimates aangetroffen, welke vol pur zaten. Ambtshalve is bekend dat deze opticlimates zijn gebruikt in hennepkwekerijen en dat deze tijdens de ontmanteling door een ruimingsbedrijf onklaar zijn gemaakt onder andere d.m.v. het volspuiten met pur. Ambtshalve is bekend dat opticlimates gebruikt worden voor de grootschalige kweek van hennep. Tijdens de doorzoeking werden bonnen aangetroffen met daarop goederen en bedragen. Ook werden er prijslijsten van leveranciers aangetroffen, onder ander van [bedrijf 2] . Ambtshalve is bekend dat [bedrijf 2] goederen levert, welke veelvuldig worden aangetroffen in hennepkwekerijen. Ook werden vele groeimiddelen, bestrijdingsmiddelen, ventilatoren en dompelpompen aangetroffen. De combinatie van al deze goederen wijst erop dat deze bestemd zijn voor de grootschalige, niet hobbymatige, hennepteelt.
3. een ander geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel d.d. 3 januari 2018,opgenomen op pagina 2393 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Rechtsvorm: Besloten Vennootschap
Statutaire naam: [bedrijf 1]
Enig aandeelhouder: [verdachte] Geboortedatum: [geboortedatum] 1989.
Enig aandeelhouder sedert: 22-12-2017.
Bestuurder: [verdachte] .
Geboortedatum: [geboortedatum] 1989.
Datum in functie: 22-12-2017.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 2428 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 13 maart 2018 werd een onderzoek ingesteld in een bedrijfsloods gelegen aan de [straatnaam] te [plaats] . In dit pand bleek gevestigd te zijn de firma [bedrijf 1] .
Na het binnentreden in deze loods werd een grote hoeveelheid goederen aangetroffen welke gebruikt konden worden voor de professionele teelt van hennep. Het ging hier om zowel nieuwe als gebruikte producten (zie lijst van inbeslaggenomen goederen (rechtbank: deze lijst is aan dit vonnis gehecht en maakt deel uit van de bewijsmiddelen). Tijdens het onderzoek werd bij de toonbank een set bonnetjes aangetroffen met daarop diverse goederen vermeld. De goederen op deze bonnetjes betrof een aantal goederen die geschikt waren voor de beroepsmatige teelt. De opsomming van goederen betrof een offerte voor een professionele kwekerij met een afmeting van 240 x 120 x 200 cm, inclusief de voeding en in dit geval 60 kweekpotten. Bij diverse goederen werd het vermogen, het type en/of inhoud vermeld. Bij de kassa werd een factuur aangetroffen, welke per kas betaald werd. Op de factuur stond een Tumble Trimmer en stonden 20 zakken teelaarde à 50 liter, totaal 1000 liter, vermeld. Achter de factuur zat een bonnetje vastgeniet met daarop onder andere de vermelding "140 kleintjes". Ambtshalve is mij, verbalisant, bekend dat hiermee jonge kleine hennepstekjes worden bedoeld. Er werd een grote hoeveelheid jerrycans en flessen met plantenvoeding en supplementen aangetroffen, in diverse maten en soorten. Het betrof hier voedingslijnen van onder andere de merken Gout, Dutchpro, Canna, Ferro, Aptus. In de administratie van het bedrijf werden diverse prijslijsten aangetroffen van producten welke geschikt zijn voor de professionele hennepteelt. Dergelijke goederen, in samenhang met elkaar, worden in nagenoeg elke professionele hennepkwekerij aangetroffen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 26 maart 2018,opgenomen op pagina 2464 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Bij die growshop in [plaats] werden de goederen (investeringen) aangeschaft. [bedrijf 1] . Die jongen, de eigenaar, is een vriend van mij. Dat is [verdachte] .
Voeding heb ik bij [bedrijf 1] gekocht. Ik heb € 3.500,-- geïnvesteerd en had een kwekerij van 32 hennepplanten.
Bewijsoverwegingen met betrekking tot het onder 7 ten laste gelegde
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aard van de in het pand aan de [straatnaam] te [plaats] aangetroffen goederen als volgt.
Artikel 11a van de Opiumwet stelt strafbaar degene die onder meer te koop aanbiedt, verkoopt of voorhanden heeft stoffen of voorwerpen of gegevens, waarvan hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van hennepteelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf (als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet) en/of het plegen van grootschalige hennepteelt (als bedoeld in art. 11, vijfde lid, van de Opiumwet).
Uit het uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat verdachte sinds 22 december 2017 bestuurder en enig aandeelhouder was van [bedrijf 1] , een growshop. Verdachte heeft zelf ook verklaard dat hij de growshop had. Uit de verklaring van medeverdachte [naam 2] blijkt dat hij de goederen voor een hennepkwekerij die bij hem zijn aangetroffen heeft aangeschaft bij [bedrijf 1] , waarbij hij verdachte als de eigenaar van de zaak bestempelt. Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte de gedurende de ten laste gelegde periode de dagelijkse leiding in het bedrijf had.
Met betrekking tot de vraag welke betekenis toekomt aan de term ‘in de uitoefening van een beroep of bedrijf’ in de zin van artikel 11a van de Opiumwet geldt het volgende.
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat met betrekking tot de vraag of sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige teelt niet zozeer de hoeveelheid planten van belang is, maar veeleer de mate van professionaliteit en de gerichtheid op het behalen van financiële winst. In bijlage 1 van de Aanwijzing Opiumwet (inhoudende o.a. regels met betrekking tot de vervolging bij grote hoeveelheden alsmede bij beroeps- of bedrijfsmatig geproduceerde hoeveelheden) is een lijst opgenomen met indicatoren aangaande de professionaliteit: als aan twee of meer punten van hoge professionaliteit op die lijst is voldaan, wordt, ongeacht de hoeveelheid planten, beroeps- of bedrijfsmatig handelen aangenomen. Een aantal van deze indicatoren zijn: belichting door middel van kunstlicht op tijdklokken, thermostaat- of computergestuurde verwarming, ventilatie door middel van afzuiging naar buiten, een centraal geregeld bevloeiingssysteem en steenwol als bodem.
Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 2428 e.v. van het dossier blijkt dat er in het pand [straatnaam] te [plaats] een grote hoeveelheid goederen is aangetroffen die kon worden gebruikt voor de professionele teelt van hennep. Onder andere zijn hierbij zogeheten Opticlimates, steenwol, lampen en koolstoffilters, maar ook plantenvoeding aangetroffen.
Hierbij verwijst de rechtbank naar de aan dit vonnis gehechte lijst met in beslag genomen goederen. Uit het proces-verbaal blijkt dat deze goederen veelal gebruikt worden voor de hennepteelt. De rechtbank wijst daarbij met name op de aangetroffen koolstoffilters, assimilatielampen, droognetten, transformatoren, Opticlimates, bewateringssystemen en steenwol. Goederen als een Opticlimate en een bewateringssysteem zijn naar hun aard bestemd voor grootschalige en bedrijfs- of beroepsmatige hennepteelt. Hiermee zijn ten minste twee punten van voornoemde lijst met indicatoren van professionaliteit uit de Aanwijzing Opiumwet bestreken, waarmee de bestemming voor bedrijfsmatige teelt is komen vast te staan. De rechtbank beschouwt dan ook de door de politie aangetroffen stoffen en voorwerpen, met name vanwege de combinatie en van de hiervoor specifiek beschreven aangetroffen goederen, als een gezamenlijkheid van goederen die zijn bestemd voor bedrijfs- of beroepsmatige hennepteelt.
