O: Door de politie is vandaag, maandag 25 mei 2020, een hennepkwekerij aangetroffen in een woning aan de [straatnaam 2] [plaats 1] .
V: Wat kun jij hier over verklaren?
A: Ik heb daar tot 10 april 2020 gewoond.
Bewijsoverwegingen bij feit 1
De rechtbank overweegt met betrekking tot het medeplegen van de hennepteelt als volgt. De betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezen verklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn.
Uit het strafdossier blijkt dat op 25 mei 2020 in de woning aan de [straatnaam 2] te [plaats 1] een hennepkwekerij met 362 hennepplanten is aangetroffen. Op dit adres stond medeverdachte [naam 1] ingeschreven, terwijl hij er sinds 10 april 2020 niet meer woonde. Uit de peilbakengegevens blijkt dat de [auto] met kenteken [kenteken] op meerdere momenten in mei 2020 bij de [straatnaam 2] te [plaats 1] is gesignaleerd. Verdachte maakte gebruik van deze bestelbus. Het voertuig bleef steeds voor de duur van ongeveer twintig minuten op deze plaats. Daarnaast is verdachte ook op 12 mei en 18 mei 2020 door verbalisanten alleen bij de woning gesignaleerd waarbij hij met een sleutel de voordeur opende. Uit de verklaring van [naam 3] valt voorts op te maken dat verdachte sinds de verhuizing van [naam 1] dagelijks bij de woning kwam. Verdachte heeft zelf ook verklaard dat hij regelmatig in die woning kwam. De rechtbank leidt uit deze omstandigheden af dat verdachte in mei 2020 regelmatig, voor korte bezoeken van meestal gemiddeld ongeveer twintig minuten, in de woning aan de [straatnaam 2] te [plaats 1] kwam.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met medeverdachte [naam 1] een kleine hennepkwekerij had, maar dat dit niet de hennepkwekerij was die is aangetroffen aan de [straatnaam 2] te [plaats 1] . De WhatsApp-gesprekken zouden betrekking hebben op die (andere) kwekerij. Desgevraagd gaf verdachte aan dat hij niet meer wist waar hij en medeverdachte [naam 1] die hennepkwekerij zouden hebben. Verificatie van dit alternatieve scenario is daardoor niet mogelijk. Bovendien maakt deze omstandigheid zijn verklaring er niet geloofwaardiger op.
Voorts zijn er WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en medeverdachte [naam 1] uitgelezen.
Onder andere blijkt uit deze WhatsApp-gesprekken dat er op 22 mei 2020 om 14:58 uur is gezegd: "Ik ga vandaag nog x heen om lampen op te hangen want er is geen verlichting heb je allemaal afgehaald”. Uit de bakengegevens blijkt vervolgens dat het voertuig op vrijdag 22 mei 2020 omstreeks 17:45 uur tot 18:10 uur op de [straatnaam 2] te [plaats 1] was gesignaleerd. Uit het proces-verbaal blijkt dat een dergelijke situatie zich ook bij WhatsApp-gesprekken op andere data voordeed. Hieruit leidt de rechtbank af dat de WhatsApp-gesprekken betrekking hadden op de hennepkwekerij aan de [straatnaam 2] te [plaats 1] . De rechtbank acht de verklaring van verdachte dan ook ongeloofwaardig en schuift deze terzijde.
Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij spullen moest ophalen bij medeverdachte [naam 1] . Uit de bewijsmiddelen blijkt echter dat medeverdachte [naam 1] reeds in april 2020 was verhuisd. Dat verdachte in mei 2020 spullen bij [naam 1] zou ophalen, acht de rechtbank om die reden ongeloofwaardig en zal ook deze verklaring van verdachte terzijde schuiven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte op een aanzienlijk aantal momenten, ook toen medeverdachte [naam 1] al enige tijd niet meer woonachtig was aan de [straatnaam 2] , de woning bezocht, welke bezoeken vaak van korte duur waren. De duur van deze bezoeken past bij de verzorging van hennepplanten. Uit de uitgelezen WhatsApp-gesprekken blijkt dat verdachte en medeverdachte [naam 1] gesprekken hadden, die niet anders uitgelegd kunnen worden dan dat deze gesprekken betrekking hadden op de hennepkwekerij die is aangetroffen in de woning. Uit deze gesprekken blijkt onder meer dat verdachte instructies heeft gegeven aan medeverdachte [naam 1] , dat verdachte lampen op zou hangen en dat er gesproken werd over voeding en de bewatering. Gelet op de intensiteit van de bezoeken, de handelingen die verdachte kennelijk heeft verricht en de mate van zeggenschap die verdachte blijkens de WhatsApp-gesprekken heeft gehad, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Met betrekking tot de ten laste gelegde periode overweegt de rechtbank dat uit de uitgelezen WhatsApp-berichten valt af te leiden dat de inhoud van de gesprekken vanaf 30 november 2019 hennep gerelateerd is. Om die reden acht de rechtbank bewezen dat de hennepkwekerij vanaf 1 december 2019 in werking is geweest. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
Vrijspraak van feit 2
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
In gevallen als het onderhavige, waarin het aantreffen van een hennepkwekerij gepaard gaat met het aantreffen van aanwijzingen dat de elektriciteit die wordt gebruikt voor die kwekerij, kort gezegd, ‘buiten de meter om’ wordt afgenomen, en de verdachte op die grond ook de diefstal van elektriciteit wordt verweten, verdient die diefstal zelfstandige aandacht in de bewijsvoering. De betrokkenheid van de verdachte bij de teelt van hennep brengt immers op zichzelf nog niet mee dat hij zich ook schuldig maakt aan het opzettelijk wegnemen van de daarbij gebruikte elektriciteit. Wel kunnen concrete gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder de teelt plaatsvond, meebrengen dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte zich ook heeft schuldig gemaakt aan het wegnemen van de daarbij gebruikte elektriciteit.
1
Aan de hand van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken stelt de rechtbank vast dat er op 25 mei 2020 een hennepkwekerij is aangetroffen aan de [straatnaam 2] te [plaats 1] . Uit het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij blijkt dat de stroom buiten de meter om is afgenomen. Van omstandigheden die erop wijzen dat verdachte bemoeienis heeft gehad met de aanleg van de elektra ten behoeve van de hennepkwekerij is de rechtbank echter niet gebleken. Voorts zijn er geen omstandigheden gebleken waaruit kan worden afgeleid dat verdachte daarna op enige wijze betrokken is geweest bij het wegnemen van de elektriciteit. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het medeplegen van diefstal van elektriciteit.
Bewijsmiddelen bij feit 3 primair
De rechtbank acht het onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt: