Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft hiertoe ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde aangevoerd dat kan worden bewezen dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de hennepkwekerij in het pand aan de [straatnaam] te [plaats] . Verdachte is met medeverdachte [naam 1] meermalen in het pand geweest. De verklaring van verdachte dat hij daar aanwezig was voor sociaal contact is ongeloofwaardig. In het verlengde hiervan kan ook worden bewezen dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de diefstal van elektriciteit.
Ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat de auto van verdachte is gesignaleerd bij het pand waarin de hennepkwekerij is aangetroffen. De verklaring van verdachte over zijn aanwezigheid is, in het licht van het eerdere beroep op zijn zwijgrecht, ongeloofwaardig. Er is daarmee voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van het telen van hennep. In het verlengde hiervan is er ook voldoende bewijs voor het medeplegen van diefstal van elektriciteit, aldus de officier van justitie.
Ook het onder 5 ten laste gelegd bezit van het vuurwapen en de diverse soorten munitie kan volgens de officier van justitie worden bewezen. Afgaand op het dossier kan er geen twijfel over bestaan dat deze zijn aangetroffen in de box die door verdachte werd gehuurd. Ook als de lezing van verdachte wordt gevolgd kan het feit worden bewezen. Vast staat immers dat verdachte wel eens in de opslagbox kwam, dat hij beschikte over een sleutel van de opslagbox en zijn vingerafdrukken zijn aangetroffen op een doos waarin munitie zat. Verdachte had de beschikking over het vuurwapen en de munitie en was zich van de aanwezigheid van die goederen bewust, zodat hij voorwaardelijk opzet heeft gehad op het voorhanden hebben daarvan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte zich tijdens de verhoren bij de politie op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Verdachte had hier meerdere redenen voor. Het zwijgen van verdachte komt voort uit zijn culturele achtergrond, maar ook uit een psychologisch gevormd wantrouwen richting anderen. Dat verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen, moet hem daarom niet worden tegengeworpen. Uit de bewijsmiddelen kan niet meer worden afgeleid dan dat verdachte als bezoeker aanwezig is geweest in het pand aan de [straatnaam] te [plaats] . Hieruit kan niet zonder meer worden afgeleid dat verdachte betrokken is geweest bij de hennepkwekerij in dit pand. Ook uit de onderschepte sms-berichten kan geen relatie met een hennepkwekerij worden gelegd. Daarnaast zijn in de kwekerij geen sporen aangetroffen die wijzen naar verdachte. Omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij, kan ook het onder 2 ten laste gelegde, diefstal van elektriciteit, niet worden bewezen, aldus de raadsman.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte goede reden had om zich op zijn zwijgrecht te beroepen. Er bleek een hennepkwekerij te zijn aangetroffen aan de [straatnaam] te [plaats] , waar de schoonzus van verdachte woonachtig was. Hij wilde haar niet belasten door een verklaring af te leggen. Ook hier kan uit het feit dat verdachte in het pand aan de [straatnaam] te [plaats] aanwezig is geweest niet worden afgeleid dat verdachte betrokken is geweest bij de hennepkwekerij die in de schuur is aangetroffen. In het verlengde hiervan dient verdachte ook van het onder 4 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er twee opslagboxen waren. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet meer wist welke opslagbox bij hem in gebruik was. Als verdachte zou hebben geweten dat er in de opslagbox die hij niet gebruikte wapens lagen, dan zou hij daar niet een kist met gereedschap met zijn naam en post zou laten liggen. Mogelijk heeft de politie slordig gehandeld tijdens het onderzoek aan de opslagboxen en zijn er goederen verwisseld. Verdachte had al met al geen beschikkingsmacht over de opslagbox waarin de wapens zijn aangetroffen. Verdachte dient daarom ook te worden vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde leidt de rechtbank uit het strafdossier af dat er op 13 februari 2018 een hennepkwekerij is aangetroffen in een pand aan de [straatnaam] te [plaats] . Ook blijkt uit het dossier dat verdachte in de periode 13 oktober 2017 tot en met 13 februari 2018 op een aantal momenten in of bij het pand is geweest waar de hennepkwekerij ais aangetroffen. Uit de processen-verbaal van observatie blijkt dat verdachte enkele malen bij het pand aan de [straatnaam] in [plaats] naar binnen is geweest. Verdachte wordt door verbalisanten op de beelden herkend. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij meerdere malen bij het pand in [plaats] is geweest. Hij heeft voorts verklaard dat hij steeds met medeverdachte [naam 1] samen bij medeverdachte [naam 2] , de bewoner van het pand, op bezoek ging.