Voorts blijkt uit dit proces-verbaal dat er meerdere bonnetjes zijn aangetroffen, waarop onder andere een offerte voor een hennepkwekerij met een afmeting van 240 x 120 x 200 cm stond, met zestig kweekpotten. Ook blijkt uit dit proces-verbaal dat er een bonnetje is aangetroffen met daarop een vermelding ‘140 kleintjes’, waarmee kennelijk jonge hennepplanten worden bedoeld. Hieruit blijkt dat verdachte deze voorwerpen niet alleen voorhanden heeft gehad, maar ook te koop heeft aangeboden.
Dat verdachte wist dat hij met zijn handelen de bedrijfs- of beroepsmatige hennepteelt faciliteerde, staat naar het oordeel van het rechtbank eveneens buiten kijf. Een aantal van de aangetroffen goederen is, zoals hiervoor overwogen, naar aard bestemd voor bedrijfs- of beroepsmatige hennepteelt. Zo heeft verdachte zelf verklaard dat een Opticlimate een nieuwprijs van € 5.000,00 heeft. Dat dergelijke apparatuur slechts voor een hobbymatige hennepkwekerij zou worden gebruikt is zeer onaannemelijk. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich niet met grootschalige hennepteelt heeft bezig gehouden en dat hij de goederen slechts wilde verkopen voor hobbyteelt. De rechtbank acht deze verklaring dan ook ongeloofwaardig. Naar het oordeel van de rechtbank kan het daarom niet anders zijn dan dat verdachte wist dat de aangetroffen goederen bestemd waren voor bedrijfs- of beroepsmatige hennepteelt.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 8 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 april 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 maart 2018,opgenomen op pagina 194 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek vuurwapen en munitie d.d. 1 mei 2018, opgenomen op pagina 2223 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 3, onder 5 subsidiair, 6 primair, 7 en 8 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
onder 3:
hij in de periode van 22 december 2017 tot en met 13 maart 2018 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld in een slaapkamer van een woning, perceel [straatnaam] , 42 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
onder 5 subsidiair:
[naam 2] in de periode van 14 februari 2018 tot en met 13 maart 2018 te [plaats] , opzettelijk heeft geteeld in een schuur op het perceel [straatnaam] , 32 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 14 februari 2018 tot en met 13 maart 2018, te [plaats] , opzettelijk middelen en inlichtingen heeft verschaft, door aan die [naam 2] de middelen nodig voor de inrichting van die hennepkwekerij en voor de teelt van die hennepplanten ter beschikking te stellen;
onder 6 primair:
hij in de periode van 7 december 2017 tot en met 13 maart 2018, te [plaats] , tezamen en in
vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld op de zolder van een pand, perceel [straatnaam] , 21 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
onder 7:
hij in de periode van 22 december 2017 tot en met 13 maart 2018 te [plaats] stoffen en voorwerpen heeft te koop aangeboden en voorhanden gehad, te weten -onder meer- de goederen die op 13 maart 2018 in het bedrijfspand, perceel [straatnaam] , aldaar, in beslag zijn genomen, zijnde de goederen die vermeld staan op de aan dit vonnis gehechte lijst, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
onder 8:
hij op 13 maart 2018 te [plaats] een vuurwapen van categorie II onder 2 en 3, te weten een machinepistool (pistoolmitrailleur), en munitie van categorie III, te weten 50 patronen (.32 Auto [Synoniem 7,65 mm]), voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

3 primair. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
5. subsidiair. medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
6. primair. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwetgegeven verbod;
7. voorwerpen te koop aanbieden en voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tothet plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
8. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan metbetrekking tot een wapen van categorie II en munitie van categorie III.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft aangevoerd dat hij bij het bepalen van zijn strafeis rekening heeft gehouden met het tijdsverloop tussen de pleegdata en de datum van de zitting.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een taakstraf van kortere duur. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat een taakstraf van de gevorderde duur problemen op kan leveren voor het werk van verdachte, nu hij als zzp-er werkt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is gedurende een langere periode als medepleger bij een tweetal hennepkwekerijen en als medeplichtige bij een andere hennepkwekerij betrokken geweest. Gelet op de wijze waarop de hennepkwekerijen waren opgezet was steeds sprake van een zekere mate van professionaliteit met betrekking tot de kwekerijen. Daarnaast heeft verdachte een grote hoeveelheid goederen voorhanden gehad en te koop aangeboden, waarvan hij wist dat deze goederen bestemd waren voor bedrijfs- of beroepsmatige hennepteelt. Verdachte heeft met zijn handelen de bedrijfs- of beroepsmatige hennepteelt gefaciliteerd. Hij is een belangrijke schakel gebleken bij het telen van hennep. Verdachte heeft, door aldus te handelen, zich in het illegale hennepcircuit begeven en heeft bijgedragen aan de daaraan gerelateerde criminaliteit. Door de productie van hennep wordt de volksgezondheid in gevaar gebracht en verdachte heeft daaraan bijgedragen. Daarnaast is algemeen bekend dat de activiteiten waarmee verdachte zich heeft ingelaten veelal gepaard gaan met sociale overlast, geweld, bedreigingen en ripdeals. Verdachte heeft zich hiermee welbewust ingelaten, kennelijk gedreven door financiële motieven. Ten slotte heeft verdachte een semiautomatisch wapen en munitie voorhanden gehad. Door een wapen en munitie voorhanden te hebben heeft verdachte bijgedragen aan het gevoel van onveiligheid in de maatschappij. Het is algemeen bekend dat het ongecontroleerde bezit van wapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen veroorzaakt. De combinatie van het actief zijn in het illegale hennepcircuit en het voorhanden hebben van een semiautomatisch wapen baart de rechtbank grote zorgen, gelet op wat hiervoor is overwogen over het geweld wat vaak samengaat met de illegale hennepteelt. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het uittreksel justitiële documentatie van 4 maart 2022 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor hennepteelt. Uit het reclasseringsrapport van 21 januari 2021 blijkt dat verdachte als jachtspuiter (zzp-er) werkt. Uit het rapport blijkt voorts dat er zorgen bestaan omtrent het sociale netwerk van verdachte.
Medeverdachten in het onderzoek zijn of waren kennelijk vrienden van verdachte. Dit roept vragen op over het milieu waarin verdachte zich begeven heeft. Een forse voorwaardelijke straf is daarom wenselijk om verdachte ervan te weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Een strafzaak moet in beginsel twee jaar nadat verdachte mag verwachten dat hij vervolgd zal gaan worden met een einduitspraak worden afgedaan. In dit geval is die redelijke termijn fors overschreden: verdachte is op 13 maart 2018 in verzekering gesteld. Op dat moment is die termijn aangevangen. De einduitspraak is op 19 mei 2022. Naar vaste rechtspraak moet overschrijding van de redelijke termijn in beginsel tot strafvermindering leiden. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met dit tijdsverloop.
In beginsel worden alleen al voor het voorhanden hebben van vuurwapens onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd. Gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn acht de rechtbank dit niet passend. Om de ernst van de feiten te benadrukken en om verdachte ervan te weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen, acht de rechtbank een forse voorwaardelijke gevangenisstraf passend. Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank dient ingevolge artikel 353, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering een beslissing te nemen over de met toepassing van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering inbeslaggenomen voorwerpen ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven. Dit zijn de goederen op de aan dit vonnis gehechte lijst, vermeld onder IBN-code D.01.01.01 tot en met
D.03.01.01. Deze goederen staan tevens vermeld in de kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 559 tot en met 569 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer BVH 2017186587 van 12 maart 2019.
De rechtbank acht de op deze lijst vermelde in beslag genomen goederen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu zij bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten zijn aangetroffen en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten, terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 47, 48 en 57 van het
Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2, 4 en 5 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3, 5 subsidiair, 6 primair, 7 en 8 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
tweejaren, een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
een taakstraf voor de duur van 180 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van negentig dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen goederen vermeld onder IBN-code D.01.01.01 tot en met D.03.01.01.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra voorzitter, mr. A. de Jong en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 mei 2022.