ECLI:NL:RBNNE:2022:1752

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
18/750011-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van hennepteelt en diefstal van elektriciteit, veroordeling voor wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1984, die werd beschuldigd van hennepteelt, diefstal van elektriciteit en wapenbezit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 4, die betrekking hadden op hennepteelt en diefstal van elektriciteit, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor zijn betrokkenheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte slechts enkele keren in de nabijheid van de hennepkwekerij was gezien en dat er geen bewijs was dat hij op de hoogte was van de hennepteelt of dat hij betrokken was bij de diefstal van elektriciteit.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijke macht had over het wapen en de munitie, aangezien deze waren aangetroffen in een opslagbox die hij huurde. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van veertig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18/750011-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 mei 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] ,
[plaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 april 2022. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 12 mei 2022.
Verdachte is ter terechtzitting van 14 april 2022 verschenen, bijgestaan door mr. P.R. Logemann, advocaat te Leeuwarden. Ter terechtzitting van 12 mei 2022 zijn beiden niet verschenen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting van 14 april 2022 vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf, en ter terechtzitting van 12 mei 2022 door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 13 oktober 2017 tot en met 13 februari 2018 te [plaats] , (althans) in de gemeente Marne, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een kelderruimte van een pand (perceel [straatnaam] , aldaar) (een) hoeveelhe(i)d(en), althans 259, hennepplanten, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal van (in totaal) meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 oktober 2017 tot en met 13 februari 2018, te [plaats] , (althans) in de gemeente De Marne, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, elektriciteit, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] ., in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektrische energie onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2017 tot en met 13 maart 2018 te [plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of neer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een [vrijstaande] schuur op het perceel [straatnaam] , (aldaar) (een) hoeveelhe(i)d(en), althans 160, hennepplanten, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal van (in totaal) meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2017 tot en met 13 maart 2018 te [plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, elektriciteit, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektrische energie onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
5.
hij op of omstreeks 13 maart 2018 te [plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, een vuurwapen van categorie III onder 1, te weten een (geladen) revolver (Rossi) en/of munitie van categorie III, te weten 69 kogelpatronen (.38 Special) en/of 22 knalpatronen (9 mm) en/of 41 kogelpatronen (.357 Magnum) en/of 18 hulzen (.38 Special/.357 Magnum), voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en Munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft hiertoe ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde aangevoerd dat kan worden bewezen dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de hennepkwekerij in het pand aan de [straatnaam] te [plaats] . Verdachte is met medeverdachte [naam 1] meermalen in het pand geweest. De verklaring van verdachte dat hij daar aanwezig was voor sociaal contact is ongeloofwaardig. In het verlengde hiervan kan ook worden bewezen dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de diefstal van elektriciteit.
Ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat de auto van verdachte is gesignaleerd bij het pand waarin de hennepkwekerij is aangetroffen. De verklaring van verdachte over zijn aanwezigheid is, in het licht van het eerdere beroep op zijn zwijgrecht, ongeloofwaardig. Er is daarmee voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van het telen van hennep. In het verlengde hiervan is er ook voldoende bewijs voor het medeplegen van diefstal van elektriciteit, aldus de officier van justitie.