Uit het strafdossier leidt de rechtbank echter ook af dat medeverdachte [naam 1] op aanzienlijk meer momenten bij het pand is geweest. Verdachte heeft verklaard dat hij bij [naam 2] kwam voor de gezelligheid. Zo zou hij daar darten, poolen en een biertje drinken. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze verklaring van verdachte niet als geheel onaannemelijk terzijde worden geschoven. Uit het strafdossier volgt in de kern slechts dat verdachte in de periode van 13 oktober 2017 tot en met 13 februari 2018 enkele malen in of bij het pand is geweest. Voorts blijkt uit het strafdossier niet dat verdachte zelfstandig toegang had tot het pand. Dat verdachte wetenschap zou hebben gehad van de aanwezigheid van de hennepkwekerij in de kelder van het pand, blijkt niet uit het dossier. Ook wanneer verdachte wel op de hoogte zou zijn geweest van de aanwezigheid van de hennepkwekerij, kan naar het oordeel van de rechtbank gelet op het beperkte aantal momenten van zijn geconstateerde aanwezigheid in het pand nog niet worden geoordeeld dat verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de hennepteelt. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 1 ten laste gelegde.
Mede in het verlengde hiervan spreekt de rechtbank verdachte ook vrij van het onder 2 ten laste gelegde. Hoewel er in de auto van verdachte meerdere zegels en zegeltangen zijn aangetroffen, zijn er geen omstandigheden gebleken die erop wijzen dat verdachte bemoeienis heeft gehad met de aanleg van de elektra in deze hennepkwekerij. Voorts zijn er geen omstandigheden gebleken waaruit kan worden afgeleid dat verdachte daarna op enige wijze betrokken is geweest bij het wegnemen van de elektriciteit. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het ten laste gelegde medeplegen van diefstal van elektriciteit.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde leidt de rechtbank uit het strafdossier af dat er op 13 maart 2018 een hennepkwekerij met 160 planten is aangetroffen in de schuur achter de woning aan
de [straatnaam] te [plaats] . Uit het proces-verbaal van observatie blijkt dat verdachte en medeverdachte [naam 3] op 16 januari 2018 in de richting van de [straatnaam] liepen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij daar samen met medeverdachte [naam 3] meermalen is geweest om zijn schoonzus, medeverdachte [naam 4] , te bezoeken. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze verklaring van verdachte niet als geheel onaannemelijk terzijde worden geschoven.
Uit het strafdossier volgt namelijk in de kern slechts dat verdachte in de periode van 20 december 2017 tot en met 13 maart 2018 eenmaal in de buurt van het pand is geweest. Dat verdachte wetenschap zou hebben gehad van de aanwezigheid van de hennepkwekerij in de schuur achter de woning blijkt niet uit het dossier. Ook wanneer verdachte wel op de hoogte zou zijn geweest van de aanwezigheid van de hennepkwekerij, valt niet in te zien op grond van welke bewijsmiddelen zou kunnen worden geoordeeld dat verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de hennepteelt. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 3 ten laste gelegde. In het verlengde hiervan en met verwijzing naar hetgeen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is overwogen, spreekt de rechtbank verdachte ook vrij van het onder 4 ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.