ECLI:NL:RBNNE:2022:1731

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
C/18/207573 / HA ZA 21-148
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg mondelinge koopovereenkomst en btw-bepaling in geschil tussen twee besloten vennootschappen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschappen Man&Mach B.V. en BNL Machinery B.V. over de uitleg van een mondelinge koopovereenkomst die in januari 2020 is gesloten. De partijen hebben een koopsom van € 220.000,00 afgesproken voor vier machines, maar er is onduidelijkheid over de vraag of deze prijs inclusief of exclusief btw is. Man&Mach stelt dat de koopsom exclusief btw is, terwijl BNL betoogt dat de prijs inclusief btw is overeengekomen. De rechtbank heeft de communicatie tussen de partijen, met name via WhatsApp, in overweging genomen en geconcludeerd dat BNL gerechtvaardigd mocht aannemen dat de koopsom inclusief btw was. De rechtbank heeft de vordering van Man&Mach om het btw-bedrag van € 46.200,00 te ontvangen afgewezen, omdat Man&Mach niet heeft aangetoond dat BNL op de hoogte was van de algemene voorwaarden waarin stond dat prijzen exclusief btw zijn. Daarnaast heeft BNL in reconventie schadevergoeding gevorderd wegens onrechtmatig beslag dat Man&Mach had gelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beslag ten onrechte was gelegd, waardoor Man&Mach aansprakelijk is voor de schade die BNL heeft geleden door de beslaglegging. De rechtbank heeft Man&Mach veroordeeld tot betaling van € 140,00 aan BNL, vermeerderd met rente, en de proceskosten in reconventie gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer:
Vonnis van 4 mei 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap
MAN&MACH B.V.,
gevestigd te Wirdum (Fr.),
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat: mr. O.M.M. Philips, kantoorhoudende te Haren (Gn),
tegen
de besloten vennootschap
BNL MACHINERY B.V.,
gevestigd te Wehe-den Hoorn,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat: mr. S. Bosma, kantoorhoudende te Heerenveen.
Partijen zullen hierna Man&Mach en BNL genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 augustus 2021;
  • de conclusie van antwoord tevens conclusie van voorwaardelijke eis in reconventie van
  • de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie van 1 december 2021;
  • de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in voorwaardelijke reconventie van 12 januari 2022;
  • de conclusie van dupliek in reconventie van 23 februari 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen Man&Mach als verkoper en BNL als koper is omstreeks eind januari 2020 mondeling een koopovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot vier machines (verreikers). Partijen zijn een koopsom overeengekomen van € 220.000,00.
2.2.
Op 30 januari 2020 heeft de heer [Naam A] (namens Man&Mach, hierna: [Naam A] ) per WhatsApp een printscreen van het nummer van de bankrekening van Man&Mach naar de heer [Naam B] (verbonden aan BNL, hierna: [Naam B] ) gestuurd met daarbij het volgende bericht:
‘Dat is het telnr. Gr. [Naam A] . Geef je even door wanneer je ze komt halen?’
2.3.
Op 31 januari 2020 heeft [Naam B] een WhatsAppbericht naar [Naam A] gestuurd, waarin hij heeft geschreven:
‘ [Naam A] .. die 220.000 over maken op dit nummer…’
2.4.
Daarop heeft [Naam A] geantwoord:
‘Ja’
2.5.
BNL heeft vervolgens een bedrag van € 220.000,00 aan Man&Mach betaald.
2.6.
Op 3 februari 2020 heeft [Naam B] wederom een WhatsAppbericht aan [Naam A] gestuurd, waarop het volgende WhatsAppgesprek tot stand is gekomen:
[Naam B] :
‘Is het geld aangekomen..????’
[Naam A] :
‘’
[Naam B] :
‘Komen vanmiddag de machines halen.. ’
‘Is dat oké..’
[Naam A] :
‘Ja wel even bellen met de planning [telefoonnummer] [planning] ’
2.7.