Ook het onder 5 ten laste gelegd bezit van het vuurwapen en de diverse soorten munitie kan volgens de officier van justitie worden bewezen. Afgaand op het dossier kan er geen twijfel over bestaan dat deze zijn aangetroffen in de box die door verdachte werd gehuurd. Ook als de lezing van verdachte wordt gevolgd kan het feit worden bewezen. Vast staat immers dat verdachte wel eens in de opslagbox kwam, dat hij beschikte over een sleutel van de opslagbox en zijn vingerafdrukken zijn aangetroffen op een doos waarin munitie zat. Verdachte had de beschikking over het vuurwapen en de munitie en was zich van de aanwezigheid van die goederen bewust, zodat hij voorwaardelijk opzet heeft gehad op het voorhanden hebben daarvan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte zich tijdens de verhoren bij de politie op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Verdachte had hier meerdere redenen voor. Het zwijgen van verdachte komt voort uit zijn culturele achtergrond, maar ook uit een psychologisch gevormd wantrouwen richting anderen. Dat verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen, moet hem daarom niet worden tegengeworpen. Uit de bewijsmiddelen kan niet meer worden afgeleid dan dat verdachte als bezoeker aanwezig is geweest in het pand aan de [straatnaam] te [plaats] . Hieruit kan niet zonder meer worden afgeleid dat verdachte betrokken is geweest bij de hennepkwekerij in dit pand. Ook uit de onderschepte sms-berichten kan geen relatie met een hennepkwekerij worden gelegd. Daarnaast zijn in de kwekerij geen sporen aangetroffen die wijzen naar verdachte. Omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij, kan ook het onder 2 ten laste gelegde, diefstal van elektriciteit, niet worden bewezen, aldus de raadsman.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte goede reden had om zich op zijn zwijgrecht te beroepen. Er bleek een hennepkwekerij te zijn aangetroffen aan de [straatnaam] te [plaats] , waar de schoonzus van verdachte woonachtig was. Hij wilde haar niet belasten door een verklaring af te leggen. Ook hier kan uit het feit dat verdachte in het pand aan de [straatnaam] te [plaats] aanwezig is geweest niet worden afgeleid dat verdachte betrokken is geweest bij de hennepkwekerij die in de schuur is aangetroffen. In het verlengde hiervan dient verdachte ook van het onder 4 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er twee opslagboxen waren. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet meer wist welke opslagbox bij hem in gebruik was. Als verdachte zou hebben geweten dat er in de opslagbox die hij niet gebruikte wapens lagen, dan zou hij daar niet een kist met gereedschap met zijn naam en post zou laten liggen. Mogelijk heeft de politie slordig gehandeld tijdens het onderzoek aan de opslagboxen en zijn er goederen verwisseld. Verdachte had al met al geen beschikkingsmacht over de opslagbox waarin de wapens zijn aangetroffen. Verdachte dient daarom ook te worden vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde leidt de rechtbank uit het strafdossier af dat er op 13 februari 2018 een hennepkwekerij is aangetroffen in een pand aan de [straatnaam] te [plaats] . Ook blijkt uit het dossier dat verdachte in de periode 13 oktober 2017 tot en met 13 februari 2018 op een aantal momenten in of bij het pand is geweest waar de hennepkwekerij ais aangetroffen. Uit de processen-verbaal van observatie blijkt dat verdachte enkele malen bij het pand aan de [straatnaam] in [plaats] naar binnen is geweest. Verdachte wordt door verbalisanten op de beelden herkend. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij meerdere malen bij het pand in [plaats] is geweest. Hij heeft voorts verklaard dat hij steeds met medeverdachte [naam 1] samen bij medeverdachte [naam 2] , de bewoner van het pand, op bezoek ging.
Uit het strafdossier leidt de rechtbank echter ook af dat medeverdachte [naam 1] op aanzienlijk meer momenten bij het pand is geweest. Verdachte heeft verklaard dat hij bij [naam 2] kwam voor de gezelligheid. Zo zou hij daar darten, poolen en een biertje drinken. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze verklaring van verdachte niet als geheel onaannemelijk terzijde worden geschoven. Uit het strafdossier volgt in de kern slechts dat verdachte in de periode van 13 oktober 2017 tot en met 13 februari 2018 enkele malen in of bij het pand is geweest. Voorts blijkt uit het strafdossier niet dat verdachte zelfstandig toegang had tot het pand. Dat verdachte wetenschap zou hebben gehad van de aanwezigheid van de hennepkwekerij in de kelder van het pand, blijkt niet uit het dossier. Ook wanneer verdachte wel op de hoogte zou zijn geweest van de aanwezigheid van de hennepkwekerij, kan naar het oordeel van de rechtbank gelet op het beperkte aantal momenten van zijn geconstateerde aanwezigheid in het pand nog niet worden geoordeeld dat verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de hennepteelt. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 1 ten laste gelegde.
