ECLI:NL:RBNNE:2022:1753

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
18/730049-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in strafvervolging tegen rechtspersoon na ontbinding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, vertegenwoordigd door een verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de strafvervolging. De zaak betreft een tenlastelegging waarbij de verdachte in de periode van 22 december 2017 tot en met 13 maart 2018 betrokken zou zijn geweest bij het bereiden, verwerken, verkopen, en vervoeren van stoffen en/of voorwerpen die onder de Opiumwet vallen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechtspersoon op 1 november 2018 is ontbonden en uitgeschreven uit het Handelsregister. Dit betekent dat het recht tot strafvordering tegen de rechtspersoon als vervallen moet worden beschouwd, aangezien de vervolging is ingesteld op 4 maart 2022, terwijl de rechtspersoon al niet meer bestond. De officier van justitie heeft aangevoerd dat hij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, en de raadsman van de verdachte heeft dit standpunt ondersteund.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen bewijs is dat de vervolging van de verdachte op een eerder moment is aangevangen. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18/730049-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 mei 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

laatstelijk gevestigd te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 april 2022. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 12 mei 2022.
Verdachte is ter terechtzitting van 12 mei 2022 verschenen, in de persoon van haar vertegenwoordiger,
[naam] , wonende te [straatnaam] , [plaats] .
Verdachte is bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden. Ter terechtzitting van 12 mei 2022 is verdachte noch zijn raadsman verschenen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting van 14 april 2022 vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf, en ter terechtzitting van 12 mei door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 22 december 2017 tot en met 13 maart 2018 te [plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, in elk geval in Nederland, stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten onder meer- de goederen die op 13 maart 2018 in het bedrijfspand, [straatnaam] , aldaar, in beslag zijn genomen, zijnde de goederen die vermeld staan op de aan deze tenlastelegging gehechte lijst, waarvan zij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De officier van justitie heeft aangevoerd dat hij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Namens verdachte heeft de raadsman betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de ontvankelijkheid van de officier van justitie dat het recht tot strafvordering tegen de rechtspersoon als vervallen moet worden beschouwd als aan het bestaan van de rechtspersoon een einde is gekomen. Daarbij is vereist dat op het tijdstip dat vervolging wordt ingesteld voor derden kenbaar is dat aan het bestaan van de rechtspersoon een einde is gekomen, bijvoorbeeld door publicatie in het Handelsregister.
Blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel van 7 maart 2022 is de besloten vennootschap op 1 november 2018 ontbonden. Op die datum is de besloten vennootschap uitgeschreven uit het Handelsregister. De dagvaarding tegen [verdachte] is uitgegaan op 4 maart 2022. Niet is gebleken dat de vervolging van [verdachte] op een eerder moment is aangevangen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het recht tot strafvordering tegen [verdachte] als vervallen moet worden beschouwd. De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de strafvervolging.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. A. de Jong en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 mei 2022.