BNL heeft daarna contact opgenomen met de planning van Man&Mach en heeft diezelfde dag de machines bij Man&Mach opgehaald.
2.8.
Op 6 februari 2020 heeft Man&Mach een factuur naar BNL gestuurd van
€ 266.200,00. Dit bedrag bestaat uit een koopsom van € 220.000,00 en een btw-bedrag van
€ 46.200,00.
2.9.
BNL heeft het volgens Man&Match nog verschuldigde bedrag van € 46.200,00, ondanks sommaties daartoe, niet aan Man&Mach betaald.
3. Het geschil
3.1.
Man&Mach vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. BNL te veroordelen om binnen acht dagen na dit vonnis aan Man&Mach te betalen het onder randnummer 14 van de dagvaarding bedoelde bedrag van € 46.200,00, althans een ander in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 21 februari 2020, althans met ingang van een andere in goede justitie te bepalen datum;
II. BNL te veroordelen om binnen acht dagen na dit vonnis aan Man&Mach de incassokosten ad € 1.237,00 te voldoen, althans een ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
III. BNL te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure, het (na)salaris van de advocaat en beslagkosten daaronder begrepen, een en ander te voldoen binnen acht dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderden met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Man&Mach legt aan haar vordering ten grondslag, zakelijk weergegeven, dat partijen een koopsom van € 220.000,00 exclusief btw zijn overeengekomen, zodat nog een vordering op BNL resteert van € 46.200,00. Partijen hebben tijdens het sluiten van de koopovereenkomst niet gesproken over de btw, maar bij overeenkomsten tussen twee professionele partijen is het gebruikelijk dat over bedragen exclusief btw wordt gesproken, omdat de btw kan worden verrekend. Bovendien heeft een aan BNL gelieerde entiteit eerder een schriftelijke koopovereenkomst met Man&Mach gesloten. Op die koopovereenkomst waren de algemene voorwaarden van Man&Mach van toepassing, waarin is bepaald dat de door Man&Mach genoemde prijzen exclusief btw zijn. BNL kon daarom weten dat in het overeengekomen bedrag van € 220.000,00 geen btw was begrepen.
3.3.
BNL voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Man&Mach in haar vorderingen, althans tot afwijzing daarvan, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Man&Mach in de proceskosten, waaronder de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente. BNL betwist dat dat partijen een bedrag van € 220.000,00 exclusief btw zijn overeengekomen. Partijen zouden mondeling explicitet een koopsom van € 220.000,00 inclusief btw hebben besproken, zo volgt ook uit het WhatsAppgesprek dat na de koopovereenkomst tussen partijen is gevoerd. BNL heeft dat bedrag betaald, zodat geen vordering meer resteert.
3.4.
BNL vordert in voorwaardelijke reconventie, onder de voorwaarde dat de vordering van Man&Mach in conventie wordt afgewezen, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad Man&Mach te veroordelen:
I. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan BNL te betalen een bedrag van € 140,00, te vermeerderen met 1,25% rente over € 60.000,00 te berekenen vanaf
10 augustus 2021 tot aan de dag dat Man&Mach een verklaring van decharge verleent conform productie 6;
II. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan BNL te betalen een bedrag van
€ 13.330,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf
11 augustus 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
III. Man&Mach te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met het verschuldigde griffierecht, alsmede in de nakosten ad € 163,00 (€ 25,00 in geval van conventie en reconventie) aan salaris advocaat en, indien Man&Mach niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis voldoet, € 85,00 aan salaris advocaat en de daadwerkelijke kosten van betekening, en voorts te bepalen dat indien de verschuldigde proceskosten niet binnen veertien dagen na aanschrijving worden betaald, Man&Mach daarover de wettelijke rente verschuldigd is.
3.5.