Mede in het verlengde hiervan spreekt de rechtbank verdachte ook vrij van het onder 2 ten laste gelegde. Hoewel er in de auto van verdachte meerdere zegels en zegeltangen zijn aangetroffen, zijn er geen omstandigheden gebleken die erop wijzen dat verdachte bemoeienis heeft gehad met de aanleg van de elektra in deze hennepkwekerij. Voorts zijn er geen omstandigheden gebleken waaruit kan worden afgeleid dat verdachte daarna op enige wijze betrokken is geweest bij het wegnemen van de elektriciteit. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het ten laste gelegde medeplegen van diefstal van elektriciteit.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde leidt de rechtbank uit het strafdossier af dat er op 13 maart 2018 een hennepkwekerij met 160 planten is aangetroffen in de schuur achter de woning aan
de [straatnaam] te [plaats] . Uit het proces-verbaal van observatie blijkt dat verdachte en medeverdachte [naam 3] op 16 januari 2018 in de richting van de [straatnaam] liepen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij daar samen met medeverdachte [naam 3] meermalen is geweest om zijn schoonzus, medeverdachte [naam 4] , te bezoeken. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze verklaring van verdachte niet als geheel onaannemelijk terzijde worden geschoven.
Uit het strafdossier volgt namelijk in de kern slechts dat verdachte in de periode van 20 december 2017 tot en met 13 maart 2018 eenmaal in de buurt van het pand is geweest. Dat verdachte wetenschap zou hebben gehad van de aanwezigheid van de hennepkwekerij in de schuur achter de woning blijkt niet uit het dossier. Ook wanneer verdachte wel op de hoogte zou zijn geweest van de aanwezigheid van de hennepkwekerij, valt niet in te zien op grond van welke bewijsmiddelen zou kunnen worden geoordeeld dat verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de hennepteelt. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 3 ten laste gelegde. In het verlengde hiervan en met verwijzing naar hetgeen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is overwogen, spreekt de rechtbank verdachte ook vrij van het onder 4 ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 14 april 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik gebruikte opslagbox [nummer] of [nummer] . Ik had daartoe toegang. De sleutel van box [nummer] zat aan de sleutelbos met mijn autosleutel. De box die ik op mijn naam huurde had ik feitelijk in gebruik.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking [straatnaam] te [plaats]
d.d. 15 maart 2018, opgenomen op pagina 2186 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer BVH 2017186587 d.d. 12 maart 2019, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op dinsdag 13 maart 2018 was ik ter plaatse op het [straatnaam] te [plaats] . Dit betreft een locatie waar opslagboxen staan en worden verhuurd. De opslagbox [nummer] werd verhuurd aan de verdachte [verdachte] . Tijdens de doorzoeking van het voertuig [auto] , voorzien van kenteken [kenteken] welke in gebruik is bij de verdachte [verdachte] werden twee sleutels aangetroffen. Nadat ik de sleutel probeerde merkte ik dat de roldeur openging. Beide sleutels van de bovengenoemde [auto] pasten op opslagbox [nummer] . Verder werden er in box [nummer] diverse goederen aangetroffen welke verboden zijn volgens de wet wapens en munitie, namelijk:
Luchtdrukwapen merk Walther, geladen revolver, diverse munitie, oefen handgranaat, mes, alarmpistool.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek vuurwapen en munitie d.d.1 mei 2018, opgenomen op pagina 2231 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant:
Op 13 maart 2018 zijn goederen in beslag genomen.
