Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 20 mei 2022 in de zaak tussen
[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Emmen, verweerder
Procesverloop
€ 4.428.
Overwegingen
€ 246.682 opgenomen en een handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat van € 135.428. Hierop is een bedrag van € 85 in aftrek gebracht wegens het ontbreken van het Nederlands onderhoudsboekenpakket, waarna de handelsinkoopwaarde van de auto is bepaald op € 135.343. DRZ heeft geen schade geconstateerd die kwalificeert als meer dan normale gebruiksschade.
In het taxatierapport heeft de taxateur aangegeven dat een bijstelling vanwege de dealersituatie toegepast diende te worden. Hier is bij het vaststellen van de naheffingsaanslag aan voorbij gegaan, waardoor de naheffingsaanslag te hoog is vastgesteld. Ik ken belanghebbende hiervoor een proceskostenvergoeding toe. Het bedrag van € 265 voor het indienen van het bezwaar zal aan u uitbetaald worden...”
ernstigesteenslag) zichtbaar.
Uit het verslag van de telefonische hoorzitting blijkt niet dat de gemachtigde ook maar enige mondelinge toelichting heeft gegeven, maar dat hij enkel aandacht heeft gevraagd voor hetgeen hij reeds schriftelijk had aangevoerd. Onder die omstandigheden acht ik het niet redelijk een vergoeding toe te kennen voor een “hoorzitting” die kennelijk enkel tot doel heeft om te vergoeden proceshandelingen te genereren zonder daadwerkelijk een toelichting te geven op de schriftelijk reeds ingenomen standpunten.”
redelijkerwijsheeft moeten maken. Van een dergelijk uitzonderingsgeval, waarin de kosten niet redelijkerwijs zijn gemaakt, is hier volgens de rechtbank echter geen sprake. In de eerste plaats omdat het doorslaggevende criterium daarvoor niet is wat precies de inhoudelijke inbreng tijdens het hoorgesprek is geweest of hoe succesvol die inbreng uiteindelijk is geweest. Een hoorzitting kan immers ook nuttig zijn om te reageren of te discussiëren. In de tweede plaats is het enkele feit dat een argument dat tijdens een hoorzitting wordt toegelicht eerder al in een schriftelijk stuk is opgenomen, niet fataal. Een andere opvatting zou rechtzoekenden ertoe kunnen bewegen om, in plaats van een (nader) schriftelijk stuk in te dienen, (een deel van) hun inhoudelijke argumenten achterwege te laten omdat zij zich verplicht voelen om op de hoorzitting met nieuwe argumenten te komen. Dit zou dus juist het door verweerder gevreesde effect (te vergoeden proceshandelingen genereren) met zich brengen in plaats van tegengaan. Immers, ook in deze zaak zou het toekennen van een punt voor de hoorzitting in de ogen van verweerder geen enkel probleem zijn geweest als de gemachtigde de aanvulling op zijn bezwaar niet van tevoren schriftelijk had toegestuurd, maar dit alleen mondeling tijdens de hoorzitting had ingebracht. Dan zou het bezwaar op basis van die inbreng gegrond zijn verklaard en zou er dus geen twijfel hebben bestaan over de proceskostenvergoeding.
nade schriftelijke aanvulling op het bezwaar van eiseres (van 10 augustus 2021). Eiseres heeft vervolgens inderdaad het standpunt uit de schriftelijke aanvulling herhaald tijdens de hoorzitting op 18 augustus 2021. Het is niet volslagen ondenkbaar om daaraan de conclusie te verbinden dat daarom redelijkerwijs geen vergoeding hoefde te worden gegeven voor het hoorgesprek.
€ 1.355 te vergoeden.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar uitsluitend voor zover deze ziet op de daarbij toegekende proceskostenvergoeding;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.355.
mr. M.A. Veenstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2022.