BNL legt aan haar voorwaardelijke vordering in reconventie ten grondslag, zakelijk weergegeven, dat Man&Mach onrechtmatig conservatoir beslag heeft gelegd, zodat zij de schade die BNL daardoor heeft geleden moet vergoeden. Man&Mach heeft derdenbeslag gelegd op de bankrekening van BNL bij Rabobank, waardoor BNL geen handelstransacties meer kon verrichten. BNL heeft daarom door Rabobank een beslaggarantie moeten laten afgeven, waarvoor zij een bedrag van € 140,00 heeft betaald. Daarnaast is zij over dat bedrag een rente van 1,4% verschuldigd totdat een decharge door Man&Mach wordt verleend. Verder heeft BNL omzetverlies geleden. Door het beslag van Man&Mach heeft BNL voor een Zweedse klant een machine (verreiker) niet kunnen kopen van een Italiaanse leverancier en heeft zij deze machine uiteindelijk bij een Duitse leverancier moeten kopen. Deze Duitse leverancier heeft € 9.880,00 meer in rekening gebracht dan BNL aan de Italiaanse leverancier verschuldigd zou zijn. Daarnaast heeft BNL de Zweedse klant een bedrag van € 3.450,00 moeten betalen, omdat BNL vanwege deze gang van zaken op een later moment een verreiker aan de Zweedse klant kon leveren dan overeengekomen, waardoor deze een verreiker moest huren. De totale schade, een bedrag van € 13.330,00, dient Man&Mach te vergoeden.
3.6.
Man&Mach voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van BNL in haar vordering in reconventie, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van BNL in de kosten van het geding, waaronder de nakosten. Man&Mach betwist dat BNL schade heeft geleden zoals door haar wordt gesteld. BNL heeft niet onderbouwd dat zij in eerste instantie bij een Italiaanse leverancier een verreiker zou aanschaffen en vanwege het beslag van Man&Mach uiteindelijk bij een Duitse leverancier voor een hoger bedrag een verreiker heeft moeten kopen.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Partijen zijn in geschil over de vraag of in de koopsom van € 220.000,00 btw is begrepen. Indien de stelling van Man&Mach (waarvoor zij op grond van artikel 150 Rv de bewijslast draagt) dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst niet over btw hebben gesproken juist is, leidt dat niet zonder meer tot toewijzing van de vordering. In dat geval is immers de vraag of de mondelinge koopovereenkomst tussen partijen zo moet worden uitgelegd, dat in het bedrag van € 220.000,00 geen btw was begrepen. Voor zover het verweer van BNL juist is dat partijen een koopsom van € 220.000,00 inclusief btw zijn overeengekomen omdat zij daar expliciet over zouden hebben gesproken, moet de vordering van Man&Mach worden afgewezen. De rechtbank zal hierna bij de beoordeling ervan uitgaan dat partijen
nietover btw hebben gesproken, zoals Man&Mach stelt, omdat ook in dat geval de vordering moet worden afgewezen. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.2.
Bij de uitleg van een (mondelinge) overeenkomst komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Dit betreft de zogenoemde Haviltex-maatstaf. Ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst kunnen van belang kunnen zijn voor de aan die overeenkomst te geven uitleg (Hoge Raad 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5572).
4.3.
De rechtbank acht bij de uitleg van de overeenkomst allereerst van belang dat er geen (al dan niet ongeschreven) regel bestaat dat professionele partijen onderling
altijdover prijzen exclusief btw spreken. Als partijen bij het sluiten van de koopovereenkomst niet over btw hebben gesproken, kan daaraan dus niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat partijen dus een koopsom exclusief btw zijn overeengekomen. Het gaat er ook dan nog steeds om wat partijen in het concrete geval over en weer van elkaar hebben mogen begrijpen.
4.4.
Verder acht de rechtbank van belang dat BNL bij antwoord onweersproken heeft gesteld dat partijen overeen waren gekomen dat de machines "vooruit betaald moesten worden door girale overmaking alvorens [BNL] ze kon komen ophalen". Mede in dat licht betrekt de rechtbank bij de uitleg van de overeenkomst de inhoud van de onder 2.2. tot en met 2.6. geciteerde WhatsAppberichten. BNL heeft na sluiting van de koopovereenkomst via WhatsApp aan Man&Mach gevraagd of zij
‘die € 220.00,000’naar het door Man&Mach genoemde bankrekeningnummer moest overmaken. Indien partijen een bedrag van
€ 220.000,00 exclusief btw zouden hebben bedoeld, waarbij betaling vooraf ging aan levering, had het voor de hand gelegen dat Man&Mach op dat moment had aangegeven dat BNL niet een bedrag van € 220.000,00 moest betalen, maar een bedrag van € 266.200,00. Man&Mach heeft dat niet gedaan; zij heeft enkel bevestigend geantwoord op de vraag. Een paar dagen later heeft BNL aan Man&Mach gevraagd of
‘het geld is ontvangen’waarop Man&Mach wederom bevestigend heeft geantwoord en te kennen gegeven dat de machines afgehaald mochten worden. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, valt niet in te zien waarom Man&Mach – voor zover partijen een bedrag van € 220.000,00 exclusief btw hebben bedoeld – op dat moment niet heeft geschreven dat het volledige bedrag niet is ontvangen, omdat een bedrag van € 240.00,000 is betaald in plaats van € 266.200,00. Dat Man&Mach akkoord was met een aanbetaling van € 240.000,00 en zij daarna de btw nog in rekening zou brengen, wordt door BNL betwist en heeft Man&Mach niet nader onderbouwd. Nergens blijkt uit dat het door BNL betaalde bedrag een aanbetaling betrof. Verder heeft Man&Mach voor de inhoud van deze WhatsAppgesprekken geen enkele verklaring gegeven. In aanvulling hierop acht de rechtbank van belang dat BNL bij antwoord onweersproken heeft gesteld dat zij, op het moment dat zij de machines kwam afhalen, nog moest wachten tot de aanwezige medewerker van Man&Mach had geverifieerd dat er daadwerkelijk was betaald, pas daarna werden de machines "vrijgegeven".
4.5.
Tot slot heeft Man&Mach onvoldoende onderbouwd dat BNL op de hoogte was van de algemene voorwaarden van Man&Mach waarin zou zijn bepaald dat de genoemde bedragen in een door haar uitgebrachte offerte altijd exclusief btw zijn. De algemene voorwaarden zouden volgens Man&Mach van toepassing zijn verklaard op een koopovereenkomst met een aan BNL gelieerd bedrijf, namelijk BNL Timmerwerken, maar dat wordt door BNL betwist. Man&Mach heeft daarop haar standpunt herhaald, maar heeft haar stelling niet nader onderbouwd. Bovendien is de rechtbank met BNL van oordeel dat, voor zover de algemene voorwaarden wel van toepassing waren op de koopovereenkomst met BNL Timmerwerken, daar niet de conclusie kan worden verbonden dat BNL met die algemene voorwaarden bekend was en moest begrijpen dat het door Man&Mach
mondelinggenoemde bedrag exclusief btw zou zijn.
4.6.
Alle bovengenoemde omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, betekenen naar het oordeel van de rechtbank dat uit met name de gewisselde app-berichten voldoende duidelijk is geworden, en ook voor Man&Mach moet zijn geweest, dat BNL in de veronderstelling verkeerde dat het besproken bedrag van € 220.000,00 inclusief btw zou zijn, ook wanneer er (zoals Man&Mach stelt) in eerste instantie niet expliciet over btw is gesproken. Man&Mach heeft die (volgens haar onjuiste) veronderstelling op geen enkel moment weersproken, integendeel. Zij heeft bovendien, wetende dat partijen afgesproken hadden dat de machines op voorhand betaald zouden moeten worden, bevestigd dat BNL de machines mocht komen afhalen. Op het moment van afhalen is nogmaals geverifieerd dat de koopsom was voldaan, pas daarna mocht BNL de machines meenemen. Gelet op dit alles heeft BNL uit de gedragingen en uitingen van Man&Mach gerechtvaardigd mogen afleiden dat de voor de machines verschuldigde koopsom (inderdaad) volledig was voldaan, en stond het Man&Mach niet vrij om enige tijd later een aanvullende betaling van € 46.200,00 te eisen. Dat betekent dat de vordering in conventie zal worden afgewezen.