Wapen l
Goednummer PL0100-2017186587-989459
Categorie omschrijving Wapens/munitie/springstof
Object Vuurwapen (Revolver)
Merk/type: Rossi/ .38 Special
Wapennummer: verwijderd
Spoor identificatienr. AAEY4978NL Kaliber: .38 Special
Het voorwerp is een revolver. Het voorwerp is geschikt om projectielen door een loop af te schieten. Het wapen werd bij de afdeling Wapens en munitie beschoten en daaruit bleek dat het wapen naar behoren functioneert. Derhalve is het voorwerp een vuurwapen in de zin van artikel l onder 3, gelet op artikel 2, lid l categorie III onder l van de Wet Wapens en Munitie.
Munitie: l
Goednummer PL0100-2017186587-989465/989468
Categorie omschrijving Wapens/munitie/springstof
Object Munitie (kogelpatroon)
Merken/type GECO /CBC
Aantallen 34 / 35 = 69
Kaliber .38 Special
Deze centraal vuur kogelpatronen zijn geschikt om een projectiel met een vuurwapen, wapen l, te verschieten. Derhalve zijn deze patronen munitie in de zin van artikel l lid 4 in verband met artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
Munitie: 2
Goednummer PL0100-2017186587-989465/989469
Categorie omschrijving Wapens/munitie/springstof
Object Munitie (knalpatroon)
Merken/type Umarex
Aantallen 22
Kaliber 9 mm P. a. k.
Deze centraal vuur knalpatronen zijn geschikt om een projectiel door middel van een vuurwapen, wapen 2 af te schieten. Derhalve is deze patroon munitie in de zin van artikel l onder 4 gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
Munitie: 3
Goednummer PL0100-2017186587-989469
Categorie omschrijving Wapens/munitie/springstof
Object Munitie (kogelpatroon)
Merken/type CBC / Winchester / GECO
Aantallen 7/9/25-41
Kaliber .357 Magnum
Deze centraal vuur kogelpatronen zijn geschikt om een projectiel met een vuurwapen, te verschieten. Derhalve zijn deze patronen munitie in de zin van artikel l lid 4 in verband met artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
Munitie: 4
Goednummer PL0100-2017186587-989469
Categorie omschrijving Wapens/munitie/springstof
Object Munitie (hulzen)
Merken/type GECO / CBC
Aantallen 11 / 7 =18
Kaliber .38 Special / .357 Magnum
Deze hulzen zijn, met de juiste gereedschappen, weer geschikt te maken voor hergebruik. Derhalve zijn bovenstaande patroonhulzen munitie in de zin van artikel l lid
4 in verband met artikel 2 lid 2, categorie III, mede gelet op artikel 3, lid 2, van de Wet wapens en munitie.
4. Een ander geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 21 maart 2018 opgenomen op pagina 627 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Volgnummer l:
Goednummer PL0100-2017186587-989459
Categorie omschrijving Wapens/munitie/springstof
Object Vuurwapen (Revolver)
Merk/type Rossi .38 Special Volgnummer 2:
Goednummer PL0100-2017186587-989463
Categorie omschrijving Wapens/munitie/springstof
Object Vuurwapen (Pistool) Merk/type Umarex Walther P22 Volgnummer 3:
Goednummer PL0100-2017186587-989465
Categorie omschrijving Wapens/munitie/springstof
Object Munitie
Volgnummer 4:
Goednummer PL0100-2017186587-989468
Categorie omschrijving Wapens/munitie/springstof
Object Munitie (Patroon)
Volgnummer 5:
Goednummer PL0100-2017186587-989469
Categorie omschrijving Wapens/munitie/springstof
Object Munitie (Patroon)
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 21 maart 2018, opgenomen op pagina 2251 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 6] : Sinds vorig jaar huurde [verdachte] box [nummer] .
Bewijsoverwegingen
Met betrekking tot het verweer van de raadsman overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat voor het – als pleger – voorhanden hebben van een wapen of munitie vereist is dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig had. De in de rechtspraak in dit verband gebruikte aanduiding van "een meerdere of mindere mate" van bewustheid geeft aan dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voorts vergt het aanwezig hebben van een wapen of munitie dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeft het wapen of de munitie zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden.
