ECLI:NL:RBNNE:2022:1753
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in strafvervolging tegen rechtspersoon na ontbinding
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, vertegenwoordigd door een verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de strafvervolging. De zaak betreft een tenlastelegging waarbij de verdachte in de periode van 22 december 2017 tot en met 13 maart 2018 betrokken zou zijn geweest bij het bereiden, verwerken, verkopen, en vervoeren van stoffen en/of voorwerpen die onder de Opiumwet vallen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechtspersoon op 1 november 2018 is ontbonden en uitgeschreven uit het Handelsregister. Dit betekent dat het recht tot strafvordering tegen de rechtspersoon als vervallen moet worden beschouwd, aangezien de vervolging is ingesteld op 4 maart 2022, terwijl de rechtspersoon al niet meer bestond. De officier van justitie heeft aangevoerd dat hij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, en de raadsman van de verdachte heeft dit standpunt ondersteund.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen bewijs is dat de vervolging van de verdachte op een eerder moment is aangevangen. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren, en is openbaar uitgesproken.