4.7.
Man&Mach zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van BNL worden vastgesteld op:
- griffierecht € 2.076,00
- salaris advocaat €
2.228,00(2,0 punt × tarief € 1.114,00)
Totaal € 4.304,00
De nakosten en wettelijke rente over de proceskosten (waaronder de nakosten) zijn eveneens toewijsbaar.
in reconventie
4.8.
Nu de vordering in conventie zal worden afgewezen, is de voorwaarde van de reconventionele vordering in werking getreden, zodat de rechtbank deze hierna zal behandelen.
4.9.
Degene die een (executoriaal of conservatoir) beslag legt handelt op eigen risico en, bijzondere omstandigheden daargelaten, dient de door het beslag geleden schade te vergoeden indien het beslag ten onrechte blijkt te zijn gelegd. Dat is ook het geval indien hij, op verdedigbare gronden van het bestaan van zijn vorderingsrecht overtuigd, bij het leggen van het beslag niet lichtvaardig heeft gehandeld. Bijzondere omstandigheden daargelaten, is de beslaglegger wiens beslag ten onrechte blijkt te zijn gelegd, aansprakelijk uit onrechtmatige daad jegens degeen op wiens recht het beslag inbreuk heeft gemaakt (Hoge Raad 13 januari 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1608).
4.10.
De rechtbank is (in conventie) tot het oordeel gekomen dat de vordering waarvoor Man&Mach beslag heeft gelegd, niet bestaat. Het beslag is daarom ten onrechte gelegd. Man&Mach heeft geen bijzondere omstandigheden gesteld, zodat zij naar het oordeel van de rechtbank uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de schade die BNL door het beslag heeft geleden.
4.11.
Man&Mach betwist dat BNL schade heeft geleden als gevolg van de beslaglegging, maar is daarbij niet ingegaan op de volgens BNL geleden schade met betrekking tot de kosten voor een beslaggarantie van Rabobank van € 140,00 en de rente die in dat verband in rekening wordt gebracht. BNL heeft verwezen naar stukken van Rabobank, maar ook op die stukken is Man&Mach niet ingegaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat Man&Mach onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat BNL schade heeft geleden in de vorm van kosten voor voormelde bankgarantie, zodat dit deel van de vordering zal worden toegewezen.
4.12.
Met Man&Mach is de rechtbank van oordeel dat BNL onvoldoende heeft onderbouwd dat zij schade heeft geleden van € 13.300,00 doordat zij vanwege het beslag een verreiker niet heeft kunnen inkopen van een Italiaanse leverancier en daardoor een verreiker duurder heeft moeten inkopen bij een Duitse leverancier. BNL heeft niet met stukken onderbouwd dat
doorde beslaglegging de koopovereenkomst met de Italiaanse leverancier geen doorgang kon vinden. Zij heeft evenmin onderbouwd dat zij bij deze leverancier een verreiker voor een lager bedrag kon inkopen dan bij de Duitse leverancier. Aan een bewijsopdracht wordt daarom niet toegekomen. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.13.
Gelet op de uitkomst in de procedure in reconventie, zal de rechtbank de proceskosten in reconventie compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Man&Mach in de proceskosten, aan de zijde van BNL tot op heden begroot op € 4.304,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel
6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na aanschrijving tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt Man&Mach in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Man&Mach niet binnen
14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
in reconventie
5.4.
veroordeelt Man&Mach om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan BNL te betalen een bedrag van € 140,00 te vermeerderen met 1,25% rente over € 60.000,00 te berekenen vanaf 10 augustus 2021 tot aan de dag dat Man&Mach een verklaring van decharge verleent conform productie 6 bij dagvaarding;
5.5.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
in conventie en in reconventie
5.7.
verklaart dit vonnis voor wat betreft punt 5.2., 5.3. en 5.4. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S. Huizinga en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 710