De rechtbank stelt aan de hand van het strafdossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken vast dat op 13 maart 2018 in een opslagbox een vuurwapen en munitie zijn aangetroffen. Het vuurwapen en de munitie zijn aangetroffen in box [nummer] . Uit het proces-verbaal van doorzoeking blijkt dat de sleutel van deze opslagbox aan de autosleutels van verdachte vastzat. Getuige [naam 6] heeft verklaard dat verdachte box [nummer] huurde. Daar komt bij dat verdachte heeft verklaard dat de box die hij op zijn naam huurde ook feitelijk bij hem in gebruik was.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet meer goed weet of hij nu box [nummer] of [nummer] in gebruik had. Hij heeft voorts verklaard dat hij geen wapens in zijn opslagbox aanwezig had, omdat hij tegen wapens is. Verdachte heeft verklaard dat mogelijk de inhoud van de opslagboxen door de politie tijdens de doorzoeking verwisseld is.
De rechtbank acht de door de verdachte gestelde toedracht omtrent de aanwezigheid van genoemde wapens en munitie onwaarschijnlijk, nu die toedracht niet meer inhoudt dan een niet nader gespecificeerde bewering en verder door voormelde feiten en omstandigheden wordt weerlegd. Aldus staat voor de rechtbank vast dat de verdachte de wapens en munitie aanwezig heeft gehad en dat hij daarover heeft kunnen beschikken. Verdachte had immers feitelijke macht over het vuurwapen en de munitie, omdat hij als huurder toegang had tot de opslagbox en deze ook feitelijk door hem werd gebruikt. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 5 ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 13 maart 2018 te [plaats] , een vuurwapen van categorie III onder 1, te weten een geladen revolver, Rossi, en munitie van categorie III, te weten 69 kogelpatronen, .38 Special, en 22 knalpatronen, 9 mm, en 41 kogelpatronen, .357 Magnum, en 18 hulzen, .38 Special/.357 Magnum, voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

5. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten en heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de eventueel op te leggen straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft een vuurwapen en munitie voorhanden gehad. Door een dergelijk wapen en munitie voorhanden te hebben heeft verdachte bijgedragen aan het gevoel van onveiligheid in de maatschappij. Het is algemeen bekend dat het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen veroorzaakt. Bij verdachte zijn daarnaast goederen aangetroffen die in verband gebracht kunnen worden met grootschalige hennepteelt. Dit roept vragen op over het milieu waarin verdachte zich kennelijk heeft begeven.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld. Blijkens het reclasseringsrapport van 15 december 2020 volgt verdachte op eigen initiatief een behandeling bij de forensische polikliniek van GGZ in verband met een posttraumatische stressstoornis. Verdachte moet in staat worden geacht een werkstraf uit te voeren.
In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Een strafzaak moet in beginsel twee jaar nadat verdachte mag verwachten dat hij vervolgd zal gaan worden met een einduitspraak worden afgedaan. In dit geval is die redelijke termijn fors overschreden: verdachte is op 13 maart 2018 in verzekering gesteld. Op dat moment is de termijn aangevangen. De einduitspraak is op 19 mei 2022. Naar vaste rechtspraak moet overschrijding van de redelijke termijn in beginsel tot strafvermindering leiden. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met dit tijdsverloop.
In beginsel worden voor het voorhanden hebben van vuurwapens zoals die in het bezit van verdachte onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van enkele maanden opgelegd. Gelet op de forse
overschrijding van de redelijke termijn acht de rechtbank dit niet passend. Om de ernst van het feit te benadrukken acht de rechtbank een taakstraf, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf, wel passend. De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2, 3 en 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van één maand.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van veertig uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van twintig zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. A. de Jong en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 mei